Twee identieke exemplaren van de Mercedes C-klasse. Twee volle brandstoftanks. Twee verschillende reizen.

Dag één

Een vreemde race, voor zover je dit een race kunt noemen. Er wacht ons geen prijs bij de finish, we rijden zelfs niet dezelfde kant op. We starten ieder met een C 220 BlueTec (die vroeger CDI heette en heel vroeger gewoon diesel: laat je vooral niet foppen door de schoonklinkende benaming van nu, diesel meurt nog steeds en laat tractoren rijden) in de thuisstad van Mercedes, Stuttgart. Onze tanks zijn gevuld. Team Zuid zal met een fotograaf richting het zuiden rijden – hoe logisch – Team Noord gaat, jawel, noordwaarts. Het doel is om zo ver mogelijk te komen op één tank, met de voorwaarde dat we in een beetje exotisch en on-Duits oord tot stilstand komen. Je kunt natuurlijk ook gaan testen hoeveel kilometer je op een tank kunt rijden op de ring rond München met 80 kilometer per uur, maar daar is geen lol aan. De punten worden hier niet puur verdiend met de afgelegde afstand, maar ook voor de manier waarop.

De C-klasse is standaard uitgerust met een 41-liter tank, maar een aantal modellen, waaronder de onze, kan 66 liter slikken. Met een opgegeven verbruik van 4,3 liter per 100 kilometer zou de C 220 maar liefst 1.600 kilometer moeten kunnen rijden. Nu weten we allemaal dat die officiële verbruikscijfers in de praktijk nooit gehaald worden, maar toch, het potentieel voor een flink eindje karren is aanwezig.

Niet alleen de grote tank maakt de C-klasse geschikt voor deze uitdaging. Mercedes promoot de C als directieauto, een middelgrote estate met het comfort, de luxe en de techniek van een limousine. We zullen het zien. Ik stuur de grijze Benz naar het zuiden, richting Oostenrijk en uiteindelijk, als we het halen, de Italiaanse Amalfikust. De C-klasse van Team Noord waggelt in wandeltempo richting Denemarken.

Team Noord hier! We gaan dit goed aanpakken. We gaan hypermilen en passen een aantal technieken toe waarmee we hopelijk in een Scandinavisch land terecht komen. Als we het goed doen. Noorwegen is het doel. De eerste logische stap zou het lozen van al het overtollige gewicht zijn, maar ik mag de fotograaf en zijn zware uitrusting niet in Stuttgart laten staan. Dus dat wordt gewoon rustig rijden, niet harder dan 100, anticiperen op het verkeer, weinig remmen en de airco te allen tijde uitgeschakeld houden.

Meteen na vertrek geeft de boordcomputer van de Mercedes aan dat we 925 kilometer kunnen rijden. Dat baart zorgen, want het zuidelijkste puntje van Denemarken ligt op meer dan 1.100 kilometer afstand. Al snel realiseren we ons dat onze collega’s het misschien wat makkelijker gaan krijgen dan wij. De route naar het Deense kustplaatsje Hirtshals – ons eerste doel – ligt ver, ver ten noorden van Stuttgart en is puur en alleen snelweg. Asfalt met een lengte van 1.200 kilometer. We besluiten om dit stuk in één ruk te rijden, dan is het sneller achter de rug.

Twee dingen worden snel duidelijk. Het eerste: van zuinig rijden krijg je een zeer innige band met de boordcomputer. Je staart onafgebroken naar het getal dat aangeeft hoe veel kilometer je nog kunt rijden. Springt dat omhoog, dan voel je je in de zevende hemel. Gaat het omlaag, dan schiet je in een bliksemdepressie.

Het tweede: als je met een gangetje van 90 over een Autobahn tuft waar je ook 300 kan rijden, wordt de wereld een heel erg enge plaats. We zoeken steun bij onze net zo trage kameraden: de vrachtwagens. We rijden een tijdje op een paar centimeter afstand van de achterbumper een vrachtwagen, waarmee we ons verbruik een boost geven en we ook nog eens lekker beschermd worden voor het racende verkeer op de banen naast ons.

Na twee uur in de luwte vertelt de Benz ons dat we nog 1.161 kilometer kunnen rijden, terwijl hij eerst nog op 925 stond. Grote euforie.

Team Zuid hier! Terwijl Team Noord door Duitsland kruipt, heeft Team Zonnig-Zuiden al drie landen gezien: het zuidelijke deel van Duitsland, een snel stukje Oostenrijk en nu Noord-Italië. Helaas heeft deze rappe voortgang invloed op de brandstofreserve.

