De show die nog maar een paar maanden geleden tijdelijk tot zwijgen werd gebracht, was een fenomeen. 350 miljoen kijkers, 200 landen, een vermelding in het Guinness Book of Records voor best bekeken show, een wachtlijst van veertig jaar om een kaartje voor de studio te bemachtigen en meer…

door Andy Wilman

(Deel 1 gemist? Lees het hier!)

Dergelijke wapenfeiten hadden we echter helemaal niet voor ogen ten tijde van de eerste shows. Sterker nog, ik herinner me nog precies dat het meest urgente punt van aandacht die ochtend van onze eerste show niet het behalen van werelddominantie was, maar hoe we de Mazda 6 zo voor de camera konden krijgen dat niet zichtbaar was dat Jim, een van de redacteuren, ‘m op weg naar de studio achteruit tegen een lantaarnpaal had geparkeerd. Toch was het al een groot goed dat de auto er was, want dat was meer dan kon worden gezegd over de Saab die we de week ervoor hadden willen filmen, toen Hammond en de filmploeg een tijdje naar een verlaten parkeerterrein hadden staan staren aangezien Roland, een andere redacteur, de auto had opgepikt om familie te bezoeken.

We waren in die tijd volslagen van de pot gerukt. Zo bedachten we een plan om eerlijker vergelijkingen te kunnen maken van de rondetijden van auto’s. We wonen in Engeland – wat doe je als het regent? Wat doe je als de zon schijnt? Hoe moesten we het voor elkaar krijgen dat je elke week vergelijkbare omstandigheden had? Weet je wat, laten we het circuit op sommige plaatsen een beetje nat maken en op sommige een beetje droog. Daarom lieten we twee gigantische tankwagens aanrukken om hun lading over het circuit leeg te spuiten, om ons vervolgens erover te verbazen dat a) ze maar een klein stukje van Hammerhead nat konden maken, en b) een circuit op een zonnige dag heel snel opdroogt. Toen hadden we ons nog niet gerealiseerd dat regen – wanneer het begint te regenen – niet netjes valt op plaatsen die je uitkiest.

Toch zou de Operatie Natte Delen Op Het Circuit Die Moeten Overeenkomen Met Echte Regen Maar Dat Niet Doen op z’n minst op de lachspieren van het publiek hebben kunnen werken, maar dat pakte in de studio anders uit.

Het grootste probleem daar was dat het publiek om een uur of twee kwam opdagen, vervolgens in een hangar moest gaan staan die we waren vergeten af te koelen of te verwarmen, om daar urenlang te kijken naar presentatoren die hun items probeerden op te nemen. Autocue hadden we niet en dus vergde elk item ongeveer 98 pogingen, en Jason Dawe was stierlijk vervelend met zijn langdradige en saaie uitwijdingen met nieuws over occasions.

Tegenwoordig kunnen kaartjes om de opnames bij te wonen op een liefdadigheidsveiling een slordige tien mille opleveren, maar toentertijd moest ik om een uur of acht, wanneer we nog niet klaar waren met de opnames, de uitgang barricaderen en de mensen smeken om nog even te blijven: ‘Nee, ik begrijp dat jullie naar huis moeten, naar je gezin en het avondeten en warmte en een stoel maar blijf nog een halfuurtje om naar Jasons geleuter over tweedehands Citroëns te luisteren.’

Toch begon het ondanks al deze kinderziektes beetje bij beetje op z’n plaats te vallen. Om te beginnen had de nieuwe directie gezorgd voor een nieuwe ploeg cameramannen en geluidstechnici, waardoor de kwaliteit van beeld en geluid naar een hoger niveau werd getild. Daarnaast waren er onorthodoxe medewerkers als Jim bij wie – wanneer hij niet tegen lantaarnpalen botste – alle stoppen doorsloegen en die de meest krankjorume plannen smeedde. ‘Iedereen maakt met een motorfiets sprongen over bussen, laten wij eens kijken over hoeveel motoren je met een bus kunt springen’, was een van zijn eerste bedenksels. Vervolgens verloor hij zich in plannen om een beer te vinden die in een auto met automaat zou rijden, toen hij er met de beer niet uitkwam zocht hij een aap, maar de dame van de dierenhandel schreeuwde door de telefoon dat ze ons voor de rechter zou slepen als we een aap in een auto zouden zetten. Telkens wanneer ze even op adem moest komen in haar tirade probeerde Jim haar te kalmeren door te zeggen dat de aap niet hoefde te kunnen schakelen, maar daar werd ze nog bozer van. Daarom lieten we het plan vallen en schakelden we over op belangrijkere kwesties als ‘Kan een omaatje een donut draaien?’ en ‘Welke toupetjes zijn het meest geschikt in een cabrio?’

