Ik reed ooit een prototype van de eerste Porsche Cayman op een niet al te goede weg in Zuid-Afrika. Ineens deed mijn passagier, een techneut, zijn veiligheidsgordel af en trok zijn knieën tegen zijn borst. Ik veronderstelde dat mijn rijstijl hem niet beviel en dat hij op het punt stond om zijn deur te openen en zich op een stuntmanachtige wijze uit de auto te laten vallen.

Maar nee: hij propte zijn hoofd en schouders tussen onze stoelen en, zonder te zuchten of te steunen, frommelde zichzelf tussen de bagageruimte en de achterruit. Hij probeerde zodoende een rateltje te traceren, en geluidje dat zo zwak was dat het zelfs mij, geobsedeerd als ik denk te zijn, was ontgaan tot hij me er attent op maakte. De stereo stond overigens uit.

Op zoek naar het rammeltje

Om de bron van deze narigheid te vinden, zette hij een koptelefoon op en scande de achterkant van de auto met een speciale microfoon die aan een spectrale analysemachine en versterker was verbonden. Toen hij de forensische resultaten verzameld had, stopten we op een parkeerplaats waar een aantal andere techneuten een onderdeel vervingen door een zwaarder onderdeel.

Dat is wat goede automakers doen. Je zou denken dat Porsche, dat ook toen al ’s werelds best gebouwde roadster in handen had, wellicht niet zo zijn best zou doen om die om te bouwen tot een dichte versie. Een paar prototypes om de sterkte, de crashbestendigheid en de aerodynamica te checken, een paar controles om te zien of de plafondbekleding niet loslaat, en klaar is Kees. Maar nee. Ze bouwden ruim 100 Caymans voor ze er een verkochten. De meeste daarvan reden rond met technici aan boord die maar op een ding hoefden te letten: dat de auto niet piepte of kraakte.

Het gaat allemaal om perceived quality

Maar Porsche gaat verder. Hetzelfde geldt voor de meeste automakers die de frase ‘perceived quality’ hanteren, of PQ als je graag jargon wilt gebruiken – de kwaliteitsbeleving. Als ze heel veel geld hebben besteed aan het rammelvrij maken van hun auto’s, spenderen ze ook nog een beetje geld aan het rammelvrij houden van diezelfde auto’s.

De productieversies krijgen kleine rubberen matjes in de afsluitbare vakjes, vilt in de deurvakken, bekleding in de deksel van het handschoenenkastje en zacht plastic in de bekerhouders. Op die manier heb je zelfs op die vervelende rotonde geen last van geschuif, gerommel, glijpartijen en gerammel.

Kwaliteit is meer een gevoel

Er zijn genoeg andere bedrijven – met name Japanse en Zuid-Koreaanse – die ook foutloze auto’s bouwen, auto’s die in tests zelfs beter naar voren komen dan de door PQ geobsedeerde Duitsers. Maar zij geven niet die 50 cent extra uit aan rubberen strips en stootkussentjes. Na een week in handen van de mensen die ‘m hebben gekocht, lijkt zo’n auto doorgaans op een percussieband uit de jaren zeventig.

Dat zorgt er niet alleen voor dat zulke auto’s op den duur goedkoop overkomen. Het zal de mensen die hun best deden om ze piep- en kraakvrij te maken behoorlijk wat existentiële twijfels bezorgen.

Dit bericht werd oorspronkelijk in 2017 geplaatst. Het bericht is bijgewerkt en opnieuw geplaatst.

Reacties

  • Adje heeft op 16 september 2022 geschreven:

    Vreemd gaat er iets stuk is het altijd een “vag” kwaliteitsproduct. Lievere een Jap die rammeld maar geen nieuwe versnellingsbak nodig heeft dan een Duitser die altijd bij de garage staat omdat hij weerstuk is.

    Of was diteen click bait artikel?

    Reageer
  • WB heeft op 16 september 2022 geschreven:

    Na in een halfjaar 17.000 km gereden te hebben met mijn Z-Koreaanse ‘percussieband’, hoor ik zelfs op een weg van kinderkopjes nog steeds geen enkel rammeltje of piepje, iets wat vaak niet gezegd kan worden van de peperdure sleeën van PQ geobsedeerde duitse fabrikanten. De garantie is het bewijs…

    Reageer

Geef een reactie

(verplicht)