Het is een beetje een rare kwast, dat nieuwe kleine SUV’tje van Ford, de EcoSport. Hij oogt stoer én popperig, lijkt alles te kunnen, maar doet dat niet en kost niettemin een klein vermogen. Ofwel, Ford: wat moeten we hiermee?

De EcoSport is dus een wat moeilijk geval, maar zonder een fijn ‘stukje duiding naar de lezer toe’ snap je echt helemaal niets van deze auto. Laten we daar dus maar mee beginnen. De EcoSport is voor ons nieuw, maar Ford bouwt ‘m al sinds 1993 – in Brazilië. Hij is daar ook ontwikkeld en klopt daar helemaal: hij is klein, wat handig is in druk verkeer, maar deinst niet terug voor hobbels, bobbels, slecht (of niet-bestaand) wegdek of een niet al te diep riviertje. Niet dat hij vierwielaandrijving heeft – dat zou overkill zijn en erg duur worden, maar zo best zijn de wegen (als ze er al zijn) in Zuid-Amerika nu ook weer niet, en dan is het fijn als je auto niet meteen vastzit als je over een gravelweg rijdt en je gewoon door een beekje (zolang het maar niet dieper is dan 55 centimeter) heen kunt rijden. Dingen die in ons aankoopproces niet bovenaan de lijst met verlangens staan, maar hé: de wereld is groter dan Nederland of België en in landen als Brazilië, China en India doen ze een moord voor een auto die nét een beetje meer kan zonder meteen de wereld te moeten kosten.

Nu is Ford al een tijdje bezig met het ‘One Ford’-programma. Niet meer elke markt bedienen met een eigen model (dat kost een vermogen), maar zo veel mogelijk één soort modellen bouwen die je overal kunt verkopen. Gezien het eclatante succes van de EcoSport in ‘opkomende markten’ en de populariteit van kleine SUV’s in Europa en Amerika is de gedachte die EcoSport dan ook eens in die twee continenten te lanceren, zo’n gekke nog niet. Tot zover, nog steeds: alles helder.

Het is best een stoer dingetje, die EcoSport. Een enorm hoge motorkap, wielkastverbreders en zeker dat reservewiel achterop: het oogt serieus. Helemaal in wat fellere kleuren klopt het wel, bij zwart of grijs zie je meteen hoe klein de EcoSport eigenlijk is, en denk je meteen aan dat Corsicaanse jongetje bij Asterix dat z’n adem inhoudt als hij zijn zin niet krijgt, of aan Tyrion Lannister uit Game of Thrones: een dwerg met een ontzettend grote bek. Het helpt dan niet dat de (toch 16 inch grote) velgen de wielkasten bij lange na niet weten te vullen. Je kunt 17 inch wielen krijgen, maar het blijft wat hulpeloos ogen. Trouwens: wie verzint die namen bij Ford? EcoSport – écht? Eco en Sport – het klinkt een beetje als wereldkampioen zijn, maar dan wel in de discipline ‘zo veel mogelijk veganistische tofu-burgers in één minuut eten’. Knap (wij zouden er niet aan moeten denken), maar nou ook weer niet iets waar je diepe bewondering naar uitgaat. Afijn.

De Europese EcoSports worden gebouwd in India en eerlijk gezegd: dat kun je merken. Naden sluiten moeizaam, overal zie je onafgewerkte plasticrandjes en til het matje in de bagageruimte op en grote delen staal blijken ongespoten. Volstrekt onbelangrijk als je je kinderen naar school brengt in Uttar Pradesh of naar een afspraak op een industrieterrein in Brasilia rijdt, maar wij zijn hier toch echt iets anders gewend. Daarnaast is zo’n beetje al het plastic in de EcoSport, op enkele strategisch geplaatste stukjes na, van een soort veredeld pvc: knalhard, glimmend en prima geschikt om rioolbuis van te maken – denk Kia, tien jaar geleden.


