Gemak is alles. Wij zijn klaar voor de dag dat je nergens meer voor uit je auto hoeft, behalve dan om in een andere auto te stappen.
 
Het is een wijdverbreid misverstand dat Amerikanen dik en lui zijn. In realiteit zijn ze gewoon heel goed in gemak. Als iets sneller en makkelijker kan, en het liefst vanuit een auto, dan zullen Amerikanen ervoor zorgen dat het sneller en makkelijker wordt. Geld pinnen, films huren, koffie halen – Amerikanen zouden zich achter het stuur van hun auto’s aan hun prostraat laten opereren als er iemand was die daar een drive-through-kliniek voor zou openen. Goed gezien van ze. Want wie geen tijd hoeft te verspillen aan alledaagse dingetjes, die heeft meer tijd om naar de sportschool te gaan en om zich te laten ontharen. Gemak? Gemak betekent gewoon: houd het simpel.
 
Denk daar gerust even over na. Stel je voor hoe veel tijd zij – en wij – zouden besparen als we alles vanuit de auto zouden kunnen doen. Wat zou het handig zijn als we naar de winkel zouden kunnen rijden, rustig naar binnen zouden kunnen tuffen, door de gangpaden zouden kunnen cruisen en dat gezinspak wc-papier en ons snoepgoed, hops, zo in de auto zouden kunnen leggen? Waarschijnlijk is de enige reden dat dat niet kan, gelegen in de nog altijd groter wordende auto’s waarin we rijden. Als er nou eens iets zou zijn dat kleiner was. Nou ja, als, wat nou, áls?
 
Zoiets is er, en het heet de Peel P50. Als je al in 2007 naar TopGear op televisie keek, kun je je misschien herinneren dat Jeremy Clarkson zo’n Peel het BBC-kantoor binnenreed, en daarmee de boel op stelten zette (en onder rokjes gluurde). Later publiceerden we in ons magazine de gehele geschiedenis van het merk Peel door af te reizen naar de oorsprong. Mocht je het allemaal gemist hebben, even een korte update dan.
 
Met een lengte van maar 135 centimeter, is de Peel officieel door het Guinness Book of Records erkend als de kleinste productieauto ooit, en bovendien is de Peel nogal bijzonder: het is een autootje waarvan er maar 50 zijn gemaakt, in 1962, in de gemeente Peel, op het Britse eiland Man. En er is nieuws, zoals je wellicht nog recenter op televisie hebt gezien: de Peel is klaar voor een comeback. Peel heeft nieuwe eigenaars en die hebben nieuwe plannen met het legendarische merkje. Wie weet, misschien schopt de Peel het wel eens helemaal tot de VS.
 
Eén arm en eenzaam Peeltje heeft het al zo ver gebracht. Hij woont in Madison, Georgia – een oude zuidelijke stad met een rechtbank en een postkantoor en een knauwende sheriff die zo lijkt te zijn weggelopen uit Smokey and the Bandit. In een buitenwijk van Madison staat een museum, een museum vol met de meest onwaarschijnlijke collectie auto’s op Amerikaanse bodem – meer dan 300 micro- en bubbelauto’s, inclusief alles van Messerschmitts tot Isetta’s en zelfs een paar Smarts. Het is de grootste collectie op de openbare weg toegelaten miniatuurauto’s ter wereld, gedurende de afgelopen vijftien jaar bijeengebracht door ene Bruce Weiner. De ster van de tentoonstelling is een helrode Peel, een van de slechts twintig originele (dus nee, geen replica) exemplaren die nog bestaan. Vanwege zijn zeldzame gehalte, zou de Peel eigenlijk in een luchtdichte doos moeten zitten. Maar omdat we helemaal naar het museum zijn gekomen vanuit Europa, vindt Bruce Weiner het goed als we een rondje omgaan met de Peel. Goeie peer.
 
Ik open de naar achter scharnierende deur, ga op mijn knieën en werk mijn achterwerk in de Peel, en trek dan mijn benen naar binnen.
 
Het interieur is precies even charmant en warm als het interieur van een kartonnen doos. Er is niets behalve het meest basale en het allernoodzakelijkste. Geen afwerking, geen stereo, geen verwarming. Het stuur heeft een normale grootte, verder is alles petieterig. Drie pedaaltjes van het formaat theelepel hangen er maar wat te hangen, en zijn verbonden met kabels die het gas, de remmen en de koppeling aansturen.
 
Er zit een versnellingshendel naast het stuur – je duwt ‘m van je af voor de eerste versnelling, en haalt ‘m dan naar je toe om naar de tweede en de derde versnelling te schakelen. Er is geen achteruit. Om ‘m in z’n achteruit te zetten, moet je uitstappen en daar aan een hendel trekken, jezelf dan draaien en een paar stappen zetten. Dan draait het autootje zich vanzelf (min of meer dan) ook om.