De combinatie van een dergelijke geavanceerde wetenschappelijke benadering, sexy filmopnames en een langzaamaan verbeterde studio leverde ons ongeveer drie miljoen kijkers op, maar helaas bleek Jason geen al te beste presentator en we lieten hem aan het eind van het eerste seizoen vertrekken. Een tijdje – om redenen die ik niet kan doorgronden – had de directie van de BBC bedenkingen of Richard moest blijven en stelde op de van hun bekende subtiele managementstijl: ‘We weten nog niet of we in het tweede seizoen met je doorgaan, maar hoe het ook zij – prettige Kerstdagen.’

‘Ik zou niet willen beweren dat we zo slim waren dat we alles wat goed uitpakte van tevoren zo hadden bedacht’

Er was echter geen twijfel of Richard zou blijven, en we moesten op zoek naar een derde presentator. Ongeveer op dat moment diende de Afdeling Bemoeizaken van de BBC zich weer eens aan. Zij vertelden dat uit kijkersonderzoek naar voren was gekomen dat BBC2 een jong kijkerspubliek trok met een trendy lifestyle, dus moesten we op zoek naar een presentator met een trendy lifestyle. Altijd graag bereid om aan de wensen tegemoet te komen, zochten we stad en land af om uit te komen bij de aangewezen man: James May.

Zijn kapsel deed vermoeden dat het door een leerling-helikopterpiloot was geknipt en zijn overhemden waren waarschijnlijk ontworpen door peuters, maar aangezien we geen kledingbudget hadden (en in de loop der jaren die volgden was duidelijk te zien dat we dat nooit hebben gehad) konden we weinig aandacht besteden aan uiterlijk vertoon.

Toch leidde James’ journalistieke achtergrond, net als die van Jeremy, tot een geestige en scherpe blik op de autowereld en het klikte uitstekend tussen hem en Hammond. Hun favoriete bezigheid was ladderzat worden en eBay-roulette spelen, door op vreselijke oude meuk te bieden om daarna naar bed te gaan, om de volgende ochtend bij het wakker worden te zien of ze wat hadden gewonnen. Nou ja, gekocht.

Een andere goede eigenschap van James was dat hij het bij vrijwel geen enkel onderwerp over auto’s eens was met Jeremy; en mocht je de indruk hebben dat Jeremy vasthoudt aan zijn opvattingen, het is niks in vergelijking met de koppige vasthoudendheid van May.

Nu ons trio compleet was, kon de show groeien. Wij wilden een autoprogramma voor auto-idioten maken, maar naarmate de jaren vorderden, realiseerden we ons dat die groei een kant opging die we niet hadden voorzien. Kinderen keken, oma’s keken, en als ik een knaak had gekregen van iedereen die tegen me zei: ‘Ik heb niks met auto’s maar kijk graag naar jullie programma’, dan had ik inmiddels kunnen stoppen met werken.

Op een zeker moment kwam de Afdeling Bemoeizaken van de BBC weer met nieuws uit de buitenwereld op de proppen. Bijna de helft van onze kijkers, wisten ze te melden, was vrouw. Nog voor ze de kans kregen voor wat onvermijdelijk zou volgen (de suggestie om een vrouwelijke presentator te zoeken), werkten we hen de deur uit en gingen door waar we mee bezig waren.

In het begin begreep ik er helemaal niets van dat we zo veel vrouwelijke kijkers trokken. Laten we elkaar niks wijsmaken: als die drie op straat lopen, zal niemand omkijken of Westlife in de stad is. Later realiseerde ik me dat vrouwen houden van grappige mannen, van mannen die een beetje doorschieten in hun passie, en die er helemaal niet op uit zijn om er goed uit te zien. Ik kan me voorstellen dat vrouwen af en toe opzij kijken naar hun partner op de bank voor de tv, blikje bier op zijn bierbuik, weer naar de tv kijken en bedenken: ik heb het nog niet zo beroerd getroffen.

