Max Verstappen paart zijn zelfvertrouwen op het circuit aan heel makkelijke manieren in de omgang – hij heeft niets arrogants over zich. Hij is nog steeds pas 20 jaar, maar rijdt al voor het vierde seizoen mee in de Formule 1.

Hij wordt minder afgeschermd dan Hamilton, is authentieker dan Vettel, veel meer betrokken dan Räikkönen, en makkelijker te lezen dan Alonso. Om er maar eens vier te noemen. Hij en Ricciardo bevinden zich vandaag op een sponsorgebeuren met Lada Niva’s, in het Gobustan National Park in Azerbeidzjan, aan de vooravond van de GP aldaar.

Max geniet ervan. ‘Er waren een paar momenten waarop niemand kon zien wat we deden, daar reden we plankgas’, zegt hij. ‘Daniel reed pal naast me, allebei driftend. Soms is het leuk om terug te gaan naar de basis – lol maken. Ouderwets schakelen, terwijl ik eigenlijk vooral ben opgegroeid met auto­maten. Ja, dat was leuk.’

Zeg je nou dat je niet met een handbak kunt rijden?

‘Dat wel, dat wel. Maar ik doe het gewoon niet zo vaak. Dus dan denk ik tijdens de eerste tien meter: oh, gelukkig, ik weet toch nog hoe het moet. En dan kan ik het weer.’ Als zoon van oud-F1-coureur Jos Verstappen en de Belgische kartster Sophie Kumpen zat het er altijd al dik in dat Max geen accountant zou worden. Al op z’n ­vierde zat hij voor het eerst in een kart, en op zijn zevende begon hij met het rijden van wedstrijden.

‘Mijn vader had een kartteam. Een vriend van me, nog steeds een van mijn beste vrienden, was drie toen hij begon met karten. Ik zag hem op de baan, en zei: “Dat wil ik ook doen.” Mijn vader reed toen nog in de F1, dus ik vroeg het aan hem. Hij zei: “Wachten tot je zes bent.” Ik huilde vervolgens dagenlang, tot mijn moeder tegen mijn vader zei: “Ik denk dat we toch maar een kart voor hem moeten kopen.”’

Vroegrijp dus, maar het wierp ook meteen vruchten af

‘Ik had duidelijk de juiste genen, het karten ging goed’, zegt Verstappen met een stevig gevoel voor understatement. ‘Maar dat is nog geen garantie voor de toekomst, want heel veel karttalenten vallen weg, en jongens die niet zo goed waren in karten, blinken opeens uit in auto’s. Het is lastig te voorspellen. Maar ik heb altijd de juiste begeleiding gehad. Mijn vader was hard voor me; ik moest meehelpen met het schoonmaken en het onderhouden van de karts – het was niet alleen maar een speeltuin. Hij wist wat ervoor nodig was om een Formule 1-coureur te worden, en ik denk dat hij me daarop al vanaf heel jonge leeftijd heeft voorbereid, ook al vond ik dat in het begin niet altijd even leuk.’

Zonder inspanning geen resultaat. Max Verstappen won 68 van de 70 kart­races waaraan hij meedeed, waarbij hij vaak won van oudere kinderen. ‘Mijn vader bleef tegen me zeggen: “Er komt een moment waarop iemand je zal verslaan.” Dan vroeg ik me altijd af hoe dat zou voelen. Er was eens een race waarin ik van de baan raakte, terugkwam en tweede werd, en ik zal je vertellen dat dat geen lekker gevoel was. Maar het moest natuurlijk een keer gebeuren.’

Hoe zat het met school?

‘Saai’, zegt hij.

Werd een normale jeugd niet ruw onderbroken?

‘Nee. Nee. [ferm] Ik hield ervan om op het circuit te zijn. Op school zat ik gevangen. Je neemt natuurlijk een flink risico als je stopt met school, maar gelukkig is het goed afgelopen.’ Max mag dan nog jong zijn, de druk van de Formule 1 heeft weinig invloed op hem. Genetische aanleg is één ding, maar z’n zelfvertrouwen komt van elders.

‘Ik spring gewoon in de auto en rijd zo hard ik kan. Die mentaliteit komt vanzelf, daar hoef ik niets voor te doen. Ik hoef nooit na te denken hoe ik me voel voordat ik in de auto stap. Zodra ik mijn helm opzet, ben ik in een andere wereld.’

Ross Brawn zei altijd dat Michael Schumacher racete met een enorme mentale capaciteit in reserve. ‘Dat hangt een beetje af van de situatie waarin je je bevindt’, zegt Max snel. ‘Als je in een auto rijdt die seconden sneller is dan de rest, ja, dan kun je pingpongen op het rechte eind. Als je die marge hebt, kun je op 90 procent rijden en ben je nog steeds sneller. Maar als je auto een ­beetje langzamer is dan de beste van het veld, dan zul je harder moeten ­werken om dichtbij te kunnen komen.’

Hoe zat het met je mentale kracht toen je in het dipje zat?

‘Ik zou dit geen dip willen noemen. Bij een dip ben je gewoon langzaam. Tot nu toe ben ik elk jaar sneller dan ik daar het jaar ervoor was. Er is bij elke race progressie. Ik heb alleen een beetje pech gehad, zo nu en dan. Natuurlijk leer ik daarvan, ik zoek altijd naar het positieve. We zijn snel. Dat is het belangrijkst. De rest is makkelijk op te lossen.’

Heeft iemand hem weleens gevraagd het wat rustiger aan te doen?

‘Ik hoef echt niet in elke bocht de held uit te hangen, dat is niet mijn bedoeling. Sommige zaken die zijn gebeurd, zoals in China, maken me tot een ­betere coureur. Het punt is: ik wist vorig jaar hoe het moest, ik wist het ook het jaar daarvoor, maar op het moment loopt het gewoon even niet zoals ik wil. Dat betekent nog niet dat ik moet veranderen.’

We hebben het over die geweldige race in Brazilië, en Verstappen is enorm eerlijk

‘Dat was goed, maar er kwam ook geluk bij kijken. Zeg maar 50/50. Ik werd de held, maar was ik van de baan geraakt, en dat kan altijd gebeuren, dan hadden de mensen wel anders gereageerd. Dit jaar heb ik een beetje last gehad van die andere 50 procent. Zoals de inhaalactie op Lewis Hamilton in Bahrein.

Dat had mooi uit kunnen pakken, maar helaas. In China verrekende ik mezelf. Soms zit het verschil tussen iets briljants of het zijn van een loser maar in een paar millimeter. Zo is het nou eenmaal in het racen. Dan gaan de mensen op internet over je tekeer, dat is verder prima – iedereen heeft recht op een mening. [kalm] Ik slaap er geen minuut minder door.’

Max benadrukt dat hij over het algemeen ‘redelijk kalm en relaxt’ is

Dus hij zou niet hebben gereageerd zoals Vettel deed toen hij afgelopen jaar in Bakoe in de clinch lag met Lewis Hamilton? ‘Die dingen gaan allemaal heel snel. We hebben het hier wel over een viervoudig wereldkampioen. Ineens verlies je het, je rijdt op de limiet, alles staat op scherp, ook jij als persoon. Ik denk niet dat het een kwestie is van een slecht humeur – het is de wil om te winnen. Hij wilde die race heel graag winnen, en hij dacht dat Lewis hem een remtest had gegeven en zijn race had verpest.’

Zijn ogen ­worden nog altijd groter als we hem vragen om te omschrijven hoe een F1-auto aanvoelt. ‘In een snelle bocht denk je eerst: nee, dit kan niet. Het is fascinerend hoe de auto aan de baan blijft plakken. En hoe groot het verschil is qua insturen als je na een poosje 30 kilo lichter bent door je brandstof­verbruik, is net zo verbijsterend.’

Ineens zien we de glinstering van de jongen in de kart weer terug. Zijn talent is inmiddels echter onomstotelijk bewezen.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear