Hij zwemt al jaren moedig tegen alle stromen van maatschappelijke correctheid in: de Corvette. En hij wordt er alleen maar beter van.
 
Het is het ideale voorbeeld van the car you love to hate en tegelijk het al even ideale voorbeeld van the car you hate to love. Op de allereerste modellen na is de Corvette eigenlijk altijd de foutste auto ter wereld geweest. Op zeer respectabele afstand van andere gegadigden – want als ze in de VS iets fout doen, dan doen ze het goed fout. Oké, de C1, die van 1953 tot 1962 werd geproduceerd, was een feest van Amerikaans jaren vijftig-design. Je moet stekeblind zijn of een ijskoud autohart hebben (en waarschijnlijk allebei) om die Corvettes niet prachtig te vinden. Maar vanaf dat moment ging het heel, heel erg mis. Te veel spoilers, te veel luchtinlaten, te beroerde kwaliteit, te belabberd weggedrag – zelfs de clientèle was voornamelijk herkenbaar aan een angstaanjagend hoog ‘te’-gehalte.
 
In Europa kreeg hij dan ook nooit vaste voet aan de grond. De Corvette mocht dan het beste vertegenwoordigen dat de Amerikaanse sportauto-industrie te bieden had, hij was kwalitatief ver verwijderd van wat Europese merken deden. Dat we hem niet altijd even serieus hebben genomen, zou nog tot daaraan toe zijn, maar de Corvette is decennialang domweg uitgelachen.
 
Tot de komst van de C5, nu tien jaar geleden. Dat was de eerste Corvette die zowaar ook zonder zijwieltjes een bocht doorkwam. Daarnaast bleven de meeste onderdelen bij zo’n exercitie gewoon aan de auto vast zitten, wat een volstrekt unicum mocht heten. Hij was nog altijd geen wonder van rijtechnisch raffinement, verbruikte nog altijd minimaal 1 liter benzine op 2 à 3 kilometer en het interieur was nog immer van Tupperware-plastic gemaakt, maar voor de rest: het begon erop te lijken.
 
Inmiddels zijn we bij generatie nummer zes, en het zeer moeilijk lerende kindje van de auto-industrie mag er dan inmiddels een halve eeuw over gedaan hebben: hij kan nu in grote lijnen de concurrentie met de grote jongens van het oude continent aan.
‘Er zijn nauwelijks grotere motoren in de personenauto-bizz te vinden, maar toch blijven ze hem zonder een zweem van ironie ‘small block’ noemen’
 
Wat hem zo uniek en ook zo aardig maakt, is dat hij, moderniteiten als esp, head-updisplays en stoelverwarming ten spijt, trouw is gebleven aan zijn roots: het is in alles een volbloed Amerikaanse muscle-car gebleven. Dat betekent allereerst natuurlijk een V8-motor met de inhoud van een zeecontainer. Voor de net gepresenteerde Modeljaar 2008-Corvette, zeg maar versie 6.2, hebben de Amerikanen de motor nog wat verder opgeboord. Hij is nog 200 cc groter geworden en meet maar liefst 6,2 liter. Leuk: er zijn nauwelijks grotere motoren in de personenauto-bizz te vinden, maar toch blijven ze hem zonder een zweem van ironie ‘small block’ noemen. Het vermogen en koppel profiteren van de vergroting: die liggen nu op 437 pk (was 404) en 586 Nm (was 546), wat natuurlijk weer gevolgen heeft voor de prestaties. Een Corvette met handbak doet er maar 4,3 seconden over om 100 km/u te bereiken en dendert vervolgens vrolijk door naar een top van 306.
 
Maar goed, dat soort dingen kon elke Corvette al vrij aardig – het ging juist mis als de weg niet langs een liniaal was getrokken. De C5 en vorige C6 verpulverden op dat gebied de armetierige reputatie van hun voorgangers, en deze herziene versie doet daar een schepje bovenop. Aan het onderstel werd weinig gewijzigd – hoefde ook niet, dat was al dik voor elkaar.
 
Dat kon je van de besturing niet zeggen; die was wollig en weinig communicatief. Daar zit je met 400-plus pk niet op te wachten. De stuurinrichting is grondig herzien en is ongeveer 400 keer beter dan voorheen. Je voelt exact wat je voorwielen allemaal aan het aandoen zijn, hoe ze dat vinden en wat je kunt doen om – mocht je daar trek in hebben – hun leven draaglijker te maken. Voor de achterbanden geldt iets soortgelijks, al voel je dat meer in je billen – die vertellen je vrij duidelijk of je nog grip hebt of dat het speelkwartier is begonnen. Het geeft het begrip ‘luisteren naar je lichaam’ een geheel nieuwe invulling. Het is zonder meer bewonderenswaardig hoe onze Corvette-vrienden erin geslaagd zijn zoveel kracht zo eenvoudig beheersbaar te maken. Dat zit ‘m voor een groot deel in de afkomst. Met zo’n enorm motorblok dat zulke wagonladingen trekkracht levert, hoef je bijna niet te schakelen terwijl je altijd genoeg kruit voor een kanonschot ter beschikking hebt.
 
Het is de ideale auto voor ‘het nieuwe rijden’, dat immers zo nadrukkelijk propageert dat je een haakse bocht best in z’n drie kunt nemen. Dat kun je in een C6 prima – stamp daarna op het gas en je gaat alsnog dwars. Schakelen gaat trouwens wel stukken beter dan voorheen; dat hebben de vrienden ook aangepast en dat is geen spierballenwerk meer. Een ander punt van aandacht was het interieur. Het is er aardig op vooruitgegaan. Je kunt voor een dikke vijf mille extra leren bekleding in twee kleuren op het dashboard bestellen. Goed, een R8 is de Corvette vanbinnen niet, maar het is veel erger geweest.
 
Helaas heeft de slurptaks de C6 niet ongemoeid gelaten; al met al ben je voor de basis-Corvette op een tientje na één ton kwijt. Maar het feit blijft dat je ernstig je best zult moeten doen om een auto te vinden die voor dat geld op die manier die prestaties biedt. De C6 is de laatst overgeblevene van het roemruchte geslacht der Muscle-cars en gelijk ook de beste. Long may he run.

Reacties