De rest van het interieur doet sterk denken aan de hele rest van Fords kleinere gamma: zelfde knoppenwinkel, zelfde dashboard, zelfde rare kleine schermpje middenin. De stoelen zijn prima (al is de verstelbaarheid beperkt) en er is ruimte te over: je hebt maar liefst keuze uit twintig plekken om kleine spulletjes voor altijd kwijt te raken en een gekoeld dashboardkastje waar zes blikjes in passen, daar kan ook niemand bezwaar tegen hebben. De ruimte op de achterbank is, zeker voor zo’n ukkie, riant. Je kunt zelfs de leuning nog verstellen, al zal 99 procent van de mensen gaan voor de ‘achterste’ positie, anders zit je wel erg rechtop. Dat zo’n achterinzittende wel een eigen 12-voltsaansluiting heeft, is sympathiek.

Er is een tweede groot probleem aan de EcoSport: hij wordt vooralsnog alleen aangeboden in het super-de-luxe Titanium-uitrustingsniveau. Dat betekent enerzijds dat ie tjokvol leuke spulletjes zit: automatische airco, instappen en wegrijden zonder sleutel, elektrische ramen rondom, stereo met zes speakers, eindeloze hoeveelheden airbags en elektronische veiligheidssystemen, aux- en usb-aansluitingen – het is allemaal standaard. Navigatie gek genoeg niet – dat is niet eens leverbaar. Dat mag je met je eigen smartphone regelen, die je dan via Sync weer wel met de EcoSport kunt verbinden, en dan ook bijvoorbeeld met je stem kunt bedienen. Het werkt voortreffelijk.

Voor snelle beslissers wordt voorlopig ook het Technology Pack (Sync-multi-mediasysteem, cruisecontrole, parkeersensoren achter en een regensensor), dat normaal duizend euro kost, gratis bijgeleverd. Allemaal heel fijn, maar het betekent wel dat hij naar verhouding stevig aan de prijs is: voor de benzineversie betaal je in Nederland 24.995 euro, de diesel kost nog vijf mille meer. De verklaring is simpel: het ding is gillend populair in de regio’s waar hij geproduceerd wordt. In de eerste tien dagen dat hij in India te koop was, werd hij ontiegelijk veel keer besteld. Dan blijft er dus niet heel veel over om te exporteren. Ford vermoedt dat de wat luxere varianten het populairst zullen zijn en zet daar in het begin dus op in – later zullen er ook wat meer basic exemplaren beschikbaar komen.

Er zijn twee motoren leverbaar: een 1.5 diesel die waarschijnlijk niemand gaat kopen (want bijna 30 mille en qua lease niet interessant) en de bekende, 125 pk sterke 1,0-liter EcoBoost. Die doet het ook in de EcoSport natuurlijk weer uitstekend; hij is niet snel maar het gaat prima, lekker zuinig (5,3 l/100 km) en vooral die trekkracht onderin blijft voor zo’n kaboutermotortje imposant. Al met al meer Eco dan Sport – veel soep maar weinig ballen, zogezegd.

Hij kon het nog wel eens lastig krijgen, de EcoSport. Van concurrenten als de Renault Captur, Nissan Juke en Opel Mokka zijn veel meer varianten leverbaar, die dan meteen veel goedkoper zijn. Afwerking en materiaalgebruik zijn niet van Ford Europa-niveau en hoewel ie verder prima rijdt, hebben we het Sport uit de naam nergens kunnen terugvinden. We zullen zien.


Ford EcoSport 1.0 EcoBoost 125 pk



10/20



Motor

999 cc

driecilinder turbo

125 pk / 170 Nm



Aandrijving

voorwielen

5v handbak



Prestaties

0-100 in 12,7 s

top 180 km/u



Verbruik/milieu

5,3 l/100 km

125 g/km CO2, B-label



Afmetingen

4.273 x 1.765 x 1.665 mm (l x b x h)

2.519 mm (wielbasis)

1.250 kg



52 l (benzine)

333 / 1.238 l (bagage)



Prijzen

NL € 24.595 (25%)

BE n.n.b.



Het vonnis

Fijn rijdend, apart vormgegeven en mager afgewerkt opdondertje, dat vanwege uitrusting wel erg duur wordt. Leuk voor markten heel ver weg, hier is ie vooralsnog een tikkie overbodig. Dus ga voor een Juke of Captur

Reacties

Meer van TopGear