De kinderen keken natuurlijk vanwege de Lamborghini’s en de stunts, inmiddels uitgegroeid van kale mannen met slechte pruikjes in cabrio’s tot darten met auto’s, een Mini van een skischans laten springen en een poging een Reliant Robin de ruimte in te lanceren. Ik ben er ook van overtuigd dat kinderen het leuk vonden dat Richard, James en Jeremy – aangezien ze dezelfde mentale leeftijd hebben – altijd onderling mot hebben en elkaar pesten, net zoals kinderen in de speeltuin.

Naarmate het kijkerspubliek in aard en omvang groeide, nam ook het aantal klachten dat op mijn bureau landde toe, waarin werd geëist dat we ophielden met loltrappen en weer serieus verstandige auto’s voor gewone mensen zouden gaan testen. We maakten een wand voor de beste en meest venijnige klachten, en Jeremy kwam met het idee om het personage Mr. Needham in het leven te roepen die elke week een brief zou schrijven, waarin hij een verstandige test van een verstandige auto zou eisen. Wij reageerden daar dan op met een item over de Fiesta waarmee we met een stel mariniers het strand zouden bestormen. Eigenlijk werd elk probleem met een zo belachelijk mogelijke oplossing benaderd. Perry, onze schitterend in zwart pak gehulde Stig, vroeg een enorme salarisverhoging, dus moest hij er natuurlijk uit en vandaar dat we hem vanaf een vliegdekschip ter ziele lieten gaan.

Terugkijkend zou ik niet willen beweren dat we zo slim waren dat we alles wat goed uitpakte van tevoren zo hadden bedacht. Soms was het gewoon stom toeval. We reisden af naar Florida en Alabama om een film van 25 minuten te schieten over het kopen van je huurauto, maar toen we weer thuis waren, bleek dat we genoeg materiaal voor een uur hadden, en zo ontstonden de Specials.

Zo’n embryonaal hoogtepunt uit de galerij van gelukkige ongelukken was de aflevering over Porsches van 1.500 pond. Dat begon als een filmpje over een autorit die zou aantonen hoe goed een goedkope Porsche zou zijn, maar toen Jeremy’s 928 er al binnen twee kilometer de brui aan gaf, kwam hij met zijn geniale programmamakersbrein op het idee dat wrakken die de geest geven veel leukere tv oplevert dan fonkelnieuwe auto’s die het blijven doen. Daarom begonnen we de challenges te doen met goedkope auto’s, met als hoogtepunt wellicht de Lamborghini van James die op een dieplader werd afgeleverd aangezien ie al de geest had gegeven voor we met de opnames waren begonnen.

‘In 2002 schatte ik dat we vijf seizoenen zouden draaien. Een jaar later verhoogde ik m’n verwachtingspatroon naar tien. Uiteindelijk brachten we het tot 22’

Toch zijn sommige dingen door langdurig brainstormen ontstaan. Dat moest ook wel, want anders dan bij bijvoorbeeld Wife Swap of The Apprentice die tot stand komen volgens een duidelijk format, begonnen wij elke nieuwe serie afleveringen met een blanco vel papier. We wisten dat er auto’s zouden zijn, een fout overhemd en The Stig, maar verder stond niets vast. Gelukkig was er voldoende creativiteit in huis om nieuwe hersenspinsels op te hoesten. Het duurde geloof ik tot het vierde seizoen dat we onze eerste grote race opnamen en pas in seizoen acht voerden we onze eerste TopGear-bouwprojecten uit, met de eerste amfibievoertuigen.

Als een idee niet het gewenste resultaat opleverde, dan namen we er afscheid van en bedachten iets anders. TopGear Dog bijvoorbeeld. Eerst een geweldig idee, maar ze lag ofwel in coma of ze rende als een bezetene rond. Ik meen dat ze haar oude dag ergens bij Hammond in huis slijt.

Ik hoefde me nooit te bekommeren om de teksten die uit de monden van de drie heren kwamen. Iedere producer is gezegend met die drie. Ze gingen op pad voor een trip met de auto, zonder script, met slechts een paar steekwoorden in gedachten en lulden elkaar de oren van het hoofd. Op een zeker moment mochten ze zelf de camera’s in de auto bedienen, maar dat was een vergissing want allemachtig, wat kunnen ze ouwehoeren. Maar meestal was hun geleuter geweldig.

