Spykers nieuwste creatie heet Aileron. Nou ja, nieuw. In maart 2008 werd ie onthuld op de autoshow van Genève, maar eind 2010 is ie eindelijk leverbaar. TopGear mocht een blokje om met een preproductiemodel.

Wat je ook van Spyker vindt, er is altijd wel wat nieuwswaardigs te melden over ons nationale automerk. De oprichter die opstapt, veel aanloopverliezen, een komen en gaan van bestuursleden, hangende faillissementen, Russische oligarchen die zich financieel ontfermen over Spyker, CEO Victor Muller stapte op en kwam weer terug, een verhuizing van de fabriek naar Engeland en onlangs nog Spykers aankoop van Saab. Dan geven we nog een korte samenvatting.

Los van al die perikelen gaat het uiteindelijk maar om één ding: auto’s verkopen. Uit de financiële cijfers zou je kunnen opmaken dat die verkopen nog niet optimaal zijn, de C8 Aileron moet daar – vooral ook op de Amerikaanse markt – verandering in brengen. Dat is de reden waarom de Aileron ook aardig is afgestemd op de Amerikaanse markt: een lange wielbasis en een automaat. Dat maakt de Aileron met z’n V8-motor tot een soort GT die veel minder hardcore zou moeten zijn dan z’n broertjes en zusjes. Maar is dat ook zo?

Toen Jeremy Clarkson, enkele jaren geleden inmiddels, een van de eerste Spyker-modellen testte, vond hij de auto een soort van absurd automobiel maatpak. In de goede zin des woords. De nieuwste Spyker is niet anders.

Als je voor het eerst een Aileron in het echt ziet, bekruipt je een gevoel van angst en van opwinding. Angst omdat hij er afschrikwekkend uit ziet door z’n lange en slanke silhouet, mysterieuze luchthappers op de flanken, gemene mesachtige velgen en een extra beademingsgat bovenop het dak. Een donkere kikvorsman die met een glimmende dolk boven komt drijven en de wereld inkijkt om ergens op bloedige wijze toe te slaan. Een beetje Amsterdamned. Eigenlijk veroorzaken die griezelige indrukken ook de opwinding waarin je verkeert als je bedenkt dat je met dit monster gewoon kunt rijden. Als ie net zo griezelig en gemeen rijdt als ie eruitziet, dan moet je wel in extase geraken als je zoiets weet te bedwingen.


De eerste indruk is een beetje verpletterend, maar je slaat nog net niet met de kin van je openvallende mond op straat omdat je ook heel duidelijk een Spyker herkent. De neus is onmiskenbaar Spyker en ook die luchthappers in de flank, die enge en fraaie wielen en het profiel kom je bij andere Spyker-modellen tegen. Door die herkenning voel je je toch een beetje veilig, omdat je het al eerder gezien hebt en omdat je weet dat ie je niet direct zal bespringen om het bloed uit je hoofd te zuigen. Maar heb je nog nooit een Spyker van dichtbij gezien, dan gaat je hart sneller kloppen, en je nekharen zullen zich oprichten.

Met een zwierige beweging openen we een van de vleugeldeuren om in te stappen. Als een soort scalpel opent de Aileron zich om in ‘m plaats te nemen. Je moet een tikje lenig zijn om over de brede dorpel te stappen zonder je broek vuil te maken, maar het sluiten van de deur is eenvoudig: je kunt er makkelijk bij en dat is niet altijd het geval bij vleugeldeuren.

Het angstaanjagende van het uiterlijk is binnenin geheel verdwenen. Binnen is het een overdadige oase van leer en glimmend en gepolijst metaal met wijzertjes en tellers. Alsof je in een tot ligbad omgebouwde Chesterfield-bank stapt, gevuld met peperdure mechanische horloges. Alle Spykers hebben een vergelijkbaar interieur en elke keer als je instapt, raak je opnieuw onder de indruk van dit schouwspel. Het oranjekleurige leer staat heel goed bij de carrosseriekleur antraciet. Wat heet: dit is de mooist denkbare combinatie. Het is net niet vulgair, die afwerking in kussen- en gaatjesmotief, de bijzondere stiksels en de combinatie met al dat metaal. Het hele dashboard is van geborsteld aluminium. De klokken van het roemruchte horlogemerk Chronoswiss laten je pupillen dansen van wijzer naar wijzer. De ventilatieroosters hebben dezelfde moorddadige rotorvorm als de velgen waardoor je één ding zeker weet: daar steek je nooit of te nimmer een vinger in. Die wordt waarschijnlijk in plakjes via de luchtopeningen aan de buitenkant de weg op geschoten.

Hoewel het klein is binnenin – maar niet krap – zorgt het tweedelige, glazen dak voor veel licht en een ruimtelijk gevoel. Natuurlijk zorgt dat licht er ook voor dat al die fraaie elementen in het interieur nog fraaier uitgelicht worden. Alleen het schakelmechanisme is al een kunstwerk op zich. Spyker hanteert daar immer een grote, naakte stang voor die boven de middentunnel loopt. In andere Spykers is daar een tweede stang aan verbonden die direct aan de versnellingspook vastzit, en waarmee je dus schakelt. Het lijkt gezocht en gecompliceerd, maar het ziet er bijzonder fraai en hightech uit, en het werkt prima. Spyker heeft ervoor gekozen om dat stijlkenmerk van hun interieur te behouden voor automatisch schakelende modellen; je verandert de stand van de pook en de automaat wisselt van P naar D. Of van R naar S, afhankelijk van welke richting je uit wilt, en hoe snel je dat wenst.


Op de schakelstang is ook een afgeplat ei bevestigd dat er nu alleen maar voor de sier zit. In de productieversie, dit is een preproductiemodel weet je nog, zal het ei een soort iDrive-achtige knop worden voor de besturing van audio en navigatie. Een slimme en vooral fraaie vondst. Achter het stuur zitten trouwens nog twee enorme metalen schakelflippers, voor het geval je even genoeg hebt van de automaat.

Starten doe je als in een straaljager. Je duwt een klepje omhoog waaronder een knop zit die de auto stroom geeft. Vervolgens druk je op een andere knop, eh ja, de startknop, en de C8 Aileron komt grommend tot leven. Hij schudt er een beetje bij, maakt vooral bij een koude motor veel toeren en bijbehorende geluiden waardoor het lijkt alsof hij zich klaarmaakt voor een kill.

De zit achter het stuur is perfect in te stellen, al moet je door de split die over het dak loopt, waardoor het van binnen iets minder hoog is, niet langer dan 1,90 meter zijn om comfortabel én rechtop te zitten. Wij hebben vier centimeter speling. Wat geen fijn gevoel geeft, is het zicht. Ten eerste spiegelt het leer bovenop het dashboard in de voorruit, iets wat je wel vaker ziet bij auto’s met een zeer schuine voorruit. De wereld krijgt er een oranje tint van. Door de zijramen kijken, is als gluren door een brievenbus; die ramen zijn smal en zitten bovendien hoog. Het zicht naar achteren wordt gespleten door de motorkoeling, die door de luchtsleuf op het dak over het achterraam naar de motor wordt geleid. Je probeert dan door de twee afzonderlijke achterruiten te kijken, maar het zicht wordt extra beperkt doordat de hoofdsteunen in de stoel doorlopen – daar kun je dus ook niet ‘tussendoor’ kijken. Nou, dan kijken we gewoon niet naar achteren. Tijd voor actie.

'De motor zit zowat in je nek en brult, sist en fluit. De uitlaten geven knallen te horen. De transmissie begint langs je rechterbeen, geeft metalige klanken en brengt schurende klappen te weeg in het motorcompartiment'

De motor is al warm dus we kunnen meteen aan de slag. Het is vandaag wel oppassen geblazen want het motregent en de wegen zijn nat en glad. Zo angstaanjagend als de buitenkant en zo overweldigend als de binnenkant is, is de motor niet. Ook deze Spyker heeft een V8 van Audi, die in de Spyker-setup goed is voor 400 pk en 480 Nm. Eigenlijk een heel brave motor voor deze auto. Misschien zelfs wel te braaf voor een auto van 1.425 kilo. Volgens opgaaf van Spyker haal je er 300 km/u mee en sprint ie van 0 naar 100 in 4,5 seconden – en dat geloven we ook – maar opzienbarend is het niet. Natuurlijk, jouw leaseauto haalt het niet, maar we praten hier over een supercar die exclusief belastingen twee ton kost. Dik drie ton als je bpm en btw afrekent.

Wat meespeelt in ons oordeel over de relatief brave motor is dat deze C8 Aileron met een beetje hulp van Lotus is ontwikkeld. Lotus leverde onder andere het stuurhuis (afkomstig uit de Evora) waardoor de Aileron aanmerkelijk scherper stuurt als z’n broertjes die geen stuurbekrachtiging hebben en daardoor veel barbaarser door een bocht gedwongen moeten worden. De combinatie meer vermogen met een scherpe besturing moet de Aileron dus makkelijk aankunnen. Te meer als je bedenkt dat hij op een ultrastijf, aluminium spaceframe staat en dat je het onderstel op z’n Formule 1’s kan afstellen. De C8 Aileron kan gewoon makkelijk tot 200 pk meer aan. Als dit model een beetje verkoopt, zal dat er wel van komen, denken we.


Het is trouwens niet dat je voortsukkelt als je lekker op pad bent. Druk het gaspedaal in en de Aileron vliegt vooruit. Niet de absolute snelheidstoename bezorgt je kippenvel, dat doen de omliggende gebeurtenissen. De motor zit zowat in je nek en brult, sist en fluit. De uitlaten geven knallen te horen. De transmissie begint langs je rechterbeen, geeft metalige klanken en brengt schurende klappen teweeg in het motorcompartiment. Tel daarbij op dat de achterwielen naar grip zoeken en daarmee de auto flink laten schudden zodat je het stuur met beide handen moet vastpakken om de neus de juiste kant uit te dirigeren. En dan moet je bedenken dat dit nog een soort prototype is dat niet geheel vrij is van rammels en kraken. Het voelt een beetje alsof je naar de maan wordt geschoten in een raketvormige stoomlocomotief. Wij kraaien het uit van de pret die deze sensatie met zich meebrengt, maar we weten zeker dat de potentiële Amerikaanse dikzak die denkt hiermee een uiterst coole – zo niet de coolste – GT te kopen, hier niet op zit te wachten. In dat licht bezien, is het misschien wel goed dat dit model ‘slechts’ 400 pk heeft, 150 pk erbij en je rijdt jezelf toch vrij snel morsdood.

Sturen gaat precies en snel, al mag het nog directer, wat ons betreft. Remmen gaat precies en snel, al doet het pedaal eerst een tijdje niks en vlieg je vervolgens strak in je gordel: het gaat een beetje abrupt. Putdeksels, nare richels: je voelt ze goed, maar toch ook weer niet. De Aileron communiceert met je, door alle herrie van z’n mechanica heen, maar laat zich er niet door van de wijs brengen. Als we de rijbeleving zouden moeten typeren dan wordt het een auto tussen de rauwe, uitgeklede Ferrari 430 Scuderia en een gladde, comfortabele Aston Martin Vanquish in. Maar wel eentje die op een mengsel van spijkers en koeienbeenderen loopt. Spartaans chic.

Na enkele kilometers rijden met een gezicht op standje ‘dit is de mijne’ – iets wat nooit heel goed werkt als je met handelaarsplaten rondrijdt – valt het ons op dat we niet heel veel bekijks hebben. Kom op mensen, dit is de enige Aileron in de wereld, kijk nou toch eens om! Het is de kleur. Als de auto een beetje op snelheid is, zie je de macabere details van de auto niet. Het wordt meer een donkere, grommende streep die langs je schiet. ‘Hé, een donkere sportwagen’, zullen mensen denken. Pas als ie stilstaat, en dan vooral met die beide scheermesdeuren geopend, komen mensen met een blik vol verbazing dichterbij geschuifeld. Heel voorzichtig ook, bang om gebeten te worden waarschijnlijk.

Deze Spyker heeft goede verkoopkansen, al is dat niet in z’n huidige prototype-hoest-en-rammel-configuratie. Daar kunnen wij wel doorheen kijken, maar een potentiële koper rent gillend terug naar z’n Lamborghini. Echter, als Spyker ‘m marktklaar heeft, zien we er wel Russen, Arabieren en Amerikanen mee pronken. We doen hun een gratis tip aan de hand: neem een opvallende kleur. Dat hoort en past bij deze auto. En vraag aan Spyker of ze er 100 pk extra op kunnen schroeven. Dan heb je het snelste en vooral meest brute en angst inboezemende maatpak dat je je kunt wensen.

Reacties