Na vijf jaar is er weer een nieuw album van Jay Kay. Geen wonder dat het zo lang duurde, hij moest een heleboel auto’s kopen. Tijd om bij te praten.
 
De nieuwe single van Jamiroquai heet White Knuckle Ride. Het nummer, waarin de band gladjes funky klinkt als nooit tevoren, gaat over achttien jaar – is het echt al zo lang? – van ups en downs in de muziekbusiness. ‘Here it is,’ zingt Jay Kay, ondersteund door een stuwend basloopje, ‘couldn’t change it if I wanted/can taste it all the time/pressure.’
 
Als je van auto’s houdt, zal de videoclip je goed bevallen. Hij werd in één dag gedraaid in Almeria, de kurkdroge regio in Zuid-Spanje waar Sergio Leone zijn beroemde spaghettiwesterns opnam. Jay Kay doet in de clip waar hij het liefste mee bezig is: in een snelle auto rondscheuren – in dit geval zijn smetteloze Porsche 911 2.7 RS uit 1973. Hij kocht de RS, zegt hij, omdat hij altijd prijkt op die ‘lijstjes van beste auto’s aller tijden’.
 
De clip draait erom dat Jay, behalve dat hij wat ernstig Stig-achtig rijgedrag vertoont, ook in een helikopter vliegt en zichzelf daarin heftig achterna zit door het stoffige, woestijnachtige decor. De beelden wisselen flitsend af tussen auto en helikopter, en is er sprake van uitermate smeuïg camerawerk. Het is duidelijk een droom van hem die werkelijkheid wordt. Pressure, druk? Welke druk?
 
Die is er wel degelijk. We bekijken een vroege versie van de clip op een laptop in Jays keuken, en hij is er niet blij mee. Er is een moment waarop de helikopter bij een sprongetje in de muziek naar links weg moet zwenken, en ondanks zijn instructies is dat niet het geval. Er is iets helemaal mis gegaan. Hij wordt chagrijnig en loopt naar de andere kant van de ruimte. Er klinkt wat minder nette taal. Een deur knalt dicht. Dit is duidelijk niet iemand die idioten, of blunderende filmregisseurs, verdraagt. Zeg nou zelf, wie zou er ook popster willen zijn?
 
Het vorige studioalbum van Jamiroquai, Dynamite, dateert van vijf jaar terug. Het nieuwe album, Rock Dust Light Star, is geweldig, aardser, minder digitaal gemanipuleerd, iets wat luie muziekcritici vast een terugkeer naar de vorm zullen noemen. Vergeet niet dat Jamiroquai een van de meest hechte bands ter wereld is, en hun frontman zo’n zanger die de zouteloze stumpers bij X-factor wel een toontje lager zou laten zingen (breek hem de bek niet open over dat onderwerp).
 
Jay is een popster van de oude stempel. Hij heeft een prachtig huis buiten de stad, uitgestrekte landerijen, een staf die alles regelt (er zijn gouden en platina platen uit gebieden waar ik zelfs nog nooit van gehoord heb – het succes van Jamiroquai is echt wereldwijd), zijn eigen bar, een stel vervaarlijk uitziende Duitse herdershonden en een garage vol met auto’s. Ah, de auto’s, ja. Die zijn uiteindelijk de reden dat we hier zijn.
 
Kijk, ondanks de rock-’n-roll, de seks en de drugs – hoewel hij alweer heel wat jaartjes clean is – kun je je niet aan de indruk onttrekken dat de ene niet aflatende bron van vreugde in het leven van Jay Kay zijn autoverzameling is. Weet je nog, dit is de man die het onmiskenbare geluid van een Lamborghini Diablo V12, eh, opvoerde als de twintig seconden durende openingsklanken van het titelnummer van hun best verkochte album, Travelling without Moving uit 1996. De man die verschrikkelijk lang nodig had om te antwoorden toen ik hem een keer vroeg wat hij eraan zou geven als hij moest kiezen: muziek of auto’s. (Auto’s, kwam er uiteindelijk moeizaam uit, maar het scheelde verrekt weinig.) Om maar te zwijgen over de man die officieel de snelste beroemdheid is in onze voormalige reasonably priced car, de Chevrolet Lacetti op het TopGear-circuit.
 
De meeste rocksterren houden van auto’s, en het geluid van knerpend grind onder de banden van de nieuwste Ferrari was een van de klassieke onderdelen van het muzikale landschap van de jaren zestig en zeventig. Maar geloof me maar als ik zeg dat niemand het zo goed begrijpt of aanvoelt als Jay Kay. Hij is totaal geobsedeerd. Een soort nerd, eigenlijk, alleen beter gekleed. En hij is er volstrekt open in, ook nog. Hij weet dat sommige lieden het niet begrijpen, terwijl anderen zich openlijk kritisch hebben uitgelaten over de militante ecostrijder die nu benzineadept is geworden. Je kunt je voorstellen hoe zijn weerwoord luidt. De waarheid is dat hij echt zó veel om auto’s geeft dat hij meer een curator is dan een geslaagde rockster met te veel geld.
 
‘Dit is een 911S. Met een 2,0-liter motor. Het is een van mijn favorieten. Het is eenvoudigweg een genot om erin te rijden, en het is de 911 in z’n puurste vorm, die van voor de introductie van de bollere rondingen en al die andere veranderingen aan de vormen van de carrosserie. Hij is ook op bestelling in een speciale kleur gespoten, voor de familie Von Preussen. Ik geloof dat ze bevriend waren met Ferdinand Porsche.’

Is het normaal dat je dat soort dingen weet? Misschien wel als je iemand bent die Discovery Channel-documentaires over BMW op z’n harde schijf opslaat.

‘Terwijl Jay ons een goed beveiligde ruimte binnenleidt, krijg ik de indruk dat dit niet zomaar een stelletje heel mooie auto’s is – dit is zijn levenswerk’

 
Jays moeder Karen Kay, jazz-zangeres en eind jaren zeventig een televisiebekendheid, was veel onderweg toen hij klein was, en hij neemt aan dat het toen allemaal is begonnen. ‘Het werk van mijn moeder hield in dat ze veel moest reizen, dat ze veel op de weg zat’, zegt hij. ‘Ze ging vaak naar Londen voor afspraken en ik herinner me dat ik drie of vier jaar oud was en door het raampje keek en Rolls-Royce Silver Clouds en Silver Shadows voorbij zag komen. Ik kende alle auto’s die er waren, van de Morris Marina TC tot de BMW 1800. Als je de hele dag achter in een Triumph Herald zit, dan ga je dat doen, toch? Ik was verdiept in autogidsen als de AA Book Of The Road en The Observer’s Book Of Cars. Ik moet ze nog ergens hebben liggen.’
 
Dat zal zijn imago als rockster allemaal geen goed doen, maar het is toch wel geruststellend om te horen dat hij op deze manier werd besmet. Het is wat ik de Top Trumps-mentaliteit noem, en iedereen met wie je een gesprek kunt opzetten over, laten we zeggen, de Monteverdi Hai, is wat mij betreft oké. Het verschil is natuurlijk dat Jay Kay, goed voor naar schatting ruim veertig miljoen euro, nu over de middelen beschikt om de auto’s te kopen waar wij als puisterige tieners mee dweepten. Een bijzondere collectie is het zeker, die recentelijk werd aangevuld met een paar uitzonderlijke maar uitermate verstandige keuzes.
 
Vorig jaar kocht hij wat ’s werelds fraaiste Dodge Charger is, een uitvoering uit 1969 die in het bezit was van Bruce Willis. En recenter bracht hij iets bij elkaar wat je alleen maar kunt omschrijven als een soort vergelijkend warenonderzoek uit begin jaren negentig, door een E30 BMW M3 (‘zo mooi uitgebalanceerd’) te kopen, een Lancia Delta Integrale (‘iedereen zou er een moeten hebben, hij heeft iets mythisch’) en een Porsche 968 Club Sport (‘een gril, maar ik hou van het volle geluid van zijn vier cilinders’) te kopen.
 