Hypermiling? Geen denken aan. Het leven is te kort om met 1.300 toeren per minuut op de kont van een vrachtwagen te gaan hangen. Met 150 kilometer per uur beuk ik over de driebaans-snelweg en zie dat er per gereden kilometer drie van m’n totale actieradius verdwijnen op het display. De bijrijder suggereert dat ik misschien iets minder pittig moet rijden als we Milaan willen halen, laat staan de Amalfikust. Ik leg hem uit dat langzamer rijden op de Autobahn echt gevaarlijk is en dat de Duitse politie mijn rijbewijs zal invorderen als ik langzamer dan 120 rijd. Terwijl we de Alpen bedwingen, zie ik dat de bijrijder op zijn mobieltje aan het googelen is: jerrycans diesel Oostenrijk.

‘Over de afgelopen ‘Nacht der Autobahn-horror’ willen we het liever niet meer hebben’

Om tien uur ’s avonds houden we het voor gezien, we stoppen om te overnachten in het verlaten ski-dorp Vipiteno, vlak over de Italiaanse grens. De temperatuurmeter van de Mercedes geeft min 3 graden aan en er dwarrelt her en der een verdwaald sneeuwvlokje door de lucht. De C-klasse zegt dat ie nog 643 kilometer kan rijden. Maar Amalfi ligt een stuk verder weg. Gelukkig heeft het enige geopende restaurant pizza en koud bier om ons op te monteren. Ik app Team Noord een fotootje van ons diner en krijg een antwoord wat ik hier niet kan herhalen. Het ziet ernaar uit dat Team Noord nog niet klaar is voor vandaag.

Team Noord hier! Ergens tussen Hamburg en Hannover vrolijkt mijn bijrijder mij op met een verhaal over Donald Crowhurst, een Britse zeiler die in de jaren zestig een wedstrijd rond de wereld voer. Op een gegeven moment realiseert hij zich dat hij het niet gaat winnen, begint te liegen over zijn locatie en wordt zo knettergek dat hij uiteindelijk zelfmoord pleegt. Ik concludeer dat dit een uitstekend plan is, maar voordat ik de hand aan mezelf sla, bedenk ik een manier om m’n collega van Team Zuid te vermoorden omdat hij mij ‘uitgenodigd’ heeft met hem mee te gaan op deze tocht. Hypermilen op een Duitse snelweg zonder snelheidslimiet zou onder artikel drie van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens moeten vallen. Dit is een marteling. Je bent constant op je hoede voor remlichten in de verte en je ogen zijn via elastiekjes verbonden met de verbruikscijfers op je dashboard. Kom je nóg langzamer verkeer tegen, dan moet je de traagst mogelijk inhaalactie in gang zetten, angstig in de spiegels kijkend of er geen raketten aankomen die je in tweeën zullen splijten.

Het rijden wordt steeds saaier, de nacht is donker. Geen verlichte wegen, slechts de lampen van honderden BMW’s en Audi’s die aan ons voorbij flitsen. Veel bijzonders kan ik je niet vertellen over de Noord-Duitse snelwegen. Het is donker, we rijden langzaam en de radiozenders zijn evenmin interessant. Om twee uur ’s nachts passeren we de Deense grens, met nog 772 kilometer aan diesel in de tank. Meteen valt op dat de Deense wegen beter verzorgd zijn, wat zich zou moeten vertalen in een lagere rolweerstand van de auto en dus een lager verbruik. Deze gedachte maakt me blij als een kind. Lieve help, wat is er met me gebeurd?

Drieënhalf uur later bereiken we de noordgrens van Denemarken en vinden een hotel voor de nacht, of wat er nog van over is.

Dag twee

Team Zuid wordt wakker in de koude, besneeuwde Italiaanse Alpen, krap een uur nadat Team Noord in het goedkoopste motel van Denemarken de ogen sluit. Europa’s grootste berggebied toont herfstglorie: een blauwe hemel en overdadig begroeide weilanden, besneeuwde bergtoppen, de geur van open haard bij het krieken van de dag. Deze morgen biedt genoeg moois voor alle zintuigen, we kunnen zingend de dag beginnen. Althans, als je je geen zorgen hoeft te maken om kilometers en diesel. We moeten nog 1.000 kilometer en hebben nog een halve tank.

We hebben besloten vandaag economischer te gaan rijden, maar dat voornemen wordt meteen bemoeilijkt door berichten over enorme files bij Bolzano, dus we besluiten om te rijden via de bergen en ontdekken een adembenemende bergpas. De Passo di Pénnes kronkelt een Alp op en de top ligt op 2.200 meter boven zeeniveau. Een glinsterend, bevroren paradijs met beboste valleien en kabbelende beken. Ik probeer zuinig te rijden, maar steeds moeten terugschakelen doet het verbruik geen goed. Op de top van de berg zijn we 30 kilometer verder, maar onze reikwijdte is 120 kilometer geslonken. Een snelle calculatie leert ons dat we op deze manier Florence ternauwernood gaan halen.