Al deze fantastische teksten werden verpakt in de heerlijke oorspronkelijkheid die voor mij de essentie is van reality-tv. Toen James in Bolivia tegen Hammond zei: ‘Dat je telkens tegen me aan rijdt, is al drie jaar niet leuk meer’, meende hij dat, en de kijkers zagen dat het echt was. Wanneer Hammond moet overgeven op die reddingsboot in de race naar Noorwegen is hij echt aan het overgeven omdat de domme eikel de avond ervoor op de ferry te diep in het glas heeft gekeken. Wanneer ze zich bezeren – Jeremy die zijn scheen schaaft op het moment dat hij met z’n truck door een muur rijdt, James die zijn hoofd stoot in Syrië – zijn het bloed en de pijn echt. Natuurlijk was er op een gegeven moment sprake van dat de pijn een beetje te echt werd, het moment dat begon met een opmerking die Hammond maakte toen hij op een dag het kantoor binnen liep en zei: ‘Dit seizoen wil ik echt een keer f*****g hard rijden’, en eindigde met hem in coma op de intensive care.

Niemand van ons zal ooit van z’n leven de dag vergeten waarop de band van zijn jet-car bij een snelheid van 463 km/u explodeerde en hij werd afgeschoten in ’s werelds snelste autocrash aller tijden. Ik denk eigenlijk dat die jongen het heeft overleefd omdat hij een taaie overlever is. Hij is een soort menselijke honingdas; wie gaat er nou op een hondenslee naar de Noordpool, slechts een halfjaar nadat hij op de afdeling voor hersenbeschadiging uit z’n coma wakker werd en dacht dat hij admiraal Nelson was?

Terwijl Hammond aan het herstellen was, zorgde het ongeluk voor wereldwijde aandacht voor dit nietige autoprogrammaatje en TopGear trok alleen in Engeland al een tijdje acht miljoen kijkers. Al snel verloren de ramptoeristen hun aandacht en bleven alleen onze vaste kijkers over. Ten tijde van Hammonds ongeluk waren er overigens drie coureurs die de moeite namen om het telefoonnummer van ons kantoor op te zoeken en op te bellen om ons sterkte te wensen. Dat zal ik nooit van mijn leven vergeten, dus dankjewel, Eddie Irvine, Jacques Villeneuve en James Toseland.

Nu we het toch over overleven hebben: iedereen die bij tv werkt, is zich voortdurend bewust van de vraag van de houdbaarheidsdatum, van wanneer de kijkcijfers terug beginnen te lopen, van hoeveel seizoenen je kunt draaien tot de directie de stekker eruit trekt. In 2002 schatte ik dat we vijf seizoenen zouden draaien. Een jaar later verhoogde ik m’n verwachtingspatroon naar tien. Uiteindelijk brachten we het tot 22, de kijkcijfers waren nog steeds stabiel en we dachten niet meer na over de houdbaarheidsdatum aangezien we voor tv-begrippen op niet in kaart gebracht terrein waren beland. Natuurlijk zijn programma’s als Have I got News for You al langer op tv, maar zij vullen hun voorraad telkens opnieuw aan met wekelijkse actualiteit. Wij daarentegen moesten voortdurend met nieuwe dingen komen, want je kunt met de beste wil van de wereld niet overleven met een test van de nieuwe Golf, en ik kan geen ander programma bedenken dat zo lang succesvol is geweest.

Het is deels te danken aan de genialiteit van de presentatoren, die zowel ideeënrijk waren als onverbeterlijke betweters; deels aan de producers en redacteuren die een stortvloed aan ingevingen aandroegen en die zo hard werkten dat hun uurloon waarschijnlijk vergelijkbaar was met dat van een kinderarbeider uit Vietnam. Deels is het te danken aan de mannen van de techniek, de regisseurs, cameramannen, geluidsmensen, redacteuren, beeldbewerkers, belichters, en deels aan alle mensen die op de achtergrond hun werk doen: de technici, de koeriers, de coördinatoren – het hele spul. Heel veel briljante mensen.

Zoals ik al schreef, wