De vorige Kia Sportage was een opgepropt karretje, hoog en bol, schattig en aandoenlijk. Je kon er nóg zoveel bullbars, uitlaten en chromen randjes op plakken, als het eropaan kwam zou je ‘m het liefst een speen in z’n grille duwen en een aai over de bol geven. Net als z’n eeneiige tweelingbroer, de Hyundai Tucson. Lief waren ze, die malle koters, maar inmiddels zijn ze groot geworden. Het babyvet is verdwenen, en met één blik op de nieuwelingen weet je: deze jongens zijn klaar met de speeltuin.
Enige tijd geleden reden we al met de Hyundai ix35, de opvolger van de Tucson, en die viel niet tegen. Echter: heel enthousiast werden we er ook niet van. De ix35 haalde precies een score van 10/20, wat zoveel wil zeggen als: aardige auto, niet slecht maar ook niet echt goed, gemiddeld vervoer voor de gemiddelde mens. Gaap.
Niet lang daarna kwam ons een aantal foto’s van de Kia Sportage onder ogen. Die ziet er wel even iets beter uit. Geen druk ontwerp zoals bij de Hyundai, maar een stoer, uit de kluiten gewassen front, strakgetrokken flanken en een venijnige achterkant. Door de aflopende daklijn oogt de Sportage laag en dynamisch, terwijl het bij de Hyundai vooral lijkt alsof er een olifant tegen de achterklep geleund heeft. Hun voorgangers kon je nauwelijks uit elkaar houden, maar deze twee Koreanen verschillen als dag en nacht. Goed van beide merken, die wil om zich meer te onderscheiden.
Dat wil overigens niet zeggen dat er technisch veel verschillen zijn. Onderhuids zijn de auto’s krek eender, en in beide vinden we een 2,0-liter benzinemotor met 163 pk, of een even grote diesel met 136 pk. Een high-output-versie van die laatste motor, zoals we in de ix35 reden, staat bij Kia (nog?) niet op het programma. Wel zijn er inmiddels ook een kleinere benzine- en dieselmotor, die je portemonnee sparen bij de pomp en je geweten strelen met een lagere CO2-uitstoot.
We besluiten de Sportage op z’n TopGear’s in een dikke uitvoering te rijden, met een automaat en vierwielaandrijving. Ook klinkt 163 pk wel erg aantrekkelijk, dus kiezen we voor de benzineversie. Dat blijkt een foutje. In een auto als deze wil je niet zozeer vermogen, maar koppel. Daar heeft de 2.0 CVVT niet bijster veel van: 195 Nm om precies te zijn, en het komt er pas in bij 4.600 toeren. Dat betekent dat je de motor constant moet opstoken, waarbij hij zijn inspanningen luidkeels kenbaar maakt. De automaat schakelt verwoed op en neer om het ideale toerengebied binnen bereik te houden. Het geheel komt niet bepaald geraffineerd over, en al na een minuut hebben we spijt dat we niet in de veel prettiger diesel zijn gestapt.

Er zijn meerdere redenen waarom Kia ons af en toe achter onze oren doet krabben. Zo lijkt de auto vooral afgestemd op ontspanning en comfort – de stoelen bieden nauwelijks steun in de bochten, de besturing is vaag – maar geeft het onderstel elke richel juist bikkelhard door. We rekenden op een beetje dansen en deinen, maar de Sportage is echt stevig geveerd. Dat is niet erg; de combinatie doet alleen wat vreemd aan.

Nog een paar voorbeelden van ‘de Koreaanse slag’: de mate van stuurbekrachtiging is bij ons exemplaar snelheidsafhankelijk, maar op een weinig subtiele manier. Dat wil zeggen, vederlicht bij stapvoets rijden, maar plots heel zwaar als je een beetje tempo maakt. Ook apart is de rembalans; de achterremmen werken te hard, waardoor de achterkant van de auto in z’n veren gedrukt wordt bij stevige remacties – alsof je de handrem aantrekt. Niet dat je er veel van zult merken, want je aandacht zal eerst en vooral uitgaan naar de piepende banden. De wielen blokkeren al wanneer je in de richting van het rempedaal niest.
Tot zover lijken we niet erg te spreken over de Sportage, maar niets is minder waar. Ondanks het feit dat de auto in Duitsland is ontworpen en een paar landen verderop wordt gemaakt, is ie simpelweg niet zo verfijnd als andere Europese producten. Dat weet je van tevoren; je shopt immers bij de Kia-dealer omdat je een aardige auto wil voor een schappelijke prijs. Zocht je meer verfijning, dan kocht je wel een Volkswagen Tiguan of BMW X1, waarvoor je tevens een stukje dieper in de buidel zou moeten tasten.
Ben jij iemand die kan genieten van een wijntje zonder zich minutenlang te hoeven bekommeren om de intensiteit van de afdronk, dan bestaat de kans dat je maling hebt aan vlakke stoelen of rembalans. Je wilt gewoon een leuke SUV, en dan is de Sportage zo gek nog niet. Hij ziet er niet alleen goed uit, hij zit ook goed in elkaar. Het dashboard is netjes afgewerkt, en het navigatiesysteem is, zoals onze Engelse collega’s dat zo mooi zeggen, ‘top-notch’. De ruimte op de achterbank is prima in orde, en je kunt de stoelen zelfs bestellen met een hip oranje Sony Ericsson-bolletjespatroon erop.
Als je de buitenspiegels inklapt, kantelen ze omhoog, net als die van een dure Duitser (Kia noemt ze zelfs ‘gullwing-spiegels’). De auto heeft standaard hill-descent control, en mocht je tijdens een offroad-avontuur in de modder stranden, dan zet je met een druk op de knop het tussendifferentieel op slot voor een constante 50/50 krachtverdeling tussen voor- en achterwielen. Simpele zaken als een verwarmde achterbank en een gekoeld dashboardkastje vinden we nog op te weinig auto’s terug, maar deze Kia heeft ze.
De Sportage is niet langer een lollig, aaibaar autootje; je mag ‘m voortaan serieus nemen. Nee, hij rijdt bij lange na niet zo goed als sommige concurrenten, maar wie zei dat hij zich op dat vlak met hen wilde meten? De ‘betaalbare’ SUV, die op veel vlakken niet meer dan adequaat is, maar waarnaar je toch tevreden omkijkt op de parkeerplaats bij de buurtsuper, heeft tegenwoordig zijn eigen plekje in de markt verworven.

Deze Kia behoort tot de aardigste auto’s in die klasse. Bestel ‘m met de 2,0-liter dieselmotor en wat leuke opties, dan kunnen we ons goed voorstellen dat ie je zo blij maakt als een kind.

Reacties

Meer van TopGear