De i30 is een nieuwe auto waarvoor heel veel is afgekeken bij de concurrentie. Desalniettemin geen slecht woord over de i30 – want er is niks mis mee.
 
Hopelijk voel je je niet besodemieterd, maar het feit wil dat ik bij het schrijven van deze ‘Drives’-stukken zelden of nooit naar mijn aantekeningen kijk. Aan de meeste auto’s bewaar ik levendige herinneringen, zodat teruglezen daar weinig aan toevoegt. Dit keer is het anders. De i30 is zo’n respectabele, geslaagde poging tot een middelgrote hatchback, dat hij meer is dan hij wil zijn. Ik herinner me er niets meer van.
 
Goed dan, de aantekeningen erbij. De i30 krijgt een 1,4-, 1,6- en 2,0-liter benzine-uitvoering en een 1,6- en 2,0-dieselversie. De eerste waarin ik reed, was een 1.6 benzine-uitvoering. Met de motor op zich is niets mis, al is-ie wat luidruchtig bij hoge toerentallen, maar het gemis aan trekkracht is de dood in de pot. Mijn voorkeur gaat in negen van de tien gevallen uit naar een benzinemotor, gewoon omdat ik diesels in een tractor vind horen, maar nu verlangde ik naar zo’n herriemakend aggregaat. Daarin werd ik een dag later gereden, nou, die moet je hebben. De 1.6 benzine levert 122 pk, op papier best aardig, maar het koppel van 154 Nm is gewoon te weinig. Ik moet er niet aan denken dat ik straks achter zo’n echtpaar van 60+ zit die achter hun 1.6 benzine ook nog een caravan met fietsendrager hebben gebonden. Daar komen ongelukken van.
 
Overigens is 60+ niet direct de leeftijdscategorie waarop Hyundai met de i30 mikt. De ‘i’ staat voor innovatief, inspirerend en intelligent – bekende marketingpraat om te voorkomen dat alleen grijze krulspelden op een model afkomen. De praktijk zal het uitwijzen, maar de ervaring leert dat hoe harder je roept dat jij ‘dynamische, jonge, urbane stadsmensen in middle management-posities’ wilt trekken, des te eerder mijn bejaarde buurman er een koopt. Dat heeft in dit geval te maken met de altijd gunstige prijsstelling van Hyundai’s en natuurlijk met dat logo voorop. Toch: als je je geld liever aan andere zaken besteedt dan zoiets banaals als een auto, dan moet je ook in staat zijn even voorbij die gestileerde H op de neus te kijken.
‘Vele concurrenten raffelen die grote plastic delen waar jij als bestuurder dagelijks naar moet kijken af met goedkope, grijze troep. Zo niet in de i30.’
De vormgeving van het conceptmodel – de Arnesj – was een stuk gewaagder dan de uiteindelijke versie, maar dat is altijd zo, daar kunnen we mee leven. De uiteindelijke vorm is geslaagd te noemen. Alleen is de samenwerking met Kia dusdanig innig dat dat in de vorm van de auto een-op-een terug te vinden is. Jammerjammer. Autofabrikanten roepen om het hardst dat individualisering, verpersoonlijking en meer van dat soort kreten helemaal bij hun modellen passen, maar ondertussen zie je het verschil tussen een Aygo, C1 of 107 niet. Het is hetzelfde verhaal als bij de Kia Cee’d. Dat is geen wonder, aangezien Kia van Hyundai is, en de i30 en de Cee’d qua model wel iets anders zijn, maar onder de carrosserie bijna identiek zijn. De Kia moet een sportieve, de Hyundai een vriendelijke uitstraling hebben – maar het verschil is te subtiel voor de meeste kopers. Dat men platformen, motoren, wielophangingen, enzovoorts wil delen om makkelijker en sneller een auto te bouwen, dat snappen we. Hij wordt daardoor ook goedkoper en zolang de consument daar baat bij heeft, is daar niets mis mee. Is het dan zo’n grote moeite om de verpakking tenminste origineel te maken? Hij ziet er best goed uit, die i30, maar waarom zou ik geen Cee’d kopen? Rijdt deze beter?
 
Het stuurgedrag van de i30 is op het rechte stuk wat landerig en sowieso nooit echt strak, maar het rijgedrag is aangenaam en de wegligging en de vering goed. De remmen zijn progressief en vergen geen enkele gewenning om ze te laten doen wat ze moeten doen. Hij reed gewoon echt lekker, ook al waren we in Oostenrijk, waar de prima wegen het rijgedrag ietwat kunnen flatteren.
 
Binnenin heeft Hyundai echt z’n best gedaan een premium gevoel mee te geven aan de gebruikte materialen en het ontwerp, en daar zijn ze goed in geslaagd. Het dashboard is bekleed met een heel fraaie, zachte plasticsoort en alleen dat detail geeft al aan dat men goed heeft nagedacht over hoe je je klanten verwent. Vele concurrenten raffelen die grote plastic delen waar jij als bestuurder dagelijks naar moet kijken af met goedkope, grijze troep. Zo niet in de i30; ik denk dat ik wel een keer of dertig met mijn vingertoppen over het dashboard heb gevoeld.
 
Of je het nu over de buitenkant of het interieur hebt, de ontwerpers hebben heel slim allerlei elementen bij de concurrentie afgekeken en ze vervolgens samengevoegd. Hij ziet er dus bijdetijds uit, al is ‘ie niet bepaald vernieuwend. De i30 zal er volgend jaar ook in een stationuitvoering komen. Daarna is een driedeursversie aan de beurt, hopelijk kunnen de ontwerpers die een coupé-achtig uiterlijk geven zodat die de op sterven na dode Hyundai Coupé kan vervangen. Hyundai spreekt ook over een GTI-achtige. Kijk, dáár spreek je een jong, dynamisch publiek mee aan. Een GTi30.
 
De prijzen zijn niet heel laag, maar de garantie van vijf jaar is wel erg aanlokkelijk. Ja, het is een bovengemiddelde auto, maar hij mist toch een eigen gezicht en alleen bovengemiddeld is niet voldoende. Maar hou Hyundai in de gaten. In vergelijking met de Civic en de Focus voldoet de i30 nog niet helemaal aan de wensen van Top Gear, maar dit is een volgende stap in de snelle ontwikkeling van Hyundai.

Reacties