Het is even wennen, maar de eigenaardigste, meest controversiële auto’s komen tegenwoordig uit Japan. Neem nou deze Nissan, de Cube.
 
Er gaan dagen voorbij dat we er weinig hoofdbrekens over hebben, maar de laatste dagen worden we geplaagd door de volgende vraag: welke fabrikant is nu eigenlijk Kampioen Rare Auto’s? Renault deed een tijdje goede zaken op dat gebied (en dan ook alleen op dat gebied) met die malle Oma Duck-Mégane en de Vel Satis. Fiat is, gezien de ook louter op dat terrein jarenlang immens populaire Multipla, eveneens nooit te beroerd een duit in het zakje te doen. Tegenwoordig hebben ze de Qubo en Doblò, die er moeiteloos in slagen hele hordes automobiele conservatievelingen gillend van ellende de andere kant op te jagen. Is dat genoeg voor de titel? Neuh – daarvoor is de 500 te veel stijlicoon en zijn Bravo en Punto te ‘Italiaans’ (lees: verantwoord design). BMW dan? Zelfde verhaal: de 3-, 5- en 7-serie zijn te maatgevend mooi om het door een maagzuuropwekker als de X6 te laten verpesten.
 
Nee, het lijkt erop dat je voor de serieuzere spelers een heel eind naar het Oosten moet. Daihatsu bijvoorbeeld! Neem nou de Move, Copen, Sirion en Materia – het is dat ze nog een Cuore hebben, anders zou je denken dat ze nog nooit een normale auto hebben gemaakt. Of Honda, dat op de een of andere manier altijd iets excentrieks (en dus risicovols) lijkt te moeten maken van de Civic, wat toch hét volumemodel zou moeten zijn? Zelfs Toyota, dat toch te boek staat als de meest behoudende der Japanners, komt tegenwoordig met auto’s als de iQ en Urban Cruiser, en beschikt met de Prius over een auto die ook vooral in mooi/lelijk-opzicht van zich doet spreken. Dan hebben we het nog niet gehad over Koreaanse toestanden als de Kia Soul en Opirus, en zo goed als elke denkbare Ssangyong.
 
Waarom kwelt die vraag ons de laatste tijd zo? Dat is allemaal de schuld van de Nissan Cube. Dit allerapartst ogende autootje is al jaren een hit in Japan, waar ze inmiddels aan de derde generatie Cube toe zijn en waar hij een soort design-cultstatus heeft. Omdat het ding ook op productpresentaties in Europa al jaren de vraag oproept waarom hij niet hier te koop is (simpel antwoord trouwens: hij was er alleen met het stuur rechts), heeft Nissan besloten de stoute schoenen aan te trekken. Het feit dat kleine auto’s op ons continent steeds populairder worden, helpt een handje mee, al kan Nissan helaas geen gezellig grasgroen milieulabel aan de Cube hangen – meer dan een d-label zit er niet in.
 
De naam is treffend – hoewel werkelijk elke hoek is afgerond, overheerst een kubistische indruk. De uitleg van alle stijlvormen en inspiratiebronnen is, zoals vaak bij Japanners, uitgesproken humoristisch. Dat we de (vorm van de) zijruiten moeten zien als fotolijstjes, alla. Maar drie keer raden waar de neus en de grille aan moeten doen denken? Fout. Fout. Fout: aan een bulldog met een zonnebril op. Naast de vierkante vormen valt natuurlijk vooral de achterruit op, die aan één kant doorloopt in de zijruiten. Dat zijn we nog nooit eerder tegengekomen en het oogt grappig. Al dat glas levert, zeker in combinatie met het standaard panoramadak, een reuze ruimtelijke indruk op. Het zicht rondom is prima, al nemen de dikke a-stijlen weer een hoop weg.
 
Het blijft niet bij een indruk van ruimte, die vierkante vorm heeft als voordeel dat de Cube ook echt ruim is. Achterin zit je zeker zo riant als voorin. Je zit daar zelfs wat hoger, zodat je gezellig over de toch al op de bok zittende bestuurder en bijrijder heen kunt kijken. De inrichting is typisch Japans. Die zitten niet zo met hard plastic, dat dan ook in ruime mate voorradig is. Er is veel opbergruimte (veel belangrijker in hun ogen) en de bediening van alle instrumenten is simpel. Het navigatiesysteem, zo ongeveer het enige dat niet standaard is op de Cube, ziet er een beetje met de haren bijgesleept uit, maar ach.
 
Overal keren bepaalde vormpjes terug, zoals die van de ‘druppel die in stilstaand water valt’. Wij kunnen nauwelijks een grotere ergernis bedenken dan een druppelende kraan, maar Japanners worden er kennelijk rustig van. Want dat is de sfeer waarin de Cube je zou moeten onderdompelen: die van innerlijke rust, een oase in de stadsjungle – je kent het jargon. Wat ons brengt bij de veruit idiootste accessoire dat we in de afgelopen vijftien jaar zijn tegengekomen: op het dashboard ligt een met klittenband vastgemaakte, ronde tapijttegel. Geen idee wat het is of wat we ermee moeten. Je kunt er niets op leggen, want dat schuift er bij de eerste de beste bocht af. We dachten nog even dat Marc-Marie Huijbrechts zijn cavia per ongeluk had laten liggen, maar nee, het hoorde echt bij de auto. Navraag leverde ook niets meer op dan: ‘Gewoon, leuk’. We weten niet of we al klaar zijn voor Japanse humor.
 
De Cube rijdt prima. Hij is comfortabel geveerd en de 110 pk sterke 1,6-motor doet wat hij moet doen, zonder verder ergens in uit te blinken. De besturing zal wel bij Renault vandaan komen – hij heeft diezelfde, vreselijk kunstmatige bekrachtiging die ook de vorige Clio en Mégane zo kenmerkte. Wij hebben er een hekel aan, maar je schijnt eraan te kunnen wennen. Schakelen gaat uiterst soepel en de remmen voldoen uitstekend. Met name bij optrekken en hogere toeren is de motor wat luidruchtig, maar op constante snelheden heb je aan een bescheiden radiovolume genoeg om de boel te overstemmen. Een scheurbakkie is de Cube zeker niet, maar daar is hij ook niet voor. Je gaat van 0 naar 100 in 11,3 seconden en de top is 175 km/u – voor de meeste mensen voldoende.
 
Wat ons brengt bij het lastige laatste punt: voor wie is de Cube? Volgens Nissan (uiteraard) voor ‘jonge mensen met een actieve lifestyle’ blablabla, wat er waarschijnlijk op neerkomt dat vooral ouderen de Cube wel zullen zien zitten. Is dat erg? Welnee. Die hebben tenminste het geld (de Cube is er vanaf een niet al te voordelige 19.400 euro, in België vanaf 17.600 euro) en zullen er in ieder geval voor zorgen dat het straatbeeld er een vreemde eend bij heeft. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.

Reacties

Meer van TopGear