Eerste het resultaat bekijken? Check de Aston Martin-housewarming.
Over minder dan drie jaar zal Aston Martin hier in deze hangar auto’s bouwen. Dan zullen er mensen en machines zijn, zal er infrastructuur zijn aangelegd, is er een afdeling logistiek, zijn er voorraden onderdelen, en zal er in het centrum van dat alles een productielijn zijn waarvan de aanstaande DBX SUV zal rollen, en wellicht ook iets met een Lagonda-badge. Maar dat is toekomstmuziek die zal gaan spelen in het voorjaar van 2020. Want dan staat volledig werkende de Aston Martin-fabriek er pas.
Tegen de tijd dat je dit leest, zullen de bouwvakkers bezig zijn met het weghalen van de vloer in deze hangar. Dat is vreselijk jammer. Die vloer is namelijk gemaakt van gepolijst beton – glad, spiegelend en niet meer gebruikt sinds de Britse luchtmacht RAF hier een paar jaar geleden is vertrokken.
Wat gebeurt er als wij de Aston Martin-fabriek in handen hebben?
Nu, en de komende twee dagen, is de hangar van ons. Nou ja, van ons en van een filmploeg. Het is echter geen ramp om te delen – we hebben namelijk niet een, maar drie hangars om uit te kiezen. Correctie: geen hangars, we moeten spreken van super-hangars, per stuk 11.000 vierkante meter groot. Ze liggen bij St. Athan in Zuid-Wales, waar de RAF het onderhoud pleegde aan hun straaljagers. Ze boden plaats aan 48 Tornado’s tegelijkertijd, maar de RAF vertrok in 2012, en sindsdien was deze plek verlaten.
Toen kwam Aston Martin langs, dat een nieuwe fabriek nodig had om de productie op termijn te verdubbelen tot circa 14.000 auto’s per jaar. Een combinatie om van te dromen, maar wel een die een investering vergt van een kleine 230 miljoen euro voordat er 750 banen kunnen worden geschapen en er 7.000 auto’s per jaar uit de poorten kunnen komen rollen.
“In afwachting van de bouwvakkers besloot Aston Martin het enige juiste te doen: hun magazijn plunderen”
Goed, nu zat het bedrijf dus ineens met een aantal hectare overdekte ruimte, en in afwachting van de bouwvakkers besloot Aston Martin het enige juiste te doen: hun magazijn plunderen om een film te maken over de historische waarde van het merk. Het gaat om 28 auto’s, om precies te zijn, met een gezamenlijke waarde van 75 tot 80 miljoen euro. Oef. Dus ze vroegen een aantal van hun coureurs, een paar lokale rugbyspelers, en ze zorgden voor wat geluid, rook, drama en een verhaallijn die voorziet in wat ‘joyriden’, en daar heb je dan een aardig filmpje dat best eens viraal zou kunnen gaan.
Driften in een Aston Martin-fabriek?
TopGear was van belang bij de totstandkoming van dit alles. We zaten vorig jaar eens wat te babbelen bij Aston Martin, toen ze vertelden hoe ze de deal hadden gesloten met het ministerie van Defensie over de hangars op de vliegbasis van St. Athan. TopGear – altijd zo creatief als wat – mompelde toen iets van ‘eh, driften, eh, in een hangar, lachen, met Astons’. Dat was onze bijdrage. Althans, tot de dag van vandaag, want vandaag gaan we precies dat doen: door een hangar driften met Aston Martins. Onze fantasie is werkelijkheid geworden – dat belooft wat voor de toekomst.
Goed. We bevinden ons in hangar drie. Het schieten van de film begint pas morgen, maar alle auto’s komen vandaag al aan, achterop trucks of in trailers, en worden geparkeerd in hangar twee. We zouden graag willen schrijven dat we carte blanche kregen, de sleutels konden pakken en konden beginnen met driften. Maar ja – 75 miljoen, hè. Alleen al twee van de auto’s, de DBR1 en de DB4 GT Zagato, nemen de helft van dat bedrag voor hun rekening, maar dan staat er nog altijd voor tientallen miljoenen aan oude auto’s op het terrein. De oudste van allemaal stamt uit 1921 – de A3 is de oudste resterende Aston Martin. Er zijn conceptcars, stuntauto’s, racewagens in deze Aston Martin-fabriek… en een DB5. Die is in z’n eentje ook een miljoen euro waard, maar zo vaak krijgen we niet de mogelijkheid om in een DB5 te rijden, en we zijn niet van plan vandaag onze kans te laten schieten.
Komt er een mooi geluidje uit?
Het geluid dat ie bij het starten maakt, is helemaal Sean Connery. De 4,0-liter zescilinder zuigt lucht aan door drie SU-carburators en je herkent het meteen uit de 007-achtervolgingsscènes. Pure magie. We zullen weinig te weten komen over z’n weggedrag, aangezien we maar een paar honderd meter hangar hebben om in te spelen, maar daar gaat het nu niet om, en om eerlijk te zijn gaan we ‘m ook niet dwars in de rondte gooien. Dat kunnen we niet – zo’n mooie, elegante auto bruut en grof behandelen.
In plaats daarvan tuffen we maar wat op en neer, met onze vingers om het soepel draaiende stuur en de pook van de vijfbak, onze oren gespitst om de zuigende carburators en de uitlaat te horen. In de film van Aston wordt deze auto gekoppeld aan de DB10, maar die laatste is een heel ander kopje thee. Dat is de stuntauto uit de Bond-film Spectre – open het portier en je vindt niets meer dan een rolkooi, veiligheidsharnassen en een hydraulische handrem. We willen ‘m wel rijden, maar het is geen authentieke auto, terwijl er ook zoveel echte geschiedenis om ons heen staat.
Hoe ziet de oude glorie eruit in de Aston Martin-fabriek?
We lopen langs de absurde verzameling auto’s, om te zien waar we nu eens in zouden willen rijden. Af en toe moeten we onszelf knijpen om ons te realiseren dat dit allemaal echt gebeurt. We zien een One-77 naast een wig die Lagonda heet, en daar weer naast de Aston Martin Lola Le Mans-racer uit 2009, een paar moderne Zagato’s, de CC100-concept, een zwarte Vanquish met handbak (wat een schatje). Achter ons rolt een rode Vulcan uit een vrachtwagen met maar een centimeter of twee speling aan weerszijden. We lopen verder: een Aston Martin Vantage GT8, een DB2, een Valkyrie, een DB11, een V12 Vantage S, een Taraf, een Virage, en er rijdt zelfs een Cygnet in de rondte. Gedurende de dag krijgen we de kans om in een stuk of twaalf van die auto’s te rijden, maar voor ons is er uiteindelijk maar een hoogtepunt: de uit 1980 stammende V8 Vantage.
We hebben veel te danken aan de autoplaatjes die we in onze jeugd verzamelden. In de eerste plaats onze baan, maar ook dat we alle details van alle auto’s van destijds nog altijd uit ons hoofd kennen (wat overigens nooit erg hielp bij de meisjes, maar dat is een ander verhaal). Dit was de eerste Britse supercar: 395 pk, 270 km/u, 5,3 seconden van 0 naar 100. Betere acceleratie dan een Ferrari Daytona, meer vermogen dan een Lamborghini Countach. Wat een ding. Die grille, de extra koplampen, dat kleine, diepe stuur, die pure 5,3-liter V8 die rommelt en brult en de loodsen hier vult met echo’s: een dinosaurus in de positieve zin van het woord.
Dit is een auto die perfect aansluit bij het tijdperk van voor de yuppies en de nieuwe rijken, en hij is enorm leuk om in een hangar mee te spelen, met piepende banden op de gladde vloer, een beetje alsof je in een spannende jaren-tachtig-achtervolging door een gymzaal rijdt. Na tien minuten rijden we echter door een mist van uitlaatgassen; in de Aston Martin-fabriek beginnen ieders ogen ervan te tranen. Tijd om over te stappen in iets anders.
We rijden de 6,3-liter Virage (in de machtige V600 mogen we niet rijden omdat een koper daar net een fortuin voor heeft betaald), en dat is een geweldenaar. Maar hij heeft problemen met z’n koeling, waardoor de koelvloeistof op een zeker moment uit het expansievaatje komt lopen. We maken ons zorgen om de auto, maar Aston heeft een eigen autofluisteraar, Paul Spires, de directeur van Aston Martin Works, en die verzekert ons dat er niets aan de hand is. Zijn vermogen om tegenstribbelende Astons alsnog aan de praat te krijgen, is verbluffend.
“We lopen langs de absurde verzameling auto’s, om te zien waar we nu eens in zouden willen rijden.”
Dik 600 pk uit de twin-turbo V12 laat de DB11 dansen en glijden over de vloer, als een soort John Travolta, een voorbeeld dat wordt gevolgd door de uit 2001 stammende Vanquish met z’n prachtige stuurgevoel en z’n exacte vermogensafgifte. De versnellingsbak van de One-77 blijkt even slecht als iedereen altijd al heeft beweerd, maar wel is ie sensationeel om te zien, en de 7,3-liter V12 maakt een geluid dat waarschijnlijk niet onderdoet voor dat van de vliegtuigen die dit ooit hun thuis noemden.
Dag 2 beter dan dag 1 in de Aston Martin-fabriek?
De volgende dag krijgen we wat minder speelruimte. De Aston Martin-fabriek is nu veranderd in een ‘set’, en men is er bezig met ‘de props’. Astons professionele coureurs, Darren Turner en Nicki Thiim, plus Matt Becker, de chef voertuigingenieur, leren er ‘acteren’. Ze mogen niet gewoon ‘rijden’, maar moeten ook leren ‘lopen’ en ‘praten’. Dat pikken ze vrij vlot op, zelfs wanneer ze verschillende scènes een paar keer opnieuw moeten doen vanwege verschillende camerastandpunten, en belichting, en geluid, et cetera. Ze hebben plezier. Tot op een zekere hoogte.
Er is een deel van de film waarin ons een kleine rol is beloofd – we mogen buiten wat driften in een Rapide waarbij Darren en Nicki worden gefilmd terwijl ze achterin zitten. Het probleem is alleen dat Matt ze al even had meegenomen voor een rondje, waardoor beiden enigszins groen zien. Onversaagd doen we toch ons deel, in de hoop dat er uiteindelijk in de film een fractie van een seconde door ons gecreëerde rook te zien zal zijn.
Elders, in hangar twee, wordt gesynchroniseerd gedrift. Daar is de vloer opnieuw gepoetst en schoongemaakt na eerdere opnames, klaar voor verse zwarte bandensporen. Een ander shot bestaat uit de drie V8’en – een Virage, de V8 Vantage en de V600 – die door de drie geschakelde hangars razen met snelheden die de openingen van de loodsen heel smal moeten doen aanvoelen.
We kunnen rustig vaststellen dat St. Athans super-hangars nog nooit zoiets hebben doorgemaakt als dit – en dat het ook nooit meer zal gebeuren. Als je dit leest, bestaan die prachtige, gepolijste, piepende vloeren helemaal niet meer. Dat geeft niets, want er komt iets moois voor terug. Iets mooiers, eigenlijk, iets opwindenders en iets belangrijkers – de volgende stap in de toekomst van Aston Martin.
Reacties