De eerste vierdeurs Mini biedt plaats aan vier personen, met ledematen en al. Een knappe prestatie.
 
De Mini Countryman verdeelt het publiek in twee kampen. De ene partij vindt dit het hoogtepunt op automotief gebied, de vervulling van al hun wensen. De tegenstanders gruwen van dit staaltje van geforceerd marketingbeleid en vinden dit een nutteloos modeverschijnsel.
 
Na zijn reïncarnatie als BMW-die-geen-BMW-mag-heten is de Mini altijd een klein autootje geweest. Niet van buiten, maar in het interieur. Leuke design-gimmicks kostten de achterbank de kop. De Clubman zou een oplossing voor het probleem zijn. De bedoeling was een auto voor het gezin te creëren. Mini faalde en het combi’tje bleek te scoren als een amateurskiër die per ongeluk op een Olympische helling terecht is gekomen. Eigenlijk is zijn ondergang te zielig om aan te zien.
 
Nu is er de Countryman. Er staat Mini op, maar dat past niet bij de grootte van de jongste telg. Hier staat de auto waar velen op hebben gewacht. Een die de historie en aantrekkingskracht van Mini geen geweld aan doet, maar wel zo praktisch is dat een modern gezin ermee uit de voeten kan.
 
Boodschappen en slungelige pubers passen erin. Het interieur van de Countryman is namelijk enorm. Niet alleen als je ‘m vergelijkt met andere Mini’s, maar zelfs met andere aanbiedingen in z’n klasse. Volgens de fabrikant is de kofferbak groter dan die van een Golfje en achterin zou hij meer ruimte bieden dan een BMW X1. Hoe groot wil je je Mini hebben?
 
Het gevaar dat deze Mini geen Mini meer is en dat dat ten koste gaat van het kenmerkende rijgedrag ligt natuurlijk op de loer. Dat hebben de ontwerpers zelf ook bedacht en ze wringen zich in allerlei bochten om het tegendeel te bewijzen. Ze hebben er een dagtaak aan om ons én zichzelf ervan te overtuigen dat de dynamiek van de Countryman echt des Mini’s is.
 
Hebben ze gelijk? Een snelle kennismaking brengt je aan het twijfelen. Is ie lelijk? Vanuit sommige hoeken is het een vreemd autootje om te zien, met proporties die niet lijken te kloppen, zeker niet als je ‘m door een Mini-bril bekijkt. Maar dat zal snel slijten als je ‘m wat meer op de weg ziet, niet in de laatste plaats door enkele knap gevonden details in het ontwerp en het consequente gebruik van Mini-kenmerken. Dat gekke knikje aan de achterkant van de daklijn maakt het mogelijk dat het ‘zwevende’ dak kon blijven, zonder dat het eruit ziet alsof je een Ikea-matras op je imperiaal hebt gebonden. Het resultaat is doordacht.
 
De auto is duidelijk groter dan elk ander model uit de Mini-stal, maar ziet er toch uit als een klein autootje. Hij heeft de uitstraling van een brutaal opdondertje, precies het karakter waardoor de oorspronkelijke Mini in 1959 zo vertederde.
 
Aan de binnenkant gaat het er een stuk volwassener aan toe. Na jaren van kritiek zijn de ontwerpers eindelijk overstag gegaan en hebben het goedkope zilverkleurige plastic rond de instrumenten afgezworen. In plaats daarvan kwam robuuster, zachter materiaal. Dit past veel beter bij zijn premium-uitstraling. Achterin, waar het veel Countryman-kopers toch om zal draaien, is de ruimte inderdaad imposant. Je kunt je hoofd en benen echt goed kwijt, bovendien zijn de achterstoelen naar voren of achteren te schuiven, waardoor de ruimte in de bagageruimte variabel is.
 
Deze eerste vierdeurs Mini is te leveren met twee losse stoelen achterin of een wat meer praktische achterbank. In het eerste geval biedt ie plaats aan vier, waarbij de achterpassagiers heerlijk veel elleboogruimte hebben. Ook de genoemde variabele kofferruimte hoort bij die configuratie.
 