‘Bij elke bocht die ik doorkom zonder dat de Peel kapseist, groeit mijn vertrouwen in het autootje’

 
Om ‘m te starten, moet je aan een handel trekken die het 50 cc, tweecilinder motortje aan de gang brengt. Het kucht en klinkt als een ouderwetse grasmaaier, alleen is ie zo luid dat je jezelf niet kunt horen hoesten door de uitlaatgassen heen. Om van z’n plaats te kunnen komen, moet je ‘m volgas geven; de koppeling werkt erg stoterig.
 
Ik zet koers naar een doorgaande weg en twijfel bij de kruising of ik daar wel verstandig aan doe – het voelt alsof ik voor het eerst in het diepe ga duiken, of misschien nog dramatischer: als een keuze tussen leven en dood. Met een vermogen van maar 5 pk is de Peel vreeswekkend langzaam, met een top van maar 61 km/u. Als je je nog herinnert hoe het was om de eerste keer op schaatsen te staan, dan weet je meteen ook hoe stabiel de Peel aanvoelt – zelfs wanneer je alleen maar rechtdoor rijdt. Hij heeft een wiel achter en twee wielen voor, en je krijgt geen moment de indruk dat die wielen in dezelfde richting wijzen. Maar bij elke bocht die ik doorkom zonder dat de Peel kapseist, groeit mijn vertrouwen in het autootje. Hoewel ie aan blijft voelen alsof ie elk moment om kan vallen – dat dan weer wel.
 
Eerlijk is eerlijk: dit is geen machine voor op de openbare weg. Na een minuut of vijf op de snelweg te hebben gesukkeld, besluit ik om de Peel verder indoor te testen: in een supermarkt. Waar de normale Amerikaan zijn enorme SUV ergens op een immens parkeerterrein moet stallen, rol ik met de Peel de stoep op, rijd door de schuifdeuren en koers meteen naar gangpad nummer vier (beter bekend als de snoepgoedafdeling).
 
Gemak? Gemak wordt niet gemakkelijker dan dit. Verbaasde pensionado’s zwaaien met hun wandelstokken en kinderen gillen als ik hen passeer. Als ik door mijn patrijspoortachtige raampje probeer een pak koekjes uit het schap te pakken, komt een man op me af die we voor het gemak even Kwaaie Larry zullen noemen. ‘Gast, je vervuilt de lucht hier. Donder op met dat domme ding!’
 
Kwaaie Larry heeft wel een punt – de rokerige tweetakt is niet echt ideaal voor gebruik binnenshuis. De 21ste-eeuwse versie zal daarom elektrisch zijn, wat voor de kleine Peel een heel goed passend, logisch vervolg lijkt te zijn in z’n evolutie.
 
Oorspronkelijk was de Peel een vondst die werd gedaan in de naoorlogse depressie. Microauto’s waren bedoeld als goedkoop en eenvoudig transport voor de massa. Ze waren niet ontworpen op gemak of op gebruiksvriendelijkheid, maar als een betaalbare manier om gemotoriseerd transport voor de eigen huisdeur te hebben. Ondertussen hebben we het een stuk drukker gekregen op de wereld, we moeten allemaal honderd keer meer dan destijds, en zo hebben piepkleine auto’s een heel nieuwe functie gekregen: een leven vol stress makkelijker maken.
 
De nieuwe bazen van Peel weten dat. Ze weten ook dat Peel een merk is dat uitstraling heeft, en zullen met allerhande Peel-parafernalia op de markt komen om het merk nog sterker te maken. Vooralsnog zal de auto zelf in kleine aantallen worden geproduceerd – het plan is om er eerst eens vijftig te maken – maar als het goed loopt, zijn de mogelijkheden natuurlijk eindeloos. Er zouden fabrieken overal ter wereld kunnen worden neergezet, die Peels zouden kunnen uitspugen alsof het speelgoedautootjes zijn.
 
Terwijl Kwaaie Larry toekijkt, besluit ik de test dan toch maar in de buitenlucht voort te zetten en ga de straat op. Tijd om te lunchen. Op dit moment zou ik natuurlijk kunnen opteren voor een drive-through, maar dat is niet spannend genoeg, want daar kan elke auto al in. In de plaats van een fastfood-maaltijd opteer ik voor een echte maaltijd, een soort letterlijke meals-on-wheels. Omdat de Peel niet echt veel groter is dan een stoel, is er dus eigenlijk ook geen reden waarom de Peel niet gewoon aan een tafel zou kunnen worden geschoven – eh, geréden. Dus is dat precies wat ik doe: ik ga op het terras van een pizzeria in de Peel zitten, zodat de bevolking van Madison het concept eens duidelijk kan zien.

‘De oude Peel is geen perfecte auto. Maar hij is wel briljant’

 
‘Oh, wat leuk! Wat een leuke auto’, zeggen ze. ‘Oh, en wat verbruikt ie?’ Eén op veertig, vertel ik. ‘Pas je wel op? Je moet er niet mee de snelweg op gaan, hoor, dat wordt je dood!’
 
