Het lijkt misschien een uit de hand gelopen facelift, maar vergis je niet: deze Mini is groter, sneller, schoner, geavanceerder en van top tot teen anders. Nu eens kijken of ie nog net zulk plezierig gezelschap is als z’n voorganger.

Toen we de eerste foto’s van Mini’s nieuwste onder ogen kregen, voelden we ons alsof we net een film met Adam Sandler hadden gezien: lichtelijk geamuseerd, maar toch vooral belazerd. Het was alsof de ontwerpers een paar led-ringetjes hadden gemonteerd, het geheel met een enorme fietspomp iets boller hadden gemaakt en toen maar een pilsje hadden opengetrokken. ‘Kijk, geheel nieuw!’ riepen ze. Stelletje luie donders.

Tot we eind vorig jaar naar de fabriek in Oxford afreisden om de auto in het echt te bekijken. Geparkeerd naast de vorige Mini worden de verschillen plots een stuk duidelijker (om niet te zeggen: er zíjn verschillen), en dat niet alleen: er blijkt onderhuids zo veel gebeurd te zijn dat het een wonder mag heten dat het ding überhaupt nog op een Mini lijkt.

Om te beginnen staat de auto op een vers platform en is ie, inderdaad, in alle richtingen gegroeid. Waarom? Omdat de wereld dat wil, zo simpel is het. We kunnen er lang of kort over zeuren, maar voor alle kleine autootjes geldt: ze worden op den duur nu eenmaal groot. (En als het dan na een paar generaties echt de spuigaten uitloopt, prop je er gewoon weer een nieuw klein modelletje onder.)

Het ontwerpteam stond voor een uitdaging: hoe behoud je het aandoenlijke, het eigenwijze, de babyface, wanneer de Mini hatchback uit z’n voegen barst? Nou: met slimme designtrucs en een aantal gewaagde ingrepen. Zoals de platte, bolle koplampen, die hun best doen om te verhullen dat de neus langer en hoger is geworden vanwege voetgangersveiligheid. En de flinke achterlichten, die je op de foto’s misschien afgrijselijk vindt, maar in het echt best oké zijn en de auto kleiner en speelser doen lijken als je ‘m op de weg tegenkomt.

Alles bij de nieuwe Mini draait om verhoudingen, plus een toefje optisch bedrog. Daarnaast bleven de typische stijlkenmerken behouden, zoals de nogal rechtopstaande voorruit (in het licht waarvan de lage Cw-waarde van 0,28 een beste prestatie is) en het platte dak, dat de trend van lullige coupé-imitaties weerstaat en ouderwets tot achter doorloopt. Het resultaat is een auto die totaal anders is, maar vooral ook erg herkenbaar. Met andere woorden: als je de ontwerpers schoffeert omdat je deze Mini precies op z’n voorganger vindt lijken, geef je ze het grootst mogelijke compliment.


In het interieur valt de vooruitgang bij de eerste aanblik een stuk meer op. Zo heeft Mini het fatsoen gehad om de grote centrale snelheidsmeter, wellicht een van de meest nutteloze retrograpjes ooit, overboord te gooien. Het designelement is er nog wel, maar biedt nu alleen nog plaats aan navigatie en entertainment; de snelheids- en benzinemeter zitten voor je neus, waar ze horen.

Er is een optioneel head-up display, keyless go met een hippe startschakelaar en jazeker: de raambediening zit nu op de deuren in plaats van ergens achter een bekerhouder. De handbediende handrem bleef – gelukkig – maar het verkapte seksspeeltje dat diende als navigatie-joystick is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een grote, nog steeds wat onhandig geplaatste draaiknop waarop je met je vinger letters kunt schrijven. Al met al is de Mini vanbinnen een stuk volwassener geworden, zonder z’n gevoel voor humor te verliezen.

'De Cooper is veranderd van een aardige uitvoering zonder opmerkelijke prestaties in een begeerlijk autootje'

Ontegenzeggelijk was er een opknapbeurt aan de orde op het vlak van motoren. Ja, de oude Cooper S kwam nog altijd lekker vlot vooruit, maar z’n 1.6 turbo begon wel een beetje op leeftijd te raken. Over de One en de gewone Cooper met hun turboloze koffiemolentjes zullen we het maar even niet hebben. Vrees niet, er vond een bescheiden revolutie plaats – meer power, minder verbruik – en nu ziet het benzinegamma er als volgt uit: de One krijgt een 1.2 driecilinder, de Cooper een 1.5 driecilinder en de Cooper S een 2.0 viercilinder. Op dieselgebied zijn er twee nieuwe driecilinders, beide 1,5 liter groot. Alle motoren zijn geheel nieuw, slim en schoon, allemaal zijn ze voorzien van een turbo en gekoppeld aan nieuw ontwikkelde transmissies. Geen half werk dus, en reden dat we nog eens extra benieuwd zijn naar de standaard Cooper die voor ons staat.

We starten de Mini met de deur open en worden begroet door een fijn roffeltje. We slaan de deur dicht en horen niks meer. Mini benadrukt dat ze uitgebreid aan de geluidsisolatie hebben gesleuteld, en dat is meteen te merken. Ook tijdens het rijden blijft het opvallend stil in de auto, met weinig herrie van wind en banden; dat laatste zelfs ondanks het ronduit belabberde wegdek van Puerto Rico, waar Mini de persintroductie laat plaatsvinden. Een aparte keuze wat ons betreft, want het nieuwe onderstel – comfortabeler, zeggen ze, en met lichtere componenten dan voorheen – komt niet al te prettig over wanneer je elke drie meter door een kuil van het formaat nijlpaard heen klettert. Maar heel af en toe, bij relatief onbeschadigd asfalt, durven we gas te geven en worden we erg vrolijk.

De grootste driecilinder is een dropje van een motor. Hij zorgt voor prestaties waarvan de vorige Cooper alleen maar kon dromen: een 0-naar-100-tijd van minder dan acht seconden is een serieus mooie waarde voor een semi-instapmodel, en hij is ook nog eens schoner en zuiniger dan de minder krachtige Mini One. Met een beetje fantasie zou je het blokje kunnen zien als een halve 3,0-liter zes-in-lijn, en zo gedraagt ie zich ook: gretig, happig en met een nadrukkelijke rauwe keel als je ‘m opjaagt. Intussen zorgt de turbo voor een bult koppel onderin, waardoor de Mini zich lekker schakellui laat rijden en in druk verkeer een prima metgezel is. Moet er wel geschakeld worden, dan kom je een prettig klik-klakkend pookje tegen en een stevige koppeling met een korte slag. Dit alles is een heerlijke aanvulling op wat traditioneel het kroonjuweel van Mini mag heten: het weggedrag.


Met een opvallend korte stuurratio en een elektrische bekrachtiging die zijn best doet om je toch nog wat mee te geven van de vieze avonturen van Rubber en Asfalt, is het een feestje om de Mini door de bochten te meppen. Spoorbreedte en wielbasis zijn groter, z’n tred daarmee iets zekerder, en de Cooper geeft z’n krachten zo beschaafd af dat de voorwielen nooit overweldigd worden. Een scherper gaspedaal, zwaardere besturing en een harder onderstel zijn op te roepen door de grote ring rond de voet van de versnellingspook een tikje te geven naar de sportmodus, maar zeker op deze wegen vinden we dat zelden nodig. Een ‘Green’-optie is er ook, maar daar worden we ogenblikkelijk depressief van.

Afhankelijk van de rij-modus en je rijstijl licht er een van kleur veranderende led-omlijsting op rond het centrale scherm op het dashboard. Als je nog meer aanmoediging nodig hebt, biedt Mini je ook een Driving Excitement-app die in de gaten houdt hoe je rijdt – bijzonder zuinig of bijzonder hard, bijvoorbeeld – en je naar aanleiding daarvan bonuspunten kan toekennen. We vragen ons af of je je daar nu mee moet willen bezighouden in het verkeer, maar vooruit, leuk dat de optie er is. Andere nieuwigheden zijn adaptieve cruisecontrole op basis van video, uitgebreide connectiviteit met Facebook, Foursquare en Twitter (met voorleesfunctie), en internetradio.

Ga er maar eens aan staan om een icoon als de Mini bij de tijd te brengen zonder z’n hart en ziel, de karakteristieke kernwaarden die ‘m gevormd en groot gemaakt hebben met voeten te treden. BMW deed het met de originele New Mini, en nu is het ze opnieuw gelukt. We moesten wennen – flink wennen – aan het uiterlijk, maar zijn er nu toch van overtuigd dat de Duitse Britten de juiste weg bewandeld hebben. Daarbij hebben ze de Cooper van een aardige uitvoering zonder opmerkelijke prestaties veranderd in een begeerlijk autootje. Zouden we je voorheen nog bij hoog en laag de Cooper S aanbevelen, nu hoef je, tenzij je serieuze performance zoekt, daar echt niet per se meer voor door te sparen. Over geld gesproken: dankzij de schonere motoren zijn alle Mini’s in Nederland behoorlijk goedkoper geworden, waardoor een One – 102 pk, 0 naar 100 km/u in 9,9 seconden – al voor 18.495 euro te krijgen is (17.300 euro in België).

Mocht je, net als wij, in eerste instantie niet overtuigd zijn van de nieuwe Mini, neem dan eens de tijd om ‘m van dichtbij te bekijken. Nog belangrijker: ga erin rijden. We weten zeker dat ie je binnen twee rotondes in z’n zanderige en plakkerige kleuterbroekzak heeft.


Mini Cooper



15/20



Motor

1.499 cc

driecilinder turbo

136 pk / 230 Nm



Aandrijving

voorwielen

6v handbak



Prestaties

0-100 in 7,9 s

top 210 km/u



Verbruik/milieu

4,5 l/100 km

105 g/km CO2



Afmetingen

3.821 x 1.727 x 1.414 mm (L x B x H)

2.495 mm (wielbasis)

1.085 kg



40 l (benzine)

211 l (bagage)



Prijzen

NL € 21.495 (20%)

BE € 20.050



Het vonnis

Ondanks z’n meer volwassen karakter vertoont de nieuwe Mini nog precies hetzelfde aanstekelijke dreumesgedrag als z’n voorgangers die daarmee de wereld voor zich wonnen. De Cooper, met z’n driecilinder, is vertederend briljant

Reacties

Meer van TopGear