We leunen tegen een lantaarnpaal aan het eind van Carnaby Street in Londen. Aan de overkant van de straat loopt een baardig jongmens dat zijn linkerbeen zo plaatst dat hij een foto kan nemen van zijn sneaker en van de grille van onze Mini tegelijk – die foto is vast ergens op Instagram te vinden. Wij weten weinig van sneakers, maar wat we uit dit tafereel wel kunnen opmaken, is dat dit autootje na 60 jaar toch nog altijd uitstraling en aantrekkingskracht bezit. In een wereld die wordt gedomineerd door de obsessie voor het nieuwste van het nieuwste, is de ‘echte’ Mini nog altijd een aandachtsmagneet – en dat is geen geringe prestatie.

Mensen willen ‘m aanraken, erover praten, ze zwaaien naar ‘m… en zetten hun schoenen met ‘m op de foto. We staan compleet illegaal op de stoep geparkeerd en twee voorbijlopende agenten lachen ons vriendelijk toe en gaan verder met boeven vangen. Huh?

Om een auto opnieuw uit te vinden die zo populair is als de Mini en toch de goodwill die hij bij een groot publiek heeft te behouden, is geen simpel taakje – vraag maar aan BMW. Maar dat betekent nog niet dat het onmogelijk is: Singer nam de Porsche 911 onderhanden en behield de charme en de oorspronkelijkheid van de 964 op sommige vlakken, terwijl het andere zaken aanpaste, en het resultaat is zo cool dat je ogen er pijn van gaan doen. Misschien is dat de beste manier om deze nieuwe Mini ‘Remastered by David Brown Automotive’ te beschouwen: een originele Mini die is ver-Singerd – maar dan in het Engelse Silverstone en niet in Sun Valley, Californië.

Waarschijnlijk ken je David Brown Automotive niet – en daar hoef je je niet voor te schamen. De startende carrosseriebouwer bracht eerder een ander model uit – de op de Jaguar XK gebaseerde Speedback GT van driekwart miljoen euro – en die was qua ontwerp nou niet helemaal een doorslaand succes, en tamelijk duur bovendien. Tot op heden hebben ze er daar twaalf van verkocht (helemaal zo gek nog niet, als je erover nadenkt). De Mini is hun tweede plaat, zogezegd, en ze hopen ermee door te breken. Hij wordt gebouwd in hun fabriek in Silverstone, een complex van 1.700 m2, en het doel is om er jaarlijks 50 tot 100 van te produceren – waarbij elk exemplaar helemaal naar de wensen van de klant wordt uitgevoerd. Het is een auto die onze honger naar retrodesign stilt, maar zonder dat ie een moderne interpretatie is, en zonder dat je de Wegenwacht op wekelijkse basis hoeft te gaan bellen.

‘Je voelt je als de enige volwassene op een kleuterpartijtje’

Om ‘m te begrijpen, moet je weten hoeveel werk erin is gestoken – dit is niet bepaald een potje oppoetsen geweest, het is een volledige restauratie, waarbij de wensen en eisen van het moderne stadstype niet vergeten zijn. Om het chassisnummer van de donorauto te mogen behouden, hoef je in het VK alleen het chassis zelf te (her)gebruiken, en twee van de volgende zaken: de ophanging, de stuurinrichting, beide assen, de transmissie, of de motor. Meneer Brown behield de originele basis en maakte die extra stijf, plus de 1,3-liter motor en de handgeschakelde vierbak – beide werden geheel gerenoveerd, zodat ze nu beter zijn dan toen ze nieuw waren. Voor de rest is alles aan de auto vervangen.

Het exterieur is ontdaan van lasnaden, zodat de lijnen vloeiender zijn geworden. Het interieur is volledig nieuw en afgewerkt met vijf soorten (uiterst lekker ruikend) Brits leer, terwijl het met de hand uitgevoerde lakwerk 400 manuren heeft gevergd. Onze testauto is een van de 25 exemplaren van de speciale ‘Inspired by Monte Carlo’-editie, en beschikt zodoende over bestickering op de zijkanten, leren banden over de motorkap, een drietal lampen voor de grille, geen stuurbekrachtiging, en een bescheiden groei in pk’s. Dit alles voor een niet bepaald bescheiden prijs – maar daarover later meer.

Dan zijn er de zaken die we vandaag de dag voetstoots aannemen, maar die buitengewoon zijn voor een oudje van 60. Een alles-in-een infotainment-aanraakscherm met navigatie, bluetooth, Apple CarPlay en DAB is netjes in het dashboard geïntegreerd, twee USB-poortjes zitten verstopt in het prachtige handschoenenkastje, en bovendien zijn de voorste zijruiten elektrisch. Je krijgt zelfs een kliksleutel voor de centrale afstandsbediening, een startknop en – wacht, nu wordt het spannend – een bekerhouder ter hoogte van je enkels.

Het zou aardig zijn om te beweren dat je dat allemaal niet nodig hebt en dat het rijden van een klassieker zou moeten bestaan uit concentratie op de goede oude tijd: even weg uit het heden, geen stress of herrie aan je hoofd – alleen maar het gewicht van de pedalen onder je voeten en de pook constant in je hand. Maar binnen 28 seconden nadat we in de nieuwe Mini zijn gestapt, hebben we onze telefoon aan de USB hangen, verbonden met bluetooth, en blèrt er kristalheldere DAB-pop uit de radio. We zijn zwak, maar we ontkennen het niet.

