De Subaru Legacy is door het illustere TopGear-presentatietrio meermalen zo goed als heilig verklaard. Dat voert de druk op z’n opvolger behoorlijk op.
 
We kunnen niet zeggen dat we helemaal begrijpen waarom, maar Clarkson, Hammond en May hebben hun bewondering voor de Legacy nooit onder stoelen of banken gestoken. Het zal, vermoeden we, te maken hebben met de eigenzinnigheid van het kleine merk, het volstrekte gebrek aan pretenties van de Legacy en, vooruit, de Britse voorliefde voor understatement en een dikke knipoog zullen ook een rol hebben gespeeld.
 
Het blijft, ook bij dit nieuwe, vierde model, dan ook een eigenaardige auto, die Legacy. Alleen liefhebbers zullen weten dat onder die wat anonieme huid altijd technische snuisterijen als vierwielaandrijving en boxermotoren schuilgaan. Het is zelfs de vraag of veel Legacy-rijders het weten; het overgrote merendeel is 50+, rijdt al decennia Subaru en is vooral gecharmeerd van het feit dat Subaru’s door de bank genomen pas kapot gaan als je ze door een shredder trekt. Andere Subaru-fans kicken juist op de rallysuccessen die het merk voorheen boekte, maar die zullen weer nooit bij de Legacy uitkomen en juist een Impreza met evenveel spoilers als pk’s nemen.
 
De nieuwe Legacy borduurt gezellig verder waar de oude ophield. Geen overdreven ontwerpfratsen dus, maar gewoon vormen waar niet veel mensen diep-erotische gevoelens van zullen krijgen, maar waar ook maar weinigen iets op tegen kunnen hebben. (Even tussendoor: de auto op de foto’s is een benzineversie – de diesel heeft namelijk een best wel sexy luchthapper op de motorkap. Maar daarvan waren alleen maar heel saaie foto’s met heel blije mensen erop, vandaar.) De Legacy is in totaal iets groter dan de vorige, maar de wielbasis is maar liefst acht centimeter gegroeid, waar je vooral als achterinzittende profijt van hebt: veel ruimer kun je in deze klasse niet zitten. Het interieur zit prima in elkaar, al blijkt Subaru maar niet te willen afstappen van wat knalhard plastic hier en daar. Ergonomisch klopt alles wel en de stoelen zijn uitstekend.
 
Uiteraard is vierwielaandrijving standaard en zijn alle motoren boxers. Er zijn er drie (een 2.0 van 150 pk, een 2.5 met 167 pk en een diesel met 150 pk). Er is ook nog een erg smakelijke 2,5-turbo met 265 pk, maar die komt spijtig genoeg niet onze kant op. De beste keus is zonder meer de diesel. Niet alleen vanwege zijn curiositeit (het is de enige boxer-diesel ter wereld) maar vooral vanwege zijn prestaties. Onder de 2.000 toeren gebeurt er niet bar veel, maar daarna gaan alle sluizen open en is het een van de weinige diesels die het juist leuk lijkt te vinden dat je hem op zijn donder geeft. Hij draait net zo graag toeren als Jack Spijkerman sjekkies, en klinkt er nog ondieselig goed bij ook. Vering en demping zijn stevig maar comfortabel genoeg. De vanaf-prijs, 39.995 euro, is zeker niet te hoog. Clarkson, May en Hammond kunnen alvast weer op zoek naar wat nieuwe superlatieven – al begrijpen wij nog altijd niet helemaal waarom.

Reacties

Meer van TopGear