In deze versies vind je bovendien een centrale rail die van voor naar achter loopt. Hier kun je allerlei accessoires op en aan monteren, zoals een bagagebox of een iPod-houder. Voor een uitbreiding van het leveringsprogramma heeft Mini een wedstrijd uitgeschreven. De drie beste ideeën worden in productie genomen. Je eigen briljante idee drop je op minispace.com.
 
Kies je voor de versie met volledige achterbank, dan gaat het er een stuk minder hip aan toe, maar met een beetje passen en meten vinden dan vijf mensen heel fatsoenlijk een plek in de Mini.
 
Voordat we verder gaan, moeten we eerst een dienstmededeling doen. We waren er zo vlug bij om een rit in de Countryman te maken, dat de Mini-bobo’s het ons niet toestonden op de openbare weg te rijden. Onze testauto, een 184 pk sterke 1.6 Cooper S, was kwalitatief weliswaar op serieproductieniveau, maar op dat moment zo geheim dat ie alleen aan onze ogen werd toevertrouwd. We kunnen je dus niet vertellen hoe hij tijdens een lange snelwegrit rijdt of een stoeipartij op een krakkemikkig b-weggetje doorstaat.
 
Maar op het circuit waar we onze rondjes draaiden, bleek de auto onze orders prima op te volgen en dat is een goed teken. De Countryman rijdt als een echte Mini. Z’n motor ligt achter de voorwielen, waardoor de neus niet te zwaar wordt en adequaat op onze stuurbewegingen reageert. Hoewel de bodemspeling met tien millimeter werd vergroot, verbaas je je erover hoe vlak hij door snelle, scherpe bochten gaat.
 
Een prima verkoopargument voor de Cooper S, en ook voor de Cooper D, is het All4-systeem. In de basis is de Countryman dan een voorwielaandrijver, maar in noodsituaties kan 100 procent van de aandrijfkrachten naar de achterwielen worden gebracht. Dat kost 2.400 euro, maar zowel op het gebied van veiligheid en prestaties ga je erop vooruit. Er lijkt geen einde te komen aan de grip.
 
Of de Countryman écht zo goed rijdt als de fabrikant claimt en dat er geen verschil merkbaar is met de tweedeurs modellen zal moeten blijken tijdens een rit over een achterafweggetje. Gezien de ervaring die we wel hebben kunnen opdoen, hebben we er alle vertrouwen in.
 
Om de Countryman een SUV te noemen gaat te ver. Hij staat iets hoger op z’n wielen, komt wat stoerder over en heeft als optie vierwielaandrijving op de duurste modellen. Je kunt er vergif op innemen dat overijverige eigenaren zeggen dat ze een 4×4-Mini hebben. Slecht nieuws: een SUV is het dus niet. Wat hij ook niet is, is goedkoop. Toen we dit schreven, waren de Belgische prijzen er nog niet; maar in Nederland liggen ze tussen 25.000 en 40.000 euro.
 
De Countryman is aantrekkelijk genoeg voor mensen die van dit soort auto’s houden. Hij is zeker praktisch, lijkt goed te rijden en is een begerenswaardige aanvulling op een lijst auto’s waar je 1-2-3 niet van kunt zeggen in welke klasse ze vallen. Tien tegen één dat de restwaarde van dit model hoger blijft dan zijn rivalen.
 
We stellen ons voor dat de Countryman vooral in de smaak valt bij hippe gezinnetjes waar maandelijks een veelvoud van het modale inkomen binnenkomt. Je zult ze zien, thuis voor de deur, zij aan zij met een trendy bakfiets of ’s zondags op parkeerplaatsen van al even trendy eettentjes, terwijl de achterbank vol ligt met verantwoord speelgoed voor de kids en de MarieClaire voor mama. Dit is de auto voor gesettelde mensen, die zeker niet burgerlijk genoemd willen worden. Een levensstijl die je verafschuwt of juist omarmt.

Reacties