Ziehier een auto waarvan de prestaties op het circuit in geen verhouding staan tot zijn sublieme uiterlijk. Maar dat doet er volstrekt niet toe. De ­Ferrari 512 S heeft ten minste drie vitale eigenschappen die in zijn voordeel werken. Ten eerste is het een Ferrari. Ten tweede ziet hij eruit zoals een Ferrari voor lange-afstandsraces er in 1970 uit zou moeten zien. En bovenal: hij werd aangedreven door een 5,0-liter V12, een gillend monster dat 550 pk leverde bij 8.500 tpm.

Waarom is deze Ferrari 512 S belangrijk?

De 512 was een van Ferrari’s laatste competitiesportwagens voordat het merk zich volledig op de F1 richtte. In 1969 had Maranello de handen meer dan vol: de F1-auto voor dat seizoen, de 312, vertoonde vele gebreken. Dan was er ook nog de ongetemde 612 Can-Am-auto die de nodige aandacht opeiste. En aangezien Porsche met de 917 een competitieve auto had – die gebruikmaakte van een maas in het nieuwe reglement waardoor Groep 4-­auto’s een 5,0-liter motor mochten gebruiken, op voorwaarde dat er minstens 25 exemplaren van werden geproduceerd – moest Ferrari haast maken met de 512 S als het een kans wilde maken.

Mauro Forghieri werd belast met het ontwerpen van de auto, waarvoor het stalen semi-monocoque buizenchassis van de 312 P op slimme wijze werd aangepast, en waarvan alle vier wielen voorzien waren van een dubbele wishbone-ophanging. Een deel van het plaatwerk was van aluminium, terwijl aan de achterkant lichtgewicht, nieuwerwets polycarbonaat werd toegepast. Al met al zat er slechts een periode van iets meer dan drie maanden tussen de tekentafelfase en de perspresentatie in ­december 1969…

Hoe presteerde deze Ferrari op de baan?

De maand daarop werden de 25 auto’s die het reglement voorschreef aan de FIA-officials gepresenteerd, in zowel Spider- als Berlinetta-uitvoering. En hoewel er bijna niet was getest, verscheen de auto zo’n drie weken later op Daytona. Onvoorstelbaar eigenlijk. En helemaal verbijsterend was dat Mario Andretti met de Ferrari 512 S pole-position wist te pakken. Minder verrassend was het dat uiteindelijk vier van de vijf 512 S’en uitvielen, hoewel Andretti toch maar mooi een podiumplaats wist binnen te slepen. En dan was er nog de valse hoop naar aanleiding van de 12 uur van Sebring, waar Andretti zelfs won. Daarnaast werden er twee keer, in Japan en Zuid-Afrika, overwinningen behaald die niet meetelden voor het kampioenschap. En in 1970 deden er niet minder dan elf 512’s mee aan Le Mans, hoewel er maar liefst vier tegelijk uitvielen toen ze op de Maison Blanche-sectie met elkaar in botsing kwamen.

Een terugkeer naar de tekentafel leverde de 512 M op, een minder aantrekkelijke maar meer efficiënte auto, waar in 1971 voornamelijk niet-fabrieksrijders in uitkwamen.

Het tijdperk van de 512 eindigde daarom eerder dan gepland; in 1972 wierp Ferrari de 312 PB in de strijd, voorzien van een 3,0-liter twaalfcilinder boxermotor, die enkel door het fabrieksteam werd ingezet. Na 1973 viel het doek voor Maranello in de lange-afstandsracerij, totdat twee decennia later de 333 SP werd geïntroduceerd. En nu? Nu wachten we alweer een hele tijd…

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear