Dit is geen standaard prototype. Deze Mercedes is echt af. En wij hebben de sleutels in handen…
Stel je eens voor dat je een auto-ontwerper bent in de jaren zestig van de vorige eeuw. Deze jongens creëerden de meest extreme designs – denk aan de Ferrari Modulo, de Alfa Romeo Carabo en de Lancia Stratos Zero. Het futuristische tijdperk waarin deze auto’s ooit zouden moeten rondrijden, is nooit aangebroken.
Maar de flamboyante, vrije geesten in Italië waren niet de enigen die bijzondere ontwerpen lanceerden. De Mercedes C111 verscheen in 1969 voor het eerst op de autoshow in Frankfurt. De vleugeldeuren waren een directe verwijzing naar de 300 SL, een auto die met z’n unieke ontwerp in de jaren vijftig opzien baarde. Kenmerkend voor Mercedes was het feit dat de C111 niet slechts een futuristische creatie was (uit de tijd dat de Apollo 11 net op de maan was geland), maar dat dit een volledig functionele auto betrof. De motorisering was oorspronkelijk van Felix Wankel, een revolutionaire techniek die niet met cilinders en zuigers werkt maar met rotoren.
Een tof idee dat in massaproductie werd genomen door Mazda, maar Mercedes stapte er al snel weer vanaf. De wankelmotor was te duur, te onbetrouwbaar en niet efficiënt genoeg. Dit woog niet op tegen de voordelen van het soepele karakter en de compactheid van de 280 pk sterke motor.
De C111 bleef zich ontwikkelen. In 1970 werden er weer vier exemplaren gebouwd en in dat decennium verschenen er diverse varianten. Hieronder waren een baanbrekende turbodiesel en een aantal recordbrekers. In 1978 behaalde de C111-III met z’n ultra-lage luchtweerstand een gemiddelde snelheid van bijna 300 kilometer per uur tijdens een twaalf uur durende rit op een testbaan. In totaal werden er veertien exemplaren van de C111 gemaakt en daarmee is het een concept dat zich constant heeft ontwikkeld. Tien zijn er nog over, want drie zijn naar de schroot verdwenen en één vond zijn einde bij een crashtest.
Onlangs stond de C111 in de schijnwerpers bij een speciale tentoonstelling van het magnifieke Mercedes-museum in Stuttgart. Ook verscheen de C111 in Engeland, met Lewis Hamilton, tijdens de Londense Fashion Week. Toen Lewis uitgespeeld was, mochten wij een stukje rijden. Aan het begin van de jaren zeventig stopte Mercedes de 3,5-liter V8 met 230 pk in de C111, en vroeg ZF om een versnellingsbak op maat te maken. Met andere woorden: met deze C111 kun je gewoon echt rijden, er zit zelfs een modern motormanagementsysteem ingebouwd. Matthias van Mercedes is verantwoordelijk voor dit museumstuk, en hij moet ervoor zorgen dat het heel terugkomt.
‘Dus, hoeveel is hij waard?’ vraag ik, terwijl ik het sensationele uiterlijk van de auto bewonder, met name de gleuven in de motorkap en de neus die doet denken aan een miereneter. ‘Dat is moeilijk te zeggen’, antwoordt hij. ‘Want het is zo een speciale auto. De verzekeringswaarde is in elk geval zes miljoen.’
Voor een 45 jaar oud studiemodel is de C111 opmerkelijk goed. We rijden wel vaker in showmodellen van autofabrikanten maar hoe mooi die ook kunnen zijn, vaak hangen ze aan elkaar met tape en lijm. Met als gevolg dat de testritten meestal vergezeld gaan van schietgebedjes om te voorkomen dat de auto uiteenvalt. Dit alles met een snelheid van maximaal 10 km/u.
Vandaag is daar geen sprake van. De vleugeldeuren moet je voorzichtig openen en sluiten, maar ze zijn deugdelijk ontworpen en voelen net zo solide als bij elke andere klassieke Mercedes.