De zitpositie

Wat niet is veranderd, is de zitpositie van de bestuurder. Aanvankelijk voel je je als de enige volwassene op een kleuterpartijtje – je knieën zitten tegen je oren, het stuur staat scheef en ligt in je schoot, en ergens krijg je het idee dat je een bus bestuurt, alleen bevind je je wat dichter bij het asfalt. De stoelen zitten op zichzelf lekker, ze hebben net genoeg vorm om je rechtop te houden, en het is in zekere zin indrukwekkend dat je niet meteen claustrofobisch wordt, gezien de minuscule afmetingen van de Mini. Knap. De fotograaf weet zelfs achterin te kruipen, met zijn camera, zijn benen om de passagiersstoel heen, om een woeste foto te schieten over onze schouder. Maar die zitpositie, tja…

De motor is nog steeds authentiek rauw, ontdekken we, nadat we de startknop drie keer hebben ingedrukt zonder resultaat. De cilinders ratelen voor je neus, de uitlaat knalt achter je billen. Even later komen we erachter dat dat geknal oorverdovend wordt tussen de 85 en 100 km/u, en boven de 110 km/u maakt de hele auto de indruk aanstonds te zullen detoneren. Zoals we zeiden: authentiek rauw. Gelukkig rijden we vandaag in Londen, waar de Mini de Britse harten wist te veroveren in de swingende jaren zestig. We mogen blij zijn als we boven de 30 km/u komen.

Onze angst was dat niet alleen de lak obsessief te lijf is gegaan, maar dat ook de rijeigenschappen structureel zijn veranderd. Nou, die angst blijkt ongegrond, want hij is nog steeds de kleine dwaas die hij altijd al was – meer nog, eigenlijk, omdat de bak strakker en preciezer is geworden dan voorheen en dit Monte Carlo-model een lekkere 99 pk produceert (76 pk is standaard). Het is geen snelle auto, maar je raast door de versnellingen, de uitlaat knalt er lustig op los, andermans portiergrepen en de knieën van motorrijders komen langs op ooghoogte – je krijgt de indruk dat je twee keer zo hard rijdt als je doet. Goed, de prestaties in een rechte lijn stellen niet veel voor, maar van a naar b gaat ie als een hond naar een stok.

De bochten

In de bochten wordt het wel interessant, want de schijfremmen – hoewel ze hun werk goed doen – zijn eigenlijk overbodig. Je gooit ‘m op rotondes en hij neemt ze met het grootste plezier – hij helt niet, geen gedoe. Hij is totaal hilarisch. Je knalt nog steeds keihard over richels en hobbels, maar de demping is enorm verbeterd – je hebt zowaar controle over de carrosseriebewegingen. Wellicht valt het je op dat we niet meer zeuren over de positie achter het stuur; dat komt omdat je na een uurtje vergeet dat je zo vreemd zit – en eigenlijk kom je er dan achter dat het best comfortabel is, zo met je elleboog tegen de deurgreep en je voeten precies boven de pedalen.

Het grootste compliment dat je deze auto kunt geven, is dat ie nog altijd anders aanvoelt; op een wonderlijke, eigenzinnige manier waaraan hedendaagse kleine auto’s, met hun airbags en kreukelzones, niet kunnen tippen. Maar laten we het niet overdrijven – hij is verre van perfect. We snappen het idee wel om dit Monte Carlo-model geen stuurbekrachtiging te geven, maar dat je daardoor bij hogere snelheden meer gevoel in de besturing hebt, maakt nog niet goed dat je je biceps verrekt bij lagere snelheden. Zeker gezien het feit dat je wel airco, mooie leren stoelen en navigatie hebt. Hij is bepaald geen uitgekleed racertje, en zo zou ie zich dus ook niet moeten gedragen.

Dan zijn er die leren riemachtige dingen op de kap – op het eerste gezicht prachtig, maar toch een beetje gênant als je er nog eens naar kijkt – want ze houden helemaal niets bij elkaar, ze zijn er alleen maar opgeplakt voor een soort retro-effect. Weg ermee. En ieder zijn eigen smaak, maar die led-lichten achter, hm, niet echt aan ons besteed. Maar dat is haarkloverij, want bijna al deze zaken kun je ongedaan maken door zuinig om te gaan met de optielijst. Wat er echt toe doet, is dat dit een eerlijke en verbeterde versie is van wat de Mini Cooper altijd al was: een kleine, bescheiden, gretige en altijd lollige auto.

Dan moeten we het nog even hebben over de prijs. We hebben deze tot het laatst bewaard, want je mening over deze auto zou er weleens drastisch door kunnen veranderen. En als je ‘m eenmaal weet, kun je ‘m niet meer vergeten. Zit je? David Browns Mini kost standaard 85.000 euro, maar deze ‘Inspired by Monte Carlo’-uitvoering moet 112.000 euro opbrengen (exclusief belastingen). Absurd, afgrijselijk, uitzinnig – je kunt ervan zeggen wat je wilt, maar goedkoper wordt ie er niet van.

De prijs van de Mini ‘remastered by David Brown Automotive’

Misschien is de prijs een deel van de aantrekkingskracht. Kostte hij de helft, dan was ie binnen de kortste keren een leuk speeltje voor de mensen die nu in dik aangeklede BMW-Mini’s rijden – maar met deze prijs wordt ie een accessoire voor de superrijken. Jammer, want meer mensen zouden moeten kunnen genieten van een herboren icoon. Mocht je ooit de kans krijgen, zorg dan in elk geval dat je de juiste gympen draagt.

Reacties

  • Vandenberghe heeft op 31 december 2018 geschreven:

    Hadden vroeger een mini 1000

    Reageer

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear