Met de Compass wil Jeep een voet aan de grond krijgen in het soft road segment. Het is dat er Jeep op staat…
 
Terwijl ik de Compass nog eens goed bekijk, herinner ik me opeens de vraag die ik in al mijn onnozelheid stelde tijdens de introductie van de Grand Cherokee in 1999. Waarom ontwikkelt Jeep voor zijn auto’s nog van die hoogstaande, loodzware en peperdure vierwielaandrijvingsystemen? Ik bedoel: 99 procent van de klanten rijdt 99 procent van de kilometers op het asfalt. Daar heb je toch geen 4×4 voor nodig? ‘Onze klanten rijden graag in een auto waarvan ze weten dát hij de meest onherbergzame terreinen aankan, terwijl ze ’m daar helemaal niet voor kopen’, gaf de trotse Jeep-bobo mij toen als antwoord. Gaan jullie ooit voor mensen die toch nooit offroad gaan een goedkopere achterwielaangedreven versie van dit model op de markt brengen? ‘Nee, een Jeep moet altijd een terreinwagen zijn’, luidde het antwoord. Kennelijk is er iets behoorlijk veranderd binnen de Jeep-gelederen, want 25 procent van de Grand Cherokees die in de Verenigde Staten worden verkocht heeft achterwielaandrijving.
 
En nu worden we hiermee geconfronteerd: de Compass. Het is een voordelige midi-SUV die technisch identiek is aan een ander Chrysler-product, de Dodge Caliber. Die kruisbestuiving is uniek in de Jeep-geschiedenis. Jeep treedt dus buiten zijn eigen paden en gaat aan de slag in andere segmenten. Waarom eigenlijk niet? Chrysler zit in de puree en Jeep is winstgevend. Dan zet je je 4×4-principes toch al snel overboord? De klasse van compacte SUV’s groeit nog steeds en levert flink geld op. De spelers uit die klasse, zoals de Honda CR-V en de Toyota RAV4, hebben altijd meegelift op het ruige terreinwagenkarakter van Jeep, zonder dat ze zelf uitgesproken ruig of terreinvaardig waren.
 
De Jeep Compass sluit daar naadloos bij aan. Zijn aandrijflijn is totaal ongeschikt voor het echte terreinrijden. Normaliter zijn de voorwielen aangedreven, onder gladde omstandigheden gaat er ook wat trekkracht naar de achterwielen.
 
Hij is goedkoper dan de concurrentie, zij het slechts zo’n tweeduizend euro. Bovendien zijn de tegenstrevers groter en beter gebouwd. De wegeigenschappen zijn gemiddeld. Je raakt er niet opgewonden van, maar slecht zijn ze ook niet. De introductierit maakte ik met een CRD-dieseluitvoering. Het lawaaierige blok is afkomstig van Volkswagen en levert 140 pk vermogen en 310 Nm koppel, ruim voldoende voor vlotte prestaties. Schakelen doe je met een soepele zesbak. De besturing, de wegligging en de remcapaciteiten zijn beter dan je zou denken. Ook het verbruik stemt tevreden.
 
Voor geïnteresseerden kan de kwaliteit van het interieur nog wel eens een flinke barricade zijn. Voor een auto van dik 36.000 euro is dit gewoon troep, de afwerking is om te huilen. Toch zal zijn stoere vóórkomen en rijke uitrusting nog best veel mensen over de streep trekken.

Reacties

Meer van TopGear