Iedere kenner kan je vertellen dat deze auto’s mijlpalen waren in hun tijd. De Porsche is een wat getekend oudje, maar zelfs met ruim 210.000 kilometer op de teller rijdt ie nog heerlijk. De M3 daarentegen is de mooiste die ik ooit heb gezien. Net als de 2002 Turbo, die Jay kocht nadat hij in 1992 zijn eerste contract had getekend. In het algemeen weet Jay wat hij doet. ‘Ik zeg altijd tegen mensen: gebruik je hersens. Als je twaalf of veertien mille hebt om uit te geven, besteed die dan aan iets wat over een paar jaar nog steeds dat geld waard is. Deze auto’s zullen alleen maar zeldzamer worden.’
 
Andere zaken die de afgelopen tijd zijn fantasie hebben geprikkeld, zijn onder andere een BMW Z4 M Coupé (‘een beest van een auto’), een Porsche 914 in raceuitvoering (‘klote, eigenlijk’) en een Audi R8. Tijdens ons gesprek worden we onderbroken door een telefoontje van iemand die wil weten wanneer hij Jays nieuwe Mercedes SLS AMG (‘ik dacht: laat ik het eens proberen’) kan komen brengen. Wat betreft Mercedes moeten we echt de twee 300 SEL-sedans uit begin jaren tachtig vermelden, de twee zwarte G-klasses, en de drie W123-stationwagens. Een ervan is van zijn drummer, maar het is duidelijk dat Jay zo’n groot zwak heeft voor dit bijzondere model – ‘hij is zo goed ontworpen dat het volgens mij door een andere afdeling van het bedrijf moet zijn gebeurd’ – dat hij echt zou moeten overwegen in therapie te gaan. ‘Je zult merken,’ zegt hij ernstig, ‘dat het niet makkelijk is om deze los te krijgen van iemand die er een in zijn bezit heeft.’
 
En dan is er het echt serieuze spul. Terwijl Jay ons een goed beveiligde ruimte binnenleidt, een Benson & Hedges tussen de lippen, krijg ik de indruk dat dit niet zomaar een stelletje heel mooie auto’s is – dit is zijn levenswerk. Dit is wat je krijgt als je 25 miljoen albums hebt verkocht. Nou ja, zoals iemand laatst tegen me zei, in een pakket aandelen kun je niet rijden.
 
Behalve de 911 uit 1969 is er nog een Porsche, een 356 Pre-A Speedster uit 1955. ‘Slechts 60 pk,’ zegt hij lachend, ‘dus je moet ‘m echt op z’n staart trappen. Maar denk er maar even aan wat er nog meer rondreed in de VS toen Max Hoffman op het toneel verscheen en ze deze begonnen te exporteren. Het maakte Hollywood warm voor Porsche. Mensen worden blij als ze deze auto zien.’
 
Ferrari’s? Hij heeft er een paar gehad. Niet veel, maar ze kunnen hier niet onvermeld blijven. Op dit moment bezit Jay een Enzo, een 430 Scuderia Spider 16M, een 550 Maranello, een 275 GTB/4 en een 250 GT Berlinetta Lusso. Inderdaad, dat lijkt behoorlijk op The Best of Ferrari. De snelste Ferrari, de beste moderne GT met motor voorin, de meest sexy playboybolide uit de jaren zestig. De 275 is er het laatst bij gekomen, en Jay zwijgt even als hij ernaartoe loopt. Hij neemt een trek van zijn sigaret en blaast theatraal de rook uit.

‘Hij is zo verguld met z’n gitzwarte Enzo dat hij de auto aanduidt als zijn “vrouw”‘

 
‘Het moest gebeuren. Ik zeg je niet hoeveel hij kost, maar het was zonder meer een, eh, financiële krachtproef. Er zijn grenzen aan wat je wilt en wat je kunt doen voor je verzameling. De 275 is voor mij een hoogtepunt. Wat kan ik ervan zeggen? Het is iets bijzonders. Hij stamt uit die beruchte jaren zestig. Stel je een lange tourtocht voor, met vertrek in Turijn, de heuvels in, een heerlijke lunch, en natuurlijk ben je in gezelschap van een fraai ogende dame. Dat is het dus. Het opperste genot.’
 
Hoewel hij in de loop der jaren uitgebreid rijlessen heeft gehad van de beste coureurs ter wereld, ziet Jay er niets in om grote sommen geld aan Formule 1-auto’s uit te geven. In tegenstelling tot veel van zijn miljonair-tijdgenoten. ‘Je hebt een hele ploeg mensen nodig om ze alleen al aan de praat te krijgen’, zegt hij. Hij had een F40 maar verkocht ‘m weer – ‘Ik noemde hem Miss Whiplash vanwege het geluid van de wastegate van de twinturbo’s. Maar ze hebben er 1.300 van gemaakt, dus er is altijd wel iemand die er een van de hand doet’ – en hij is zo verguld met z’n gitzwarte Enzo dat hij de auto aanduidt als zijn ‘vrouw’. ‘Ik weet nog dat toen ik haar net had, ik twee dagen alleen maar naar haar heb gekeken. Toen heb ik haar gestart en alleen maar naar haar geluisterd. Uiteindelijk dacht ik: goed, nu ga ik in haar rijden. Wat een bijzondere ervaring. Het mooie is, dat het nog altijd zo’n bijzondere ervaring is.’
 
Hij slaat de stofhoes terug over de motorkap. ‘Dat is wel weer genoeg gegluurd, dank u. Als je vrouw zulke fraaie dijen heeft, waarom zou je ze dan aan een andere man willen laten zien?’
 
Een of andere idioot gooide kortgeleden een steen door de voorruit. Jay is vermakelijk intolerant jegens zulk soort vandalisme. ‘In Italië zou je haar overal zomaar kunnen neerzetten. Dan zouden er vijfhonderd mensen vol bewondering omheen gaan staan en er zou geen krasje op komen. Dat kun je hier jammer genoeg niet doen, reden waarom ik uiteindelijk een gat in mijn voorruit opliep. [Hij zwijgt even.] Het verbaast me dat de Cosa Nostra me niet belde en vroeg: Heb je z’n adres?’
 
Elders ligt de nadruk op een meer statige stijl. Een Bentley S1 Continental Flying Spur met Mulliner-carrosserie heeft zich onlangs bij een S1-coupé gevoegd. ‘Deze heeft alles te bieden wat een moderne auto moet hebben’, stelt Jay. ‘Als ik naar Schotland of Zuid-Frankrijk wil rijden, brengt ie me heen en terug. Bij 130 km/u rijdt ie heerlijk. Hij verbruikt minder dan een Conti GT van nu, omdat je niet het uiterste van ‘m hoeft te vergen. Dit is wat ik een laten we hier even stoppen en een uitsmijter eten-auto noem. En er is ook nog ruimte voor een stel mooie meiden.’
 
De Mercedes 600 Grosser heeft minder hartverwarmende associaties, maar het is nog altijd een indrukwekkende limo. Deze hier was ooit in het bezit van Coco Chanel. ‘Denk aan alle beslissingen die in deze auto zijn genomen. En er zijn een paar echte slechteriken geweest die hem hebben gekocht. Pol Pot, Idi Amin. Give peace a chance, zoals John Lennon zei terwijl hij in die van hem reed. Een grotere tegenstelling is niet mogelijk. [Hij doet de kofferbak open en slaat hem weer dicht.] Je zou niet willen dat daar iets delicaats tussen kwam.’
 
Wellicht nóg statiger is de Citroën DS21 Decapotable. Het is – het dient gezegd – een auto met een wel heel opvallend uiterlijk. ‘Een van Frankrijks bijdragen’, zegt Jay trots. ‘Het ontwerp is van Henri Chapron, en veel stijlvoller dan dit kan haast niet. Hier is echt iedereen weg van. De meesten hebben er nog nooit een gezien. Ik had er nog nooit een op de weg zien rijden. En ik moet zeggen, de dames zijn er dol op.’
 
We keren terug naar de bar. Jay steekt nog een B&H op en praat dan over het nieuwe album. ‘Mijn motto bij dit project was: geen gedans meer op zo’n verdomde verlichte vloer. Ik ben Justin Timberlake niet. Ik wilde iets relaxters doen, een beetje meer zoals de Stones of Rod Stewart in hun discoperiode. Een beetje meer bluesy, weet je. [Stilte.] Heb je gezien wat er daar rechts van je staat? Een mooie, grote, zwarte Mercedes G, een juweeltje.’
 
Het is simpelweg sterker dan hij.
 
Het nieuwe album Rock Dust Light Star van Jamiroquai is uitgekomen bij Universal

Reacties