Team Noord wordt wakker met troebele ogen, in Hirtshals, een stadje dat doet denken aan The Truman Show. Het heeft veel karakteristieks te bieden: die-hard zeemeeuwen, vissersschepen en een kalme uitstraling met een ondertoon van dreiging. We spotten een oude Lotus S4 Esprit.

Over de afgelopen ‘Nacht der Autobahn-horror’ willen we het liever niet meer hebben. Toch moeten we vermelden dat de Mercedes zich heeft bewezen als een prima kameraad. Hij is zeer comfortabel – dankjewel luchtvering – en perfect uitgerust. Echte business-klasse.

Met de veerboot naar Kristiansand in Noorwegen, waar we de kust in westelijke richting volgen naar Stavanger, of zo ver als de Benz ons brengt. We bidden voor een rustige boot-trip zodat we wat slaap in kunnen halen. Onze beloning is een vier uur durende, turbulente, beangstigende oversteek over de Noordzee.

Terwijl de boot van links naar rechts deint, realiseer ik me dat a) we gratis kilometers aan het verdienen zijn dankzij de monsterlijke dieselmotor van de veerpont, en b) ik geen zeebenen heb. We komen vertraagd aan in het derde land van onze trip.

Team Zuid hier! We moeten een bekentenis doen. Toen Team Noord op zee dreef, speelden wij vals. Nee, erger nog dan dat. We wilden vals spelen en faalden. Ongeveer ter hoogte van Trento brak er iets in mij. De Amalfikust lag nog 830 kilometer van ons verwijderd en de Mercedes zei dat ie nog 480 kilometer kon rijden. De gedachte dat we compleet vernederd zouden worden deed me stoppen bij een tankstation. Even snel twintig liter erbij gooien kan geen kwaad, dacht ik, als een junk die het voor zichzelf probeerde goed te praten. Niemand zal het ooit ontdekken. Ik stak de slang in de tank maar er kwam geen diesel uit. Terwijl ik in paniek raak komt er een dikke, rimpelige pompbediende aan. Hij schudt zijn hoofd en brabbelt iets in het Italiaans. Dan schakelt hij over op gebrekkig Engels en ik versta: ‘No possible’. ‘No possible?’ vraag ik. ‘No, no possible’, herhaalt de bebaarde zestiger en wandelt weer terug richting schaduw. Die dieselpomp doet het niet. Dus vertrekken we zonder te tanken. Die man heeft ons tegen onszelf beschermd. Leve de pompbediende!

Ik besluit na deze openbaring van onze eco-engel dat we het nu echt goed gaan aanpakken. Met een snelheid van 85 km/u op de cruisecontrole, airco uit, rustig aan. We glijden door de Italiaanse vlaktes, daar waar Ferrari, Lamborghini en balsamicoazijn hun thuis hebben. Eigenlijk werkt zuinig rijden best therapeutisch. Het is kalmerend, haast spiritueel.

Een uur later denk ik er heel anders over. Dit hypermilen is net zo fout als het afslachten van zeehondjes. Weer een uur later overweeg ik serieus om het stuur provisorisch klem te zetten met een schoen en naar achteren te klimmen voor een dutje.

De rijstijl werpt vruchten af. Een metertje op het dashboard vertelt ons hoeveel ‘gratis kilometers’ we verdiend hebben met onze beheerste rechtervoet. Complete fictie natuurlijk, maar toch een leuke gimmick. De C-klasse beloont ons met 100 bonuskilometers terwijl we over de Apennijnen rollen. Op de steile stukken van de heuvelige tweebaansweg gaan vrachtwagens elkaar inhalen waardoor we niet anders kunnen dan a) afremmen, en b) schelden als een slecht geluimde tokkie. Elke onnodige rembeweging of terugname van gas voelt als het begaan van een zonde. We stoppen om te gaan slapen in een spookachtig landhuis bij Orvieto, waar de eigenaars ons verwennen met huisgemaakte pasta en wijn. Misschien is het de beloning voor het (onvrijwillig) niet vals spelen, het is in elk geval een welkome afleiding van de pijn die ons morgen wacht.

