De beste racecoureur aller tijden verdiende de beste racefilm aller tijden. Het verhaal achter die film is bijna even dramatisch als de film zelf.
 
Geloof ons: Senna is de beste racefilm die ooit is gemaakt. We houden ook van de chique split-screen in John Frankenheimers Grand Prix uit de jaren zestig, en Steve McQueens wilde, carrière-brekende Le Mans heeft zo z’n momenten, en als je Jackie Stewart in zijn ondergoed wilt zien, moet je zeker naar Roman Polanski’s Weekend of a Champion kijken.
 
Maar Senna is een ander verhaal.
 
Deze zomer komt de documentaire – hopelijk, als de distributeur goed naar de fans geluisterd heeft – in de Nederlandse bioscoop. Hij is nu al gelauwerd met allerlei prijzen. Het is een werkelijk geniale film over een werkelijk genie. Het helpt dat Senna een enorm charisma had, en dat zijn verhaal de heilige drie-eenheid had die de klassieke Hollywoodwetten vereisen – de opkomst, de consolidatie en strijd, de vroegtijdige ontluistering – en dat de ondersteunende karakters er mogen zijn. Niet alleen aartsrivaal Alain Prost en gewone rivalen als Nigel Mansell en Nelson Piquet, maar ook figuren als de toenmalige FIA-president Jean-Marie Balestre, wiens ongelooflijke houding alles van een goede satire heeft.
 
‘Ik houd van drama. Mijn films bevatten normaliter niet al te veel gepraat’, zegt de regisseur van Senna, de veelvuldig geprezen Asif Kapadia. ‘Dus toen ik de opnames bekeek die we hadden voor deze film, bekeek ik die alsof ik een dramafilm ging maken, niet als een documentaire.’
 
Drama: Ayrton Senna’s leven en werken waren er niet bepaald van gespeend. Kapadia’s film is dus een documentaire, maar zelfs als je alles al denkt te weten over Senna’s carrière, weet deze opmerkelijke film toch te doen wat alle goede cinematografische drama’s doen: hij houdt je aandacht 90 volle minuten vast en laat je meeleven met de hoofdrolspeler. Er zijn geen verrassingen, en je weet al hoe het afloopt, maar als dat vreselijke moment komt, doet het dat alsnog zo abrupt en finaal dat het je tot op je botten verkleumt.
 
Het is de eerste documentaire die werd gemaakt door het Britse filmbedrijf Working Title (90 films, bijna vier miljard euro opbrengst, zes Oscars, 26 Britse Bafta-prijzen), en het idee ervoor komt van producent James Gay-Rees, wiens vader werkte voor de sigarettenfabrikant John Player Special toen dat merk nog de legendarische zwart met gouden Lotus sponsorde waarin Senna reed, in het midden van de jaren tachtig.
 
Met uitvoerend producent, schrijver en zelfverklaarde Senna-gek Manish Pandey toog hij in de loop van 2006 naar de familie van Senna. Pandey stond erop dat ze niet alleen de drie dagen zouden verfilmen rond dat vreselijke weekeind op Imola in 1994, maar dat de film Senna’s hele leven zou laten zien. Het duurde twee jaar voor ze rond waren met de familie, en het was pas de tweede keer dat de familie toestemde in het maken van een film (de eerste was een extreem dure Hollywood-studiofilm met Antonio Banderas, maar dat mislukte al in 1995), maar toen stond de zaak dan ook op de rit.
 
‘Het duurde acht maanden voordat we voor het eerst een afspraak kregen’, zegt Pandey. ‘Mijn idee voor de film was vanaf het begin dat het verhaal moest worden verteld van een man die ten koste van alles perfectie wilde vinden, die al zijn eer legde in het racen. Ik presenteerde het aan zijn zus Viviane, en aan mensen van de Senna Foundation. Uiteindelijk zat iedereen te huilen en zei Viviane: “Jij kende mijn broer echt”.’
 
Dat de familie Senna meedeed was een ding. Toen moest het duo te biecht bij Formule 1-bovenbaas Bernie Ecclestone, om hem zo ver te krijgen het immense archief in Biggin Hill binnen te mogen (‘Dat duurde 18 maanden,’ zegt Kapadia, ‘maar Bernie en zijn mensen waren heel aardig en begrepen echt wat we wilden gaan doen’). De uitdrukking ‘liefde voor het vak’ kreeg een heel nieuwe betekenis – het duurde twee en een half jaar om de bijna 5.000 uur materiaal te bekijken en eruit te selecteren.
 
‘Voor de makers zat de uitdaging niet welk materiaal te gebruiken, maar in de kunst van het weglaten’
 
Natuurlijk zit er een aantal ongelooflijke shots van binnenuit de auto’s en racescènes in de documentaire – inclusief Senna’s buitenaardse prestatie in de Bijbels regenachtige race in Monaco in 1984, zijn pole-rondje in Monaco in 1988 (‘Ik realiseerde me dat ik voorbij mijn normale doen reed, ik reed veel te hard maar ik vond steeds meer en meer snelheid, ik reed in een andere dimensie’, zei Senna later), en Martin Donnelly’s vreselijke crash op Jerez in 1990 en de gevolgen daarvan.
 
