Het gaat niet om wat je hebt, maar wat je ermee doet. Dus gaan we naar Noorwegen, in een Dacia Sandero.
Een van de coolste auto’s ter wereld is een donkerblauwe Dacia Sandero, op stalen velgen en met enigszins aerodynamisch gevormde Thule-dragers op het dak. Dat zeg ik niet terwijl ik met mijn vingers door mijn weelderige hipsterbaard woel en achterin ligt ook geen hippe fiets met een houten frame. Het is namelijk geen statement om modieus, cool of juist het tegenovergestelde van cool te willen zijn. Dat de Sandero cool is, is gewoon de waarheid.
Niet omdat ie zo snel is trouwens, want dat kun je vergeten met een 0,9-liter driecilinder die krap 90 pk levert. Duur is ie evenmin, met een vanafprijs van 10.790 euro. De aflossingen voor de meest kale versie zijn waarschijnlijk goedkoper dan het abonnement op je kabel-tv. De Sandero moet het ook niet hebben van z’n strakke design en ja echt, een Lotus stuurt wel wat beter. Dit is een coole auto omdat ie voor me staat. Klaar voor het avontuur. De coolste auto ter wereld is wat mij betreft de auto die je zelf hebt. In een huurauto kun je immers niet volledig losgaan en een Lamborghini, waarin je waarschijnlijk nooit zult kunnen rijden, heeft net zo veel nut als een standbeeld.
We staan in Oslo in Noorwegen, met slechts een blauwe Dacia op all-season-banden, wat reservelampen en een stevige voorraad Haribo. We zullen bewijzen dat het mensen zijn die avonturen beleven, niet de auto’s waarin ze op pad zijn. Het is natuurlijk ook mogelijk dat we onszelf onderweg dood vervelen, pech krijgen in een afgelegen gebied of worden opgegeten door trollen. Hoe dan ook, we merken vanzelf of we met het budget voor een b-film toch een kaskraker kunnen maken.
Maar eerst wordt het tijd voor wat modificaties. De dakdragers bleken achteraf nodig. Ik heb namelijk mijn eigen trol meegenomen, in de persoon van de fotograaf, en hij heeft de arme Dacia zo volgepropt met fotoapparatuur dat er niets meer bij kan. We schuiven wat heen en weer met bagage en bevestigen een van de reservewielen op het dak. Daarna rijden we zonder problemen weg, al heeft de kleine driecilinder met z’n koppel van 135 Nm moeite om de boel op gang te krijgen.
Het is allemaal wat minder spectaculair dan wanneer je dit landschap van fjorden mag doorkruisen in een lawaaiige, kostbare sportauto, maar soms vergeten we dat elke reis in potentie een magisch avontuur is. Dit voelt op een of andere manier alsof je net je rijbewijs hebt gehaald. Gewoon lol maken, zonder dat je van alles moet. Al moet ik ook zeggen dat ik na een seconde of dertig bij een snelheid van 80 km/u wil overschakelen naar z’n zes, maar dat ik door de aanwezigheid van een vijfversnellingsbak bijna de achteruit inschakel. Het kraakt even en daar worden we even stil van, om vervolgens in een deuk te liggen. Er is geen schade, althans niet merkbaar, en we rijden verder naar het westen, op zoek naar Noorse avonturen.
Het is misschien verstandig om nogmaals te melden dat we geen haast hebben. Dat heeft niet zozeer te maken met een gebrek aan vermogen, maar vooral met de strenge snelheidsbeperkingen die ook hier gelden. Ik troost mezelf met de gedachte dat een wat sportievere auto die wel genoeg pk’s heeft om even vlot te kunnen inhalen, een garantie zou zijn voor problemen met de sterke arm der wet. Daarbij zou ik in een auto met meer vermogen minder aandacht hebben voor de prachtige omgeving. We rijden met amper 70 km/u over een kaarsrechte weg, met in de verte een groezelige gletsjer. We hebben nog ruim 2.700 kilometer voor de boeg. Dus dit gaat nog wel even duren.
