Droom groot, zeggen ze, als je als kind je best doet om elke dag weer een nieuwe schooldag door te komen. Zelfs als die school in een beslist niet al te fonkelende wijk van de stad ligt en je schoolpauzes worden gevuld met angst en geweld. Droom groot, zelfs al zijn veel van je maten in het bos aan de rand van het schoolterrein vooral bezig om linke, zelfgestookte poitín [een sterke drank – red.] rond te laten gaan. Of om hasj te verkruimelen en met veel moeite een joint in elkaar te draaien die niet meteen uit elkaar valt.

Dus ja, groot dromen: dat heb ik dan maar gedaan. En ik heb nooit met iemand over die dromen gesproken. Hoe had ik dat ook kunnen doen? Je moet wel stoer blijven, natuurlijk. Geen zwakte tonen. Pesten was nog geen vies woord. Gewoon, stap voor stap, dag voor dag. Leven volgens een code. En iets verder denken dan alleen maar hoe je in het weekend zo dronken mogelijk kunt worden*. Wat geld bijverdienen door de lokale bouwvakkers een handje te helpen was niet iets waar je nou echt hele gesprekken over ging voeren.

De droom…

Op de langste dagen – niet de doffe ellende die zomer heette, maar gedurende die koude, eindeloze wintermaanden – was het een uitvlucht. Een heerlijke flits licht en warmte die ergens diep in mijn brein een plekje had gevonden. Soms kwam het als een kanonschot door de sleur heen knallen en zorgde het dat ik me sterk voelde. Opeens de controle hebben over iets buitengewoons, en tegelijk in diens greep verkeren. Al was het maar één keer: ik wilde dat die droom me bij mijn lurven zou grijpen en me de werkelijkheid in zou sleuren.

Om eerlijk te zijn had ik niet gedacht dat het ook ooit echt zou gebeuren. Niet zonder flauwe technische trucjes. Een soort voorgeprogrammeerde, kunstmatige versie die per definitie onbevredigend zou zijn. De jaren sjokten voorbij en de mogelijkheid werd steeds een beetje kleiner, compacter, tot hij niet veel méér was dan een klein stipje licht in een universum van dikke duisternis. De maatschappij was aan het veranderen, overheden en wetgevers kregen stukje bij beetje steeds meer controle en steeds betere manieren om de boel in de gaten te houden. Droom groot, maar dan wel alleen binnen de grenzen van een miljoen regels die met verstikkende starheid worden gehandhaafd.

Tijdens een regenachtige dag

En toen gebeurde het. Op een van die eindeloze winteravonden, nota bene. De regen kwam met bakken tegelijk uit de hemel, werd door beukende windvlagen opgeveegd en vervolgens op een haast achteloze manier overal tegenaan gesmeten. Ik had honger, was moe en was eigenlijk al helemaal klaar met deze dag. Mijn telefoon piepte onophoudelijk – berichtjes die woorden en daden eisten waarin ik absoluut geen zin had. Soms kan alleen al het hele idee van ‘iets moeten creëren’ aanvoelen als een tomeloze, inktzwarte koortsdroom.

En toch: er prikte ook iets doorheen. Ik spitste mijn oren, mijn zintuigen tintelden al ruim voordat mijn brein de bijzonderheid van het moment goed en wel doorhad. Opeens was mijn leven er een van ongekende mogelijkheden. Het snelle krak-krak-krak dat ik me al zo lang voor de geest had gehaald, klonk snerpend door de verboden nacht. Oranje, geel en zelfs puur, briljant blauw verlichtte de ruimte om me heen en mijn zenuwen gaven signalen door waarvan ik het bestaan nooit had durven vermoeden. Dagen, weken, maanden, jaren van hoop tegen beter weten in, van vurig wensen dat deze droom werkelijkheid werd… En nu, zomaar, was het zover. Keer op keer op keer.

De Porsche spuwt eindelijk vlammen

Yep. Mijn Porsche spuwt f***ing vlammen. Ik heb een auto die vlammen spuwt. Dit is niet gebeurd via een of andere stomme ‘pops & bangs’-chip van het internet. Het is echt, intens en – heel eerlijk – zelfs vaag seksueel. Vlammen, mensen! Hoe cool is dat? Droom groot, jongens. De Verlichting bestaat. Zeker als je ’s nachts achter mijn Porsche rijdt. Ka-boem!

* Mijn ouders willen graag laten weten dat dit geen correcte weergave is van mijn jeugd. Die in werkelijkheid best wel prima was

Geef een reactie

(verplicht)