Dus jij dacht dat tweedehands-autohandelaren boeven waren? Nou, er hebben op heel wat hogere plekken in de autowereld heel wat grotere boeven rondgelopen. Dit zijn er vijf: lees en wees verbijsterd.
01. Henry Ford
Grondlegger van één van de grootste merken ter wereld, uitvinder van de lopende band en tot 1972 maker van de bestverkochte auto ter wereld, alom geroemd groot-industrieel. Wat niet wil zeggen dat Henry Ford een leuke man was – integendeel. Hij was nors, stronteigenwijs en had een hekel aan zo’n beetje alles.
Vooral aan Joden. Hij gaf een boekje uit met de in dat opzicht veelzeggende titel The International Jew, the World’s Foremost Problem. Het boekje is razend populair in Duitsland, waar het diverse malen herdrukt wordt. Veel van Fords ideeën zijn rechtstreeks terug te vinden in Mein Kampf van Adolf Hitler, die een groot bewonderaar van Ford was, een ingelijst portret van hem aan de muur had hangen en hem in 1938 het Grosskreuz des Deutschen Adlerordens toekende, de hoogste Duitse onderscheiding die een buitenlander kon krijgen.
02. Ferdinand Porsche
Veel fouter dan deze meneer wordt het niet. Het is welbeschouwd een mirakel dat zijn naam voortleeft in de auto’s die we bij TopGear zo vaak bejubelen, want Ferdinand was een voltijds beroeps-nazi. Hij was een van de (vele) rechterhanden van de Führer, vooraanstaand lid van de Partij én van de SS. Hij was betrokken bij zo’n beetje al het wapentuig dat het Derde Rijk produceerde – al waren de door hem ontworpen tanks stuk voor stuk fiasco’s.
Hoewel Porsche nooit heeft gevochten en geen bloed direct aan zijn handen heeft, zijn de meeste historici het er wel over eens dat hij een technocraat en een enorme opportunist was – hij deed alles vooral voor zichzelf en zijn bedrijf. Zo was hij niets te beroerd om voor de uitbreiding van zijn fabriek in 1941 bij Heinrich Himmler Russische krijgsgevangenen als dwangarbeiders te bestellen. Een jaar later waren van elke drie ‘werknemers’ van zijn VW-fabriek, er twee ‘tewerkgesteld’. Een enge man.
03. Lee Iacocca
Iacocca is een van de allergrootste namen in de Amerikaanse autowereld. Hij begon in 1946 bij Ford, waar hij het zo goed deed dat hij vijftien jaar later vice-president was. Na zijn ontslag daar (hij kon niet overweg met Henry Ford II), redde hij Chrysler diverse malen van een faillissement en werd een van de uitvinders van wat we nu ‘marketing’ noemen.
Het ging mis bij het drama dat de Ford Pinto was. Die auto, die begin jaren ’70 op de markt kwam, bleek makkelijk vlam te vatten omdat de benzinetank scheurde bij een aanrijding van achteren. Hoewel Ford al vóór de introductie wist dat dit kon gebeuren en er ook een (dure) oplossing voor had, is het een jaar of acht blijven procederen om de Pinto niet aan te hoeven passen. Volgens conservatieve schattingen hebben zeker 500 mensen de dood gevonden in een brandende Pinto. Het schandaal werd nog veel groter toen een intern Ford-memo opdook waarin een simpel rekensommetje stond: ‘Kosten aanpassen Pinto: 121 miljoen dollar. Kosten schadeloosstellen slachtoffers: 50 miljoen.’ Waarmee een mensenleven gereduceerd was tot een kosten/batenplaatje. Iacocca was eindverantwoordelijk en kreeg eerdere uitspraken als ‘Veiligheid verkoopt niet’ terug als een boemerang met scheermesjes.
04. Max Mosley
Max Mosley was lange tijd samen met Bernie Ecclestone de machtigste man van de mondiale racerij, omdat hij voorzitter van de FIA was, de overkoepelende race-organisatie. Hij had van huis uit de schijn niet echt mee, omdat zijn vader de oprichter was van de British Union of Fascists, een niet al te frisse ultrarechtse organisatie. Max werkte in het begin mee, maar had al snel door dat dit carrièretechnisch niet erg handig was en stapte uit de politieke activiteiten.
Zijn ondergang kwam in 2008, toen een filmpje naar buiten kwam waarin Mosley zich eens fijn liet afzwepen door een vijftal schaarsgeklede dames. Het zou hem waarschijnlijk minder kwalijk zijn genomen als de dames niet rijkelijk waren voorzien van allerlei nazi-parafernalia – hakenkruizen en Duitse leger-petten enzo. Een krachtiger manier om je loopbaan om zeep te helpen bleek nauwelijks denkbaar.
05. John DeLorean
John DeLorean maakte een bliksemcarrière bij Chrysler en Packard, en kwam terecht bij Pontiac. Daar maakte hij zich in 1964 onsterfelijk als de man achter de immens succesvolle Pontiac GTO, algemeen beschouwd als de eerste muscle car. Ook de latere Firebird was van zijn hand. Dat succes is hem waarschijnlijk wat naar het hoofd gestegen, want vanaf dat moment leek hij het vooral druk te hebben met het trouwen (en scheiden) van jonge Californische blondines, het betere jetset-leven en het rondhangen met beroemdheden. In 1973 richtte hij de DeLorean Motor Company op. Hij zette zijn fabriek neer in Noord-Ierland, waar men om banen zat te springen en grote hoeveelheden geld investeerde.
Het werd een drama. De productie duurde veel te lang (de DMC-12 kwam pas zes jaar na het prototype op de markt, toen iedereen hem alweer vergeten was), de auto zelf viel tegen en DeLorean bleek het aantal orders schromelijk overdreven te hebben: hij zei er 30.000 te hebben, maar van de 8.900 gemaakte auto’s is maar de helft verkocht. In 1982 werd DeLorean gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij een grote cokedeal; hij had snel veel geld nodig om zijn fabriek te redden. Dat lukte dus niet; de fabriek ging failliet en de Britse regering bleef zitten met een strop van 84 miljoen pond. DeLorean bleek al in 1978 een ingewikkeld netwerk van lege bv’s te hebben opgezet waar veel van dat geld spoorloos in was verdwenen. DeLorean, de ideale man om nooit een tweedehands auto van te kopen, overleed in 2005.
Reacties