Ongeveer vier uur later, na een prachtige rit over de Rv7, Rv52 en E16, staan we voor onze eerste stop binnenin een berg. In de Lærdals-tunnel. Met een lengte van een kleine 25 kilometer is dit ’s werelds langste autotunnel, een indrukwekkend staaltje bouwkunst. Om bij reizigers tunnelvisie te voorkomen – een hypnotiserend verschijnsel dat optreedt wanneer je door een lange, verlichte buis rijdt – zijn er in de verder donkere tunnel drie felverlichte vluchthavens gemaakt. Dat zijn een soort grote kunstinstallaties, met oranje wanden en blauwe plafonds. Dat maakt deze praktische tunnel tot een vreemde mengelmoes van kunst en techniek. We stoppen en kijken in verwondering om ons heen.
Noorwegen heeft meer wonderlijks te bieden, en we moeten ons aan het schema houden. Vijf uur later, na weer een lange rit over de Rv5 en E39, is het tijd voor de volgende pauze. Dan volgt de Eiksund-tunnel, de diepste autotunnel ter wereld. Twee records op één dag. De tunnel loopt onder de Vartdalsfjord in de provincie Møre og Romsdal, en vormt een verbinding tussen de dorpen Ørsta en Ulstein. Het voelt alsof we naar het binnenste van de aarde rijden.
De bijna acht kilometer lange Eiksund-tunnel ligt dan ook zo’n 300 meter onder de zeespiegel. Op het diepst gelegen punt ligt een grot aan de kant van de weg. We stappen even uit en voelen het gewicht van het water op ons drukken. Het effect van deze psychologische druk wordt versterkt door het water dat hier langs de wanden sijpelt. Het voelt op z’n zachtst gezegd niet heel prettig. Het is een indrukwekkende ervaring, helemaal wanneer we vanuit het diepe duister weer het licht tegemoet rijden, en zien dat de ondergaande zon het omringende gebergte in een gouden gloed zet.
'We rijden op een legendarische bergpas in een auto met een braaf imago en nauwelijks vermogen. Ik kan me niet heugen ooit zoveel pret te hebben gehad'
Dit is een van de mooiste plekken op aarde. Het westen van Noorwegen is ruig en nat, met feeërieke mistbanken over het water. Maar er zijn ook hoge, majestueuze bergen. Een landschap van mythen en sagen, van watervallen die langs elke berg omlaag klateren. Een landschap waarin wegen als lange linten door valleien kronkelen. Het oude gezegde dat ‘water altijd wint’ wordt hier nog eens bevestigd door de watervallen die als hamers met eindeloos geduld inbeuken op de bergflanken. Als mens voel je jezelf hier klein, zeker als je in een kleine doch onverzettelijke Dacia zit. Maar in deze wildernis voelen we ons ook vrij. De Dacia geeft ondertussen geen kik en met zijn praktische karakter versterkt hij onze beleving door nooit op de voorgrond te treden. Eigenlijk is het gewoon een erg goede auto. Als je houdt van doelmatigheid zonder fratsen dan zul je waarschijnlijk stilletjes dol zijn op de Sandero. Natuurlijk is hij gemaakt op basis van techniek van de oude Clio, maar dit is wel het soort auto dat je na verloop van tijd een naam geeft. De charme van een auto zit hier duidelijk niet in het aantal pk’s onder de motorkap.
We zijn doodmoe als we uiteindelijk aankomen in het stadje Molde. Na een dag vol belevenissen zijn we toe aan een goede nachtrust. Daar denken de Noren helaas anders over. Juist vandaag vindt in Molde het jaarlijkse – en grote en beroemde – jazzfestival plaats. Op een podium dat op nog geen twintig meter afstand van mijn slaapkamerraam staat. We hadden net zo goed kunnen proberen om de slaap te vatten in de koperen schelp van een tuba. Waarschijnlijk waren de kamers in dit hotel daarom zo goedkoop. Het verklaart ook de verbaasde blikken van enkele Amerikaanse jazzmuzikanten, toen ze een kleine blauwe hatchback al glijdend op de handrem voor het hotel geparkeerd zagen worden. ’s Avonds rammelen de ramen in de sponningen door de harde muziek, die we het best kunnen omschrijven als een oorverdovende kakofonie van trompetgeschetter. Vooral de tuba heeft het op z’n heupen, alsof iemand zich alleen maar kan afreageren door zo hard mogelijk in een enorme hoorn te blazen. Het feest duurt tot vier uur ‘s ochtends. Heel fijn. Een uurtje later staan we op.