De carrosserie is van glasvezel gemaakt en bevestigd op een stalen chassis. De brandstoftanks zitten achter de dikke dorpels onder de vleugeldeuren. Twee opvallende ventilatieopeningen aan de zijkanten zorgen voor de koeling van de V8, maar direct boven de motorruimte bevinden zich gek genoeg geen luchtkanalen. Matthias zegt dat de afvoer van warme lucht afdoende is.
Het interieur voldoet aan de degelijke standaard die je gewend bent van Mercedes. De verticale middenconsole is het enige dat verraadt dat dit een studiemodel is. Zelfs de airconditioning werkt naar behoren. De stoelen zijn voorzien van een stevige bekleding met ruitpatroon, de pedalen zitten op de juiste plek, de zitpositie is perfect.
Ik draai de sleutel om en de V8 komt meteen tot leven; een genot voor de oren. Om ‘m in de eerste versnelling te zetten, moet je de pook naar linksonder bewegen (een zogenaamde dogleg-bak) en bovendien een knopje indrukken op de pook. Dit verloopt allemaal soepel en de C111 komt zonder enig schokken in beweging. Er zijn productieauto’s die vele malen lastiger te bedienen zijn. Waarschijnlijk is dit een van de meest liefdevol verzorgde auto’s ter wereld, maar toch, hij is verrassend makkelijk in de omgang.
De C111 vindt het prima om rustig te cruisen, maar is meer dan gewillig om harder te gaan. Het zou natuurlijk onbeleefd zijn om hier geen gehoor aan te geven. De achteras was destijds een innovatie van het type multilink, dat in de productie van de daarop volgende generatie Mercedes-modellen werd toegepast. De C111 is dus geweldig simpel te besturen. De grote, old-school banden volgen nauwkeurig de welvingen van de lanen en weggetjes. Grip is er in overvloed, maar het stuur geeft niet bijzonder veel feedback, zoals we van een Mercedes uit deze periode gewend zijn.
Het is haast onmogelijk om een definitie te geven van het woord ‘cool’, maar je weet wanneer iets cool is zodra je het ziet. Dat is bij deze Benz zeker het geval.
Onze favoriete conceptcars
Van ontwerpers met visie. En helaas conceptcar gebleven.
Peugeot Onyx (2013)
Grote dromer Peugeot maakte één van onze favoriete showmodellen van dit moment. De Onyx heeft een 600 pk sterke dieselmotor die ook in de 908 Le Mans-racer zit. Het chassis bestaat uit twaalf koolstofvezel delen en de carrosserie heeft koperen panelen.
Maserati Boomerang (1971)
De Boomerang van Giugiaro was moeilijk te overtreffen. Hij werd gebouwd op het chassis van een Bora en had een 4,7-liter V8 aan boord. Deze Maserati zette de trend voor de hoekige ontwerpen van de jaren zeventig. Het complete dashboard zat trouwens in het stuur.
GM Firebird III (1958)
‘Ik voorzie een toekomst waarin we een totaal ander type auto’s hebben, die we per raket naar de maan kunnen sturen.’ De designlegende Harley Earl van GM dacht duidelijk een paar stappen verder dan toffe bekerhouders.
Alfa Romeo BAT 5 (1953)
Vroeger werd aerodynamica nog vooral geïnspireerd op de luchtvaart. Dit eerste BAT-concept (er zouden er nog twee volgen) was enorm geavanceerd. De luchtweerstandscoëfficiënt was 0,23 Cw en de stabiliteit bij hoge snelheden was uitstekend.
Pininfarina Modulo (1970)
Het beste studiemodel ooit. Toen Ferrari niet al zijn 25 512S-racers aan de man kon brengen, werd een chassis aan Pininfarina gegeven. Designer Paolo Martin maakte er de Modulo van.
Reacties