Ja, een beetje slim plannen kun je aan de VW-baasjes wel overlaten; de nieuwe Beetle Cabrio komt deze lente, precies op tijd voor de zon.

Prrrrt – kráák! – prrrrt – kráák! – prrrrt. Het 25 hele pk’s sterke boxermotortje van de Volkswagen Kever Cabriolet uit 1952 doet roffelend (prrrrt) zijn uiterste best om de gang erin te houden, wat zeker op een beetje vals plat nog heel niet meevalt. Het ‘kráák!’ uit de vorige zin is onze volkomen tekortschietende beschrijving van het geluid dat de versnellingsbak maakt op het moment dat je probeert te schakelen. Het gaat door merg en been. We doen ons uiterste best om het eenenzestig jaar oude materiaal met alle respect te behandelen, maar kraakvrij schakelen – het lukt gewoon niet. Het zit het plezier gelukkig niet al te zeer in de weg. Evenmin als het feit dat we op voornoemd stukje vals plat al snel een groeiende schare gedwongen bewonderaars achter ons verzamelen; het Kevertje wíl gewoon niet harder. Onthaasten – het krijgt een geheel nieuwe, akelig letterlijke betekenis.

Volkswagen had de goede smaak ons bij de introductie van de nieuwe Beetle Cabriolet heel eventjes in dit rijdende museumstuk te manoeuvreren. Niet alleen omdat het duidelijk maakt hoe lang de Duitsers al bezig zijn met open Kevers, ook niet alleen omdat het zo overduidelijk maakt wat een vooruitgang er geboekt is. Nee, eerst en vooral omdat wat nostalgie nooit kwaad kan, en omdat het leuk is om te merken dat zo’n krasse bejaarde het nog helemaal zo slecht niet doet. Goed, hij is dus even snel als een rollator, je zit gordelloos op kleine, zo goed als steunloze stoelen en als je richting aan wilt geven, draai je aan een knop midden op het dashboard, waarna uit het portier een klein geel pijltje omhoog komt. Maar verder? Het rijdt eigenlijk heel comfortabel, je zit behoorlijk uit de wind en de carrosserie geeft geen krimp. Heel verfrissend, zo’n ritje. We vonden het bijna jammer dat we moesten overstappen in zijn piepjonge neefje, de Beetle Cabriolet.

We zullen verder geen woorden verspillen aan de verschillen tussen de twee; dat zou flauw zijn. De overeenkomsten, optisch dan, zijn echter opmerkelijk. Je ziet het gemeenschappelijke dna in één oogopslag. Ook bij de Beetle Cabrio ligt de kap achter óp de auto – uit nostalgische overwegingen én omdat je op die manier tenminste nog wat bagageruimte overhoudt. Niet veel hoor, 225 liter, maar toch. Die kap, leverbaar in zwart of beige, is trouwens weer een fraai staaltje. Je kunt hem tot 50 km/u rijdend openen en sluiten, een proces dat amper 9,5 seconden in beslag neemt. Hij is grondig geïsoleerd, waardoor de Beetle Cabrio dicht even stil is als de coupé. De naden aan de zijkanten dienen eveneens als regengootjes en de achterruit is gewoon van glas.


Bij de vorige open Beetle kon je de achterbank niet platgooien – dat stond het rollover protection system, stukken staal die omhoogkomen als er een koprol met de auto wordt gemaakt, niet toe. Dat systeem is nu zodanig aangepast dat de bank wél (en zelfs in delen) opgeklapt kan worden – toch handig als je wat langer spul wilt meenemen. Dat, en de verstevigingsmaatregelen die ervoor zorgen dat de Beetle niet bij de eerste de beste verkeersdrempel in stukken breekt, zorgt ervoor dat hij 114 kilo zwaarder is dan de coupé.

Er is keuze zat als het om motoren gaat. Er komen drie benzineversies (1.2, 1.4 en 2.0) met vermogens van respectievelijk 105, 160 en 200 pk. Ook zijn er twee diesels: een 1.6 van 105 pk en een 140 pk sterke tweeliter. Een zes- of zeventraps dsg-automaat is optioneel, een handgeschakelde zesbak standaard. De kap is als gezegd in twee kleuren leverbaar, de carrosserie in twaalf. Daarnaast zijn er elf interieurbekledingen (stof en leer), vijf standaarduitrustingen (Beetle, Design, Design Exclusive, Sport en Sport Exclusive), twaalf velg-ontwerpen en drie speciale edities: de 50’s, 60’s en 70’s Edition. Als het je dan nóg niet persoonlijk genoeg is: het optieboekje heeft de dikte van een baby-armpje.

'Als je niet het type bent dat altijd te laat van huis vertrekt, heb je aan de 1.2 eigenlijk gewoon voldoende'

We hadden de Beetle coupé al eens gereden met de tweeliter motor van 200 pk, en dat vonden we haast te veel van het goede. Er bestaat natuurlijk niet zoiets als te veel pk’s, maar het past gewoon niet zo bij de sfeer van deze flaneerder. Hij kan het best hoor, een hoekje om beuken en een stoplichtsprintje winnen, maar gewoon rustig kabbelen zit ‘m wat meer in het bloed.

Dus besloten we tot de andere kant van de motorische medaille, die 1.2 van 105 pk dus. Het blijft ons verbazen wat een verrukkelijk motortje dat is. Hij maakt graag toeren, maar heeft onderin wel zo veel koppel dat je dat niet continu móét doen. Daarnaast heeft hij een bescheiden dorst (rond de 6 l/100 km, afhankelijk van de versnellingsbak en uitvoering), klinkt leuk als het moet en houdt zich bescheiden op de achtergrond als je dat wilt. Als je niet het type bent dat altijd te laat van huis vertrekt, heb je aan deze motor eigenlijk gewoon voldoende. Je kunt hem koppelen aan zo’n fijne zeventraps dsg-automaat, maar met de handmatige zesbak is verrekt weinig mis. Natuurlijk is de 1.4, met z’n 160 pk, net even wat lekkerder en veelzijdiger, maar die kost toch weer ruim vier mille méér, en daar kun je een hoop leuke dingen van doen.


Volkswagen Beetle Cabriolet 1.2 TSI Trend



13/20



Cijfers

0-100 km/u: 11,7 s

Top: 178 km/u

Verbruik: 6,1 l/100 km

Motor: 1.197 cc, viercilinder turbo benzine

Aandrijving: voor

Vermogen: 105 pk

Koppel: 175 Nm

Gewicht: 1.288 kg

CO2: 142 g/km



Prijs

NL € 26.150

BE n.n.b.



Vonnis

Vele malen beter dan z’n voorganger, die vorm wel heel nadrukkelijk boven functie stelde. Rijdt uitstekend, zit goed in elkaar: zomerkoninkje

Reacties