Het beste medicijn om ons het tekort aan slaap te doen vergeten, is de Atlantische weg. Deze route is opnieuw een voorbeeld van de voorliefde die de Noren hebben om praktische zaken tot iets artistieks te verheffen. De Atlantische weg ligt een uurtje ten noorden van Molde. Het tracé maakt deel uit van de provinciale Rv64, met een wegdek dat over het wateroppervlak scheert en dat een verbinding vormt tussen een reeks kleine eilandjes. Ondanks de bescheiden lengte is dit voor veel liefhebbers een van ’s werelds mooiste roadtrips en het is er dan ook een optocht van toeristen in campers en op gehuurde motorfietsen. Het is er prachtig, maar na de zen-achtige rust van de Noorse wildernis en onze door jazzklanken verstoorde slaap is de enorme drukte iets teveel van het goede. We rijden dus snel verder, op weg naar een nog uitdagender route.
We hebben het over de Trollstigen, ofwel de Trollenroute. Dit deel van snelweg E39 verbindt de dorpen Åndalsnes en Valldal met elkaar en is zonder twijfel een van de mooiste routes van Europa. Hij is doorgaans van mei tot en met oktober geopend en het is de moeite waard om deze rit te maken. De weg heeft misschien ‘maar’ elf haarspeldbochten, maar onder watervallen doorrijden heeft bijna iets religieus. Zelfs in een Dacia Sandero. Omdat we bij aankomst wederom te maken krijgen met een colonne van touringcars, zoeken we direct ons hotel op om het ’s ochtends in alle vroegte nog eens te proberen. Hier in het hoge noorden is het in deze tijd ook om vier uur ’s nachts nog licht, maar de gemiddelde toerist staat niet zo vroeg op. Ik heb het perfect gladde asfalt van de Trollstigen dus voor mezelf. Dat roept een gevoel op dat ik maar moeilijk kan omschrijven. Het is plezier, maar ook opwinding en angst. Kinderlijk vermaak. Ik rijd verschillende keren omhoog en omlaag en merk dat de afdaling minstens zo leuk is als de klim. Plotseling kom ik tot het besef dat er geen saaie auto’s bestaan, maar dat het vooral een gebrek aan beleving is die maakt dat een auto saai wordt gevonden.
Omdat er geen andere weggebruikers zijn, kan ik me helemaal uitleven. Heuvelaf maak ik korte metten met alle haarspeldbochten, waarbij ik tegelijkertijd rem en stuur, wat normaliter iedereen je afraadt. Hoewel je de weinige hulpsystemen van de Sandero niet kunt uitschakelen, lukt het me zelfs om een tikje lift-off overstuur te veroorzaken. Ondertussen kun je het bulderen van de watervallen voelen via je voeten. Onbewust zit ik achter het stuur te grinniken. Langs de kant van de weg zie ik ook de fotograaf lachen terwijl hij foto’s staat te maken. Het regent inmiddels pijpenstelen en we rijden op een legendarische bergpas in een auto met een braaf imago en nauwelijks vermogen, maar ik kan me niet heugen ooit zoveel pret te hebben gehad. Misschien geniet ik wel zo intens omdat ik vooraf geen verwachtingen had. Terwijl ik de pas wel tien keer op en neer rijd, kom ik onderweg precies één andere auto tegen. Mooier dan dit wordt het niet.
Na de laatste klim eindigen we bovenop de berg, op het uitkijkplateau dat overal boven uitsteekt. Hier, bovenaan de Trollstigen, genieten we opnieuw van het fenomenale uitzicht. Ik bedenk me dat er hier en nu geen enkele auto beter of cooler is dan de Sandero. Dat is te danken aan het feit dat we een aantal van de mooiste plekken op aarde hebben gezien, in een auto die minder kost dan wat sommige mensen uitgeven aan hun vakantie. En dan hebben wij na onze reis nog een auto over. Een auto kan het verhaal prima op gang brengen, maar uiteindelijk zijn het mensen die de avonturen beleven, en niet de machines. De coolste auto ter wereld hoeft dus helemaal niet sub-zero te zijn. De beste auto is gewoon de auto die van jou is.
Reacties