‘Met 80 km per uur kruipen we achter iedere truck die we kunnen vinden’

Dag drie

Die pijn is om precies te zijn de 380 kilometer van Orvieto naar Sorrento, over de A1. De C-klasse meldt dat er minder dan een kwart van de diesel over is. We ontdoen ons van flesjes water en vuile sokken om gewicht te besparen en stellen de cruisecontrole nog een tikje langzamer in. Er worden smerige wraakacties beraamd tegen Team Noord, dat volgens hun triomfantelijke sms-bericht de vruchten plukt van de 1.100 kilometer zuinigheidsmissie op dag één.

Team Noord hier! Vanmorgen lacht de wereld ons toe. Noorwegen in het herfstlicht, met een zachte bries en een voorzichtig zonnetje is simpelweg prachtig. Indrukwekkende fjorden, berglandschappen, kortom: een schoonheid die rechtstreeks uit de hemel lijkt te komen, ons aangereikt door Goden.

De kustroute van Kristiansand naar Stavanger leidt ons over langzame wegen, maar dat maakt niets uit. Het doel van deze reis was het bereiken van een pittoreske plaats ver weg van Stuttgart en dat succes hebben we binnen. We rijden ontspannen door en ik heb tijd om na te denken over de eigenschappen van de C 220. Gedurende de afgelopen drie dagen heeft ie zich goed gehouden, hij verteerde alles, van matig geasfalteerde snelweg tot kleine, smalle steegjes of modderige straatjes langs de goddelijke kust. Zonder blikken of blozen. De Benz heeft ons hier gebracht zonder al te aanwezig te zijn.

1.450 kilometer (ja, echt) zitten erop en dan volgt een strenge waarschuwing: een benzinepompsymbooltje. Het voelt alsof ik de auto van streek heb gemaakt. We rijden nog twintig kilometer door in slakkentempo en besluiten dan dat het mooi geweest is. 1.470 kilometer gereden. We eindigen vlak onder Stavanger met een overweldigend uitzicht. Taak volbracht.

Team Zuid hier! Het lijkt wel of we onderling verbonden zijn met walkietalkies, maar dat is niet zo. We appen en sms’en ons suf. Team Noord finisht dus relaxed, hier in Zuid-Italië heerst een iets minder ontspannen sfeer. Iets voor Napels, ongeveer 65 kilometer van ons geplande eindpunt aan de Amalfikust, informeert de C-klasse ons dat de brandstof bijgevuld moet worden. We willen niet stranden in een armzalige buitenwijk van een onaantrekkelijke stad dus we rijden door. Met 80 km per uur kruipen we achter iedere truck die we kunnen vinden. Het is een verraderlijk, ongemakkelijk gevoel (de temperatuur van 25 graden, zonder airco, helpt niet mee) om te weten dat we ieder moment het geratel van de dieselmotor kunnen horen, om vervolgens abrupt tot stilstand te komen. Nou ja, dat is niet helemaal waar: een diesel leegrijden is bijzonder ellendig dus we hebben een kleine jerrycan met wat extra brandstof ingeslagen zodat we de tank niet tot op de bodem hoeven leeg te rijden. Alleen is de vraag: wanneer zetten we die jerrycan in?

We cruisen heuvelafwaarts over de kinderkopjes naar de haven van Sant’Agnello, waar de vissers elkaar verdringen om hun waar te slijten. Het gouden middaglicht danst over het azuurblauwe water, meeuwen zweven door de lucht, twee dikke mannetjes zijn verwikkeld in een levendig gesprek. We hebben het gehaald. Zonder inzet van de jerrycan.

Amalfi voelt ver weg van Stuttgart. 48 uur geleden vertrokken we. 1.370 kilometer liggen achter ons. Onze eerste, ietwat onbezonnen dag levert ons een verlies op van 100 kilometer ten opzichte van Team Noord. Zij zijn verder gekomen, maar hier is het bier goedkoper en de koffie lekkerder. Bovendien is het hier warm.

Hallo, Team Noord hier! Accepteer het maar, we hebben gewoon gewonnen. Het leed dat we moesten doorstaan om dit te bereiken geeft de victorie een ietwat bittere smaak. Natuurlijk kun je 1.470 kilometer op één tank rijden in een C-klasse, maar je kunt theoretisch ook met een haai tongzoenen. Geen van beide zijn aan te raden. Je moet sterk in je schoenen staan wil je zulke heroïsche verbruikscijfers noteren. Of knettergek zijn.

Het hoogtepunt van deze reis was de Mercedes zelf. Deze kilometervreter is de ideale reisgenoot voor deze missie: een relaxte, goed verzorgde estate die geen enkele misstap begaat. Een waardige familieauto van het jaar. Klinkt dat je goed in de oren? Mooi, er staan er namelijk twee te wachten, eentje verlaten bij Vaulenveien onder Stavanger en de andere bij de haven van Sant’Agnello. Vergeet niet wat diesel mee te nemen.

Reacties