Dodge wil afrekenen met de recente, geflopte modellen. De vernieuwde Charger is een goed begin.
Ford heeft voor de promotie van de Mustang decennialang diens heldenrol in de film Bullitt uitgemolken. Zeven minuten duurt de achtervolgingscene, zeven minuten vol burn-outs en rondvliegende auto’s. Van welk merk, laat staan type de auto was die Steve McQueen achter zijn vodden zat, weet bijna niemand meer. Het was een taupekleurige Dodge Charger, die uiteindelijk eindigde in een bol van vuur. Of dat één van de aanleidingen is geweest, weet niemand, maar feit is dat Dodge nooit iets heeft gedaan met de sterrenstatus van de Charger.
Ook een feit is dat de Mustang eigenlijk nooit vervreemd is van zijn imago van musclecar. Twee deuren, een beul van een motor, achterwielaandrijving en het lijnenspel van een gestileerd blok beton. De historie is eigenlijk nooit geweld aan gedaan.
Dit in tegenstelling tot de evolutie van de Charger. Ik heb geen idee wiens schuld het is, maar uiteindelijk was de Charger niet meer dan een muurbloempje dat de beruchte naam ten onrechte droeg. Hij had volledig futloze motoren, een onopvallende vormgeving en – oh gruwel – vier deuren.
Nu, na het bankroet van moederbedrijf Chrysler, is Dodge als de wiedeweerga aan de slag gegaan de belangrijkste modellen weer ‘ballen’ te geven, zoals het hoort bij een sportief merk. De Charger is als eerste aangepakt. Eerst het slechte nieuws: de achterdeuren bleven. Het goede nieuws is dat er nieuwe motoren en dito onderstel zijn, een agressievere uitstraling en een kwaliteitsverbetering in het interieur. Het rammelende baggerplastic uit het oude model moet snel vergeten worden.
Het motorenprogramma begint met een 292 pk sterke Pentastar V6 en sluit aan de bovenzijde af met een 5,7-liter V8 met 370 pk. Deze zit in de R/T-modellen.
Wij beginnen in de V6. De Charger is groot en zwaar (vijf meter en 1.796 kilo) maar geen moment krijgen we het idee dat hij ondergemotoriseerd is. Zelfs als we in de heuvels rond San Fransisco helemaal ‘los’ gaan, weet ie te overtuigen. In de bochten, die we natuurlijk helemaal in Bullitt-stijl nemen, hebben we echt het idee dat het stuur verbonden is met de voorwielen. In het vorige model kreeg je het gevoel in het luchtledige rond te draaien. Het Europese niveau heeft hij nog niet bereikt, maar het gat is zeker verder gedicht.
Dat geldt ook voor de kwaliteit en vormgeving van het interieur. Een Mercedes-ontwerper die is achtergebleven na de scheiding van de twee wereldmerken, heeft er nog eens goed naar gekeken. Het resultaat is een omgeving die minder onplezierig is. In plaats van goedkoop plastic met de uitstraling van Tupperware en tranentrekkende vormgeving heb je nu een stel knappe klokken voor je neus. Alles voelt een stuk beter aan. Meer dan een zesje scoort het niet, maar dat is nog altijd tien keer beter dan voorheen.
De V8’s laten écht zien wat de Charger in huis heeft. Terwijl ik rondscheur op het Infineon Raceway-circuit merk ik hoe uitgebalanceerd het onderstel is en hoeveel kracht er in die motor zit. Het geluid dat het blok maakt als je ‘m echt op zijn staart trapt is onovertroffen. De remmen schieten iets tekort en de wegligging is aan de zachte kant, maar in het rijden stelt de Charger je niet voor verrassingen. Zo hoort het in een echte musclecar.
Als ze nu ook nog een manier zouden vinden om van die twee achterdeuren af te komen, dan zit een remake van Bullitt er vast en zeker in.
Specificaties: R/T V8
Leuk
Enorme vooruitgang in kwaliteit
Niet leuk
Hij heeft meer dan twee deuren
TopGear-vonnis 13/20
Een gigantische sprong bvoorwaarts. De kwaliteit is sterk verbeterd
Prestaties
0-100 km/u n.b., top n.b., 17,7 l/100 km
Techniek
5.654 cc, V8, achterwielaandrijving, 370 pk, 536 Nm, 1.929 kg, CO2–uitstoot n.b.
Doen!
Stoer kijken en borsthaar uit je boordje
Niet doen
Een truck inhalen in een blinde bocht
Prijs NL* ca. € 100.000
Prijs BE* ca. € 80.000
*alleen via grijze import te koop
Reacties