Dood? Mij niet gezien. In de jaren zestig waren er twee versies van de P50 – een met een plastic carrosserie en een van glasvezel, en ik rijd vandaag in die laatste. Ik bevind me dan wel in het land van dikke reuzen en gigantische SUV’s, maar de dwergachtige Peel is zo robuust als ik me kan voorstellen. Nou ja. Het is natuurlijk wel zo dat glasvezel na verloop van tijd zachter wordt, en dit exemplaar heeft een halve eeuw mogen rijpen. Het is een soort kaas.
 
En dat is geen goed nieuws als je achter je een monstertruck aan ziet komen. Na de lunch dien ik de trots van Bruce ongeschonden aan hem te retourneren. Maar vanaf het moment dat ik de straat opdraai, word ik achternagezeten door een achttienwiels vrachtwagen. Net als in die scène in Steven Spielbergs film Duel, waarin een handelsreiziger wordt geterroriseerd door een krankzinnige vrachtwagenchauffeur. De idioot ramt achterop de oranje Plymouth van de man, steeds opnieuw, tot de auto eruitziet als een harmonica. Maar de auto blijft wel rijden, waarschijnlijk omdat de achterbak om mee te beginnen ongeveer twaalf meter lang was. Die buffer ontbeer ik. Het enige wat tussen mij en een benauwde dood zit, is een paar millimeter week geworden materiaal, niet veel sterker dan papier-maché.
 
En dan stopt de motor van de Peel ermee. Gewoon. Pardoes. Ik heb een poosje keihard 61 km/u gereden, en buiten (en binnenin de Peel dus ook) is het heet en vochtig. De kleine brommermotor is oververhit geraakt, maar heeft een wat ongelukkig moment gekozen om de geest te geven. Achter me hoor ik de truck stomen en puffen en de remmen pompen terwijl ik zie dat de aanhanger enigszins begint te scharen. Ik trek als een gek aan de starthendel om de motor weer op gang te krijgen, maar die geeft geen enkel teken van leven meer. Dus stuur ik naar rechts en laat de Peel uitrollen tot ie stilstaat. Sorry, Bruce, maar deze is kapot.
De oude Peel is geen perfecte auto. Maar hij is wel briljant. Na zijn ritje door het BBC-kantoor, zei Jeremy Clarkson dat, mocht de Peel een achteruitversnelling hebben, de Peel het ‘ultieme persoonlijke vervoermiddel’ zou zijn. Daar heeft hij een punt. Je moet de Peel alleen niet willen zien als een alleskunner.
 
Stel je in plaats daarvan voor dat het de tweede auto aan boord van een eerste auto wordt – een beetje zoals een rubberboot op een jacht. Je rijdt je Peel op je pick-uptruck (de Peel weegt maar zestig kilo), legt een (grote) afstand af, en als je aan de rand van de stad komt waar je moet zijn, rijd je de Peel uit je pick-up – naar de supermarkt, even lunchen aan de gracht, het terras van een pizzeria op. Toegegeven: dat kan allemaal ook met een elektrische scooter of met een Segway.
 
Maar de lol van de Peel is dat ie aanvoelt als een echte auto – gekrompen, op schaal verkleind, maar desalniettemin een auto. Nadat de motor is afgekoeld en de avond valt, stap ik weer in de Peel en ga ‘m terugbezorgen. Nu wil een grimmig kijkende politieagent me aanhouden. Terwijl ik toch zeker weet dat ik niet te hard heb gereden. Misschien heb ik een stopbord over het hoofd gezien?
 
Of misschien heeft Kwaaie Larry hem op me afgestuurd. Of misschien wil de agent gewoon een rondje tijden in de Peel. Wat zal het zijn? Dan sluiten we achteraan in een file. Ik zie een gaatje en pers de Peel erin. De agent in zijn brede auto staat vast en de Peel gaat op naar de vrijheid. Dat noemen we nou gemak.
 
 
Microauto’s in Amerika: de perfecte spagaat
 
In een houten loods in het midden van de Amerikaanse staat Georgia heeft zakenman Bruce Weiner – die niet alleen een microautoverzamelaar is maar zijn vermogen verdiende in de kauwgomhandel – ‘s werelds grootste collectie microauto’s bijeengebracht.
 
Hij begon in 1997 met zijn verzameling en laat elke microauto tot op de laatste schroef in Madison restaureren. Als het gemaakt is tussen 1945 en 1964, en een motor heeft met een inhoud van minder dan 700 cc, dan heeft Weiner het. Er staan Goggomobils en Berkeleys en Bond Bugs.
 
Er staat zelfs een unieke dragster met 700 pk, die gebouwd is naar het voorbeeld van een HotWheels-speelgoedautootje. De dragster heeft nooit aan een race meegedaan, voornamelijk omdat niemand zo dom is om dat te durven proberen (laat het Richard Hammond niet horen). Maar als jij denkt dat je durft, mail je CV dan even aan Bruce. Hij zal het vast leuk vinden om van je te horen.
 

Reacties