Maar de tot nog toe onbekende beelden waarop de coureurs hun instructies krijgen, zijn bijna even schokkend. Coureurs maken soms de indruk een bende getalenteerde idioten te zijn, en deze beelden brengen je nou niet bepaald op een ander idee. Neem bijvoorbeeld Balestre. Met diens Kim Jong Il-bril, guitige gezicht en moddervette Franse accent, hoor je hem schreeuwen – alsof hij voor een onrustige brugklas staat: ‘Het is de beste beslissing omdat het mijn beslissing is!’ Hij lijkt volstrekt de draad kwijt te zijn.
 
De diversiteit van de beelden, en de opzettelijk gruizige kwaliteit ervan, geeft de film een ongebruikelijke glans. De afwezigheid van een presentator of van geïnterviewden – ooggetuigen hebben op inzichtelijke wijze de voice-overs ingesproken – geeft Senna een zetje waardoor de film boven de gemiddelde documentaire uitsteekt.
 
‘Ik wilde nooit alleen maar interviews doen en daar de film omheen bouwen’, zegt Kapadia. ‘En laten we eerlijk zijn, de hoofdpersoon ontbrak natuurlijk. Ik kon Alain, Ron, Frank, en Nigel interviewen, maar wat konden ze gaan zeggen dat ze al niet eerder hebben gezegd? De Formule 1 is een sport die vanuit alle hoeken wordt gefilmd en gefotografeerd, dus besloot ik van dat materiaal gebruik te maken. Ik wist alles over Senna’s strijd met Prost, en ik was er destijds bij op Imola. Wat ik niet wist, was in hoeverre de Braziliaanse omroep Globo deel van Senna’s leven was, al vanaf het moment dat hij begon met racen, lang voor hij in de F1 debuteerde. In Japan, waar Senna een nationale held was vanwege zijn relatie met Honda, werd hij overal op de voet gevolgd, en dat in een tijd dat iedereen daar al een camera had en hij dus constant in de gaten werd gehouden.’
 
‘Ayrton was een genie in alles wat hij deed, niet alleen op het circuit, maar ook voor de camera. Hij kon praten over racen op een manier waarop niemand anders dat ooit heeft gedaan. En dat kon hij niet in een taal, nee, in twee, drie talen, vloeiend.’
 
Voor Kapadia en de producenten zat de uitdaging niet welk materiaal te gebruiken, maar in de kunst van het weglaten, een veelal pijnlijk proces dat – ze zeggen het zelf – niet iedereen tevreden zal stellen. Er is bijvoorbeeld geen beeld van Donington in 1993, een omissie die Kapadia zo verdedigt: ‘Kijk, dat heeft iedereen al eens gezien, en ik wilde zaken laten zien die nog bijna niemand kent. Ik weet dat het een grootse ronde is, maar we hadden echt een groter verhaal te vertellen dan dat van een snelle ronde. Ook was het die dag rotweer, stonden de camera’s ver weg, en was het beeld dus niet erg goed. Weet je wat Senna die dag eigenlijk heeft gewonnen? Een Sonic the Hedgehog-trofee, omdat de race werd gesponsord door Sega’.
 
Kapadia is al even defensief als het erom gaat waarom hij zijn onderwerp met fluwelen handschoenen heeft aangepakt, en niet wat ruiger en mannelijker – de manier waarop Senna tenslotte ook racete.
 
‘Ik snap dat sommige mensen dat vinden’, zegt Kapadia. ‘Maar de mensen die Ayrton kenden, bij McLaren, bij andere teams, zeiden: “Zo was het”. De mensen die Prost kenden, zeiden: “Zo was het”. We moesten knippen en snijden, maar we hebben niemand woorden in de mond gelegd. Daarbij: we konden toch moeilijk zijn racende leven – van tien jaar – integraal vertellen. Senna stond bij Lotus bekend als een harde kerel, en daar hadden we misschien wel iets meer uit kunnen halen. Maar besef wel dat we een film aan het maken waren, en dat we dat deden voor allerlei verschillende mensen, een heel divers publiek, niet alleen race-fans. Dus moesten we harde beslissingen nemen. Maar een liefdesverklaring aan Senna? Nee. Jackie Stewarts interview uit 1990, toen hij voor de Amerikaanse zender ABC werkte, zit erin. Dan wordt hem gevraagd waarom hij meer crashes had dan alle andere wereldkampioenen bij elkaar. Dan kun je toch niet zeggen dat we proberen Senna als een heilige op te voeren, of wel? Afhankelijk van hoe je naar Senna kijkt, kun je zijn antwoord op twee maniere uitleggen: je vindt hem ofwel een genie en begrijpt hoe hij denkt, of je vindt hem krankzinnig.’
 
Voor Pandey schuilt de kracht van de film maar in een ding. ‘Wat de film maakt, is simpel: alleen Ayrton. Hij was een filmster. Hij zei ooit in een BBC-interview: “Niets is me ooit komen aanwaaien”. Het is schokkend om je te realiseren hoe iemand die zo knap was, zo hard werkte, zo in God geloofde, en zo rijk en succesvol was, zomaar kon sterven.’

Reacties