In zijn boek Treurtrips behandelt Mark van Wonderen de deerniswekkendste plekken die Nederland, eh, rijk is. Van de groen uitgeslagen snackbargevel tot de weggekwijnde discotheek, het grauwe, afbrokkelende flatgebouw en uiteraard de verkleurde Wibra: wie plezier beleeft aan sneuheid kan hier zijn hart ophalen.

Van Wonderen omarmt deze ‘mooiste lelijke plekken’ omdat de rest van ons land is vormgegeven als een vakantiedorp. Overal resulteerden inloopavonden, bestemmingsplannen en kneuterige gemeentelijke aspiraties in een minutieus uitgetekende, levensgrote maquette. Struikjes, stoepjes, trappetjes, paaltjes, precies zo ingedeeld dat de samenleving vanzelf in goede banen wordt geleid. Leuk, die Amsterdamse grachten, maar voor toeristen moet de winkelstraat van Zoetermeer pas echt een cultuurschok zijn.

Deze omgevingsdwangstoornis werkt door in onze wegenbouw. Een land dat grotendeels vlak is, is in theorie overzichtelijk en geschikt om met een beetje snelheid te doorkruisen. Maar dat laat de collectieve gebiedsvisie niet toe. Die vereist dat we afremmen – op plaatsen waar dat terecht is, maar ook waar het niet nodig is. Je zou maar in de verleiding komen.

Tegenwoordig wegen met een paarse streep

Zo had de provincie Utrecht een lumineus idee: op een aantal wegen wordt de maximumsnelheid teruggeschroefd van 80 naar 60 km/u, en als verwarrend visueel steuntje brengen ze tussen de rijbanen een dikke paarse streep aan. Rij je Gelderland in, dan bestaat deze nieuwe markering niet meer en mag je op dezelfde weg weer 80; een fraaie provinciale uitbeelding van de twee-onder-één-kap met een voor de helft gereinigde gevel. Inhalen? Uit den boze. Dat mocht al bijna nergens meer, en hiermee schuift de manoeuvre in ons land weer wat verder richting voltooid verleden tijd.

Je zou denken dat dit wegen betreft waar veel ongelukken gebeuren, waar omwonenden overlast ervaren of vaak wild oversteekt. Wegen met weinig overzicht, linke bochten of verraderlijke verkantingen. Dat zou je denken.

Bij mij in de buurt is recent een weg omgebouwd naar 60. Het is een stuk van amper een kilometer lang, tussen de rustige uiteinden van twee bebouwde kommen. Er zijn geen zijwegen en geen in- en uitritten. De weg loopt licht heuvelop en grotendeels rechtuit; je kunt honderden meters vooruitkijken. Voorheen was dit de perfecte plek om op een veilige manier een vrachtwagen voorbij te gaan zodat je er niet nog zeven rotondes achter zou hangen. Niet langer: op het asfalt prijkt nu paars, geflankeerd door dubbele strepen die je enkel nog mag overschrijden om tractoren of brommobielen in te halen. Nederland op zijn dichtgetimmerdst.

Wat de buurt van de nieuwe weg vindt…

Na de werkzaamheden ontving ik een link naar een heus belevingsonderzoek. Wat ik van de vernieuwde weg vond, want dat was ‘nuttige informatie waar de provincie in de toekomst rekening mee kan houden’. Nou, ik vond deze ingreep ongeveer zo zinvol als kadavercastratie. Het geld zo goed besteed als aan een buurtfeest met water en rijstwafels. De nieuwe situatie zo motiverend als een blootvoetse duurloop over een veld van Legoblokjes.

Maar er is een breder probleem: wat moet er terechtkomen van nieuwe automobilisten, die straks nergens in Verkeerspark Nederland meer leren hoe je fatsoenlijk kunt inhalen? Die durven in Duitsland nog geen Rentner in een 190 D te passeren. Op vakantie in Italië vluchten ze binnen 200 meter krijsend de berm in. En als ze in een heel ander deel van de wereld de weg op gaan, kun je ze in shock meteen terug op het vliegtuig zetten.

Niet veel verderop ligt nog een mooi stukje weg dat tot nu toe de paarse dans wist te ontspringen. Maar ik weet zeker dat het bij de provincie op de nominatie staat. Misschien moet ik het uitlichten in een nieuw boek, dat ik Verkeersverschraling zal noemen. Het wordt een overzicht van alle plekken in Nederland waar je nog kunt autorijden in plaats van enkel in een traag sukkeltreintje aansluiten. Ik schat dat ik uitkom op een pagina of zeven.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)