Wie besluit een grote Volvo te kopen verwacht daarin toch minimaal een vijfcilinder of het om benzine of diesel gaat. Een viercilinder tweeliter in deze modellen klinkt dan ook wel zeer minimalistisch. En toch staan ze met directe ingang in de prijslijst. Waarom? Het milieu is ‘hot’ en concurrenten komen ook met grote modellen voorzien van kleinere motoren.
Is zo’n motor daadwerkelijk afzien of zit het vooral tussen onze oren? Bij de tweeliter diesel is het vermogen van 136 pk maar van beperkt belang, het koppel van 320 Nm bij 2.000 tr/min zegt veel meer. Pijlsnel is de
V70 beslist niet, maar met 200 km/u als top en een acceleratie naar 100 km/u in 11,1 tellen, daar kan de gemiddelde leaserijder prima mee leven. De
S80 sedan is bij het sprintje zelfs nog iets sneller.
De tweeliter benzine wekt wel wat twijfels op. Voor een vermogen van 145 pk moest weliswaar eind jaren zeventig nog een dikke V6 worden ingeschakeld, maar het koppel van 190 Nm komt toch wat zielig over. Zeker in vergelijking met de 2.5T die aan 300 Nm komt en deze hoge waarde van 1.500 tot 4.500 tr/min constant houdt. Pas bij dat hoogste toerental komt de viercilinder aan hijgen. Prijstechnisch zijn de viercilinders uiteraard aantrekkelijk. Ze hebben allemaal een B-label en de S80 2.0D zelfs een A-label. Wie het allemaal wil uitpluizen gaat naar Volvo.
Reacties