Iedereen heeft het nodig om van iets te kunnen houden. Sommigen zijn dol op voetbal, anderen kunnen niet zonder games, hamsters of kamerplanten – iedereen heeft zo zijn eigen afwijking. In het verlengde daarvan hebben de meeste mensen ook wel ergens een hekel aan. Hondenliefhebbers haten katten, fashionista’s komen niet binnen een straal van 500 meter van een C&A en iedereen (behalve de mensen die van mooi voetbal houden) heeft een hekel aan Ajax. Het één kan bijna niet zonder het ander.
In autoland was het al helemaal simpel. Als je iets met Duitse auto’s had, dan was alles goed, behalve Opel. Op een enkele Japanse exoot na zoog alles wat uit het Verre Oosten kwam en al helemaal als het in Zuid-Korea was gemaakt. Het nabijere Oosten deugde trouwens ook voor de honden niet, met die Lada’s en Skoda’s, evenmin als de rommel die ze in de VS zonder blikken of blozen op de weg durfden te zetten. Goed, een enkele musclecar of Corvette was nog wel humor, maar voor de rest mocht je toch vooral hopen dat ze die hopeloze zooi vooral binnen de eigen landsgrenzen hielden. Heerlijk overzichtelijk allemaal.

Maar dat was vroeger

 Dat ligt tegenwoordig anders. Niemand hoeft zich nog te schamen voor het rijden in een Skoda, de Zuid-Koreanen zijn zo goed als gevestigde namen, sommige Japanners ware trendsetters en zelfs Opel maakt tegenwoordig mooie, uitstekend rijdende auto’s. Allemaal leuk en aardig, maar het levert wel een probleem op. Waar kun je nou nog met goed fatsoen een hekel aan hebben?
Gelukkig was daar Dacia. Weinig mensen (op alle Ossi’s na) zullen begrepen hebben waarom Renault uitgerekend dát merk uit de zo terechte Roemeense vergetelheid rukte. En dan die Logan, het eerste model waar ze mee kwamen. Natuurlijk: veel voor weinig is altijd leuk, maar waarom moest het zo godsonmogelijk netvliesverkruimelend lelijk zijn? Daarna kwam de MCV – nog meer voor ook al heel weinig en zo mogelijk nog lelijker. De Sandero, vooruit, zag er al iets beter uit, maar het was nog steeds niet moeilijk er van alles op tegen te hebben en voor dat geld gewoon een goeie tweedehands auto te kopen. Nu is er de Duster.
Oké, die naam is natuurlijk een lachertje. Hij schijnt te refereren aan een Dacia uit de jaren tachtig die ook al zo heette en zo mooi was dat er op het hele internet niet één plaatje van te vinden is. Daarbij schijnt de overjas van een cowboy zo te heten, wat nog wel iets stoers heeft. Associaties met de stofjas van oma en een plumeau met stofmagneetfunctie komen bij ons echter eerder op – we nemen aan dat het jullie niet anders vergaat. Maar met de naam houdt het lachen wel op. Aan de hele rest van de auto is namelijk niets belachelijk.

Is ie mooi?

Ten eerste ziet hij er allesbehalve slecht uit. Stoere grille, dikke wielkasten – het kan je smaak niet zijn, maar er is, in tegenstelling tot alle vorige Dacia’s, wel degelijk aandacht besteed aan het ontwerp. Generaliserend kun je rustig zeggen dat bij iemand die een Hyundai ix35/Tucson/Santa Fe of Kia Sportage een aardige auto vond, de Duster ook in de smaak zal vallen. En hij ziet er sowieso twintig keer beter uit dan concerngenoot Koleos. Maar dan noemen we ook wat.
Ruimte heeft de Duster in overvloed; voorin, achterin, bagageruimte – alles is even riant. Het interieur zal elke Dacia-rijder bekend voorkomen: even simpel als overzichtelijk en alles uitgevoerd in knalhard plastic. Afwerkingsfetisjisten zullen weken niet kunnen slapen van de Duster; de bagageruimte wordt afgedekt door een matje dat Carpetland nog niet zou durven verkopen en dat min of meer op maat gesneden zou zijn als de auto tien centimeter langer zou zijn geweest. Daaronder: koud, ongelakt metaal. Daarnaast zaten er in onze splinternieuwe Duster al aardig wat kraakjes en rammeltjes, waarvan je je kunt afvragen hoe dat over 50.000 kilometer klinkt. Nee, de verfijning is ver te zoeken.

Maar doet ie het?

Het werkt allemaal wel, en Dacia heeft inmiddels zelfs een aardige reputatie op het gebied van betrouwbaarheid opgebouwd, wat inhoudt dat dingen helemaal niet perfect in elkaar hoeven te zitten om niet kapot te gaan. Zeker zo belangrijk: de Duster rijdt helemaal niet verkeerd. Hij stuurt niet onaardig, is comfortabel, helt in bochten lang niet zo over als je zou verwachten van zo´n hoog ding, schakelt goed – weinig op aan te merken. Hij remt wat sponzig, maar vooruit.
De motor, in ons geval de bekende 1.6-benzine met 105 pk, moet best hard werken om de vaart erin te houden. Inhalen lukt echt alleen met terugschakelen. Een verder duidelijk minpunt zijn de verhoudingen van de handmatige vijfbak. Bij 120 km/u draai je al 4.000 toeren per minuut en wordt de herrie echt hinderlijk. Bij 130 km/u steekt er ook nog een bijzonder irritante resonantie de kop op, die gek genoeg bij 140 weer verdwijnt. Iets om nog eens naar te kijken voor Renault. De vierwielaangedreven versies (meerprijs 2.000 euro) hebben trouwens een zesbak, wat stukken beter zou moeten zijn. De wegligging is acceptabel; zeker door het ontbreken van esp (een optie, maar dan alleen op de 110 pk diesel) krijg je al snel te maken met voorbanden die het allemaal niet kunnen bijbenen en hevig piepend protesteren. Maar goed, we hebben zo het vermoeden dat de meeste Duster-rijders die grenzen niet zullen gaan opzoeken.

Een koopje of laten staan?

Er valt genoeg op en aan te merken op de Duster, maar zo goed als alles kun je net zo makkelijk weerspreken met één argument: de prijs. Hij is er al vanaf 13.990 euro (11.900 euro in België). Dat is de crisisversie waarbij je de raampjes nog open moet slingeren, maar pak een leukere versie met airco en radio, bumpers in carrosseriekleur, in delen neerklapbare achterbank enzovoorts, en je bent nog altijd maar 16.390 euro kwijt. Dan krijg je ook nog eens niet minder dan vijf jaar garantie. Ter vergelijking: voor een Sportage ben je dan minimaal nog eens vijf mille, voor een ix35 zelfs minimaal 7.600 euro meer kwijt. Is het dan erg dat er wat rammelt of dat hij niet zo lekker met 120 de bocht door wil? Natuurlijk niet. Voor de prijsbewuste autokoper die geen bal om imago geeft, is de Duster het automobiele equivalent van een paardenhoofd in je bed.

Reacties