Je hebt net kunnen lezen over de nieuwe Audi S1. Dan is het nu tijd om z’n vader te ontmoeten.
Ergens in de laten jaren zeventig reed Audi-techneut Roland Gumpert een terreinwagen die was gebouwd voor het West-Duitse leger. Terwijl hij dat terreinwonder reed, kreeg Gumpert – die nu zijn eigen, spectaculair bizarre auto’s bouwt – een visioen. Waarom zouden Audi’s voor de openbare weg niet de grip hebben van een militaire 4×4? Op dat moment was dat een tamelijk wild idee. Maar zijn baas was er gek mee, en niet heel erg veel later werd de quattro geboren. Nu moesten ze alleen nog aan het kopend publiek demonstreren dat het werkte.
Vrijwel tezelfdertijd werden de Groep B-regels van kracht in het World Rally Championship. Die gaven autofabrikanten de kans het zo dol te maken als ze maar wilden, zo lang hun creaties maar waren gebaseerd op een auto voor de openbare weg waarvan er minstens 200 waren gemaakt. Audi had al met de quattro aan rally’s meegedaan, dus tegen de tijd dat Groep B ontstond, had het een voorsprong. In de wapenwedloop die volgde, blies Audi iedereen van het veld met vierwielaangedreven auto’s voorzien van monsterlijke turbo’s.
Audi won het constructeurskampioenschap in 1982, gevolgd door coureurstitels in ’83 en ’84. Nooit meer zou het WRC worden gewonnen door achterwielaangedreven auto’s. Groep B-regels leidden tot helse machines, van de Metro 6R4 tot de Lancia Delta S4, en er was geen weg ter wereld die ze niet wisten te trotseren. Van Welshe wouden tot Keniaanse vlakten: deze apparaten waren de baas op ’s werelds b-wegen. Indertijd was het waarschijnlijk populairder dan de Formule 1, en de coureurs waren echte supersterren.
Plotsklaps kon de hele wereld de meest onwaarschijnlijke namen uitspreken, waarvan er drie behoorden tot Team Audi: Hannu Mikkola, Stig Blomqvist en Walter Röhrl. De auto die we hier zien is Röhrls S1 E2 uit 1985, een evolutie van de originele quattro, met een kortere wielbasis en meer vermogen. Tegen de tijd dat deze auto klaar was om te racen, waren Audi’s rivalen echter op de Duitsers aan het inlopen. Peugeot, onder leiding van Jean Todt, had de motor in het midden van de 205 T16 geplaatst, waarmee ze wereldkampioen werden in 1985. In datzelfde seizoen behaalde de S1 maar één overwinning. Hoewel het dus niet de meest succesvolle quattro was, was het wel de wildste. Misschien zelfs wel de wildste van alle Groep B-auto’s.
Om te beginnen peurde ie zo’n 500 pk uit z’n vijfcilindermotor, wat vooral te danken was aan een turbo die de afmetingen had van een emmer. Een nieuw anti-lagsysteem (ALS) betekende dat ie alles met luide, debiele knallen deed. Hij had koolstof-kevlar panelen om gewicht te besparen. De wielkasten waren afgezet met iets dat veel weghad van plastic goten, en hij had werkelijk enorme vleugels om de lucht in juiste banen te leiden. Hij was woest, lelijk en volslagen furieus. En diep vanbinnen zat ergens een kwaaie eekhoorn, die een heel beste imitatie ten beste gaf van het knallen van een turbo.
Als je ooit hebt gereden in een Groep B-auto, dan weet je dat dat een hete, angstaanjagende en onaangename sensatie is. Met name wanneer de wegen waren omzoomd door mensen die uiteen weken als een school vissen op het moment dat de auto’s eraan kwamen. Sommigen stonden zo dicht op de weg dat ze te grazen werden genomen door spiegels en vleugels. Tijdens de rally van San Remo in 1985 kwam een man zo dicht bij de auto’s dat hij werd gegrepen door Röhrls S1 en zijn been brak. Dat sloeg hem niet uit het veld: de fan was vereerd dat hij was aangereden door zijn held, en Röhrl reed door en won.
Helaas: de S1 E2 was Audi’s laatste Groep B-auto, aangezien de klasse in 1986 in de ban werd gedaan na te veel dodelijke ongelukken. Ondanks de korte levenscyclus wordt de klasse nog steeds alom betreurd. Misschien juist omdat ze zo jong stierf. Misschien omdat er nooit meer iets is gekomen wat erop leek. Eén ding staat vast: rally is nooit meer hetzelfde geworden. Na de ban verdwenen de meeste Groep B-auto’s, hoewel sommige nog hier en daar hun neus lieten zien – van Pikes Peak in Colorado tot op tentoonstellingen her en der. Ook werd er nog wel eens eentje gezien in de modderige wereld van de rallycross.
En dat is waar we nu zijn. De Groep B is al lang verdwenen, maar de geest leeft voort. Neem de Peugeot 208 T16 – die nog het meest van alles op onze wereld iets heeft van een moderne Groep B-auto. Hij werd gemaakt voor de Pikes Peak-heuvelklim van afgelopen jaar, waar ie het parcoursrecord verpulverde; de plannen zijn om een aanval te doen op het World Rallycross Championship, dat nieuw leven is ingeblazen en goedgekeurd is door de FIA.
Dat betekent, althans in theorie, dat we te maken zullen krijgen met een auto die met 875 pk een gewicht van 875 kg moet voortstuwen in een competitie zonder suffe regeltjes. Het wordt de Groep B van de 21ste eeuw. Vraag het maar aan de huidige world-rally-rijder Kris Meeke. ‘Je zou kunnen stellen dat dit een hypermoderne Groep B–auto is’, zegt hij. ‘We vinden de Heilige Graal van de één-op-één vermogens-gewichtsratio, in een auto met zulke specificaties, dat is best speciaal. Zacht uitgedrukt. Hij is verbluffend. Toen ik erin reed, kon ik in sommige bochten geen ademhalen door de g-krachten.’
Is dat Groep B-achtig genoeg voor je? Stel je een heel veld met zulke auto’s voor, die niet alleen tegen de klok racen, maar ook tegen elkaar. Dat is wat ons staat te wachten als het rallycross-seizoen weer begint. Kan het de nieuwe Groep B worden? Het trekt in elk geval grote namen: Jacques Villeneuve, Ken Block, David Coulthard en TopGear USA’s eigen Tanner Foust gaan het komend jaar allemaal een keer meedoen.
Waar TopGear niet echt tuk is op regels – dat is tenslotte niet echt Groep B-achtig – zouden we er toch eentje willen suggereren. Om mee te mogen doen aan een race, moet van elke rallyauto ook een versie voor de openbare weg worden gemaakt. Want als het goed genoeg was voor de quattro, is het goed genoeg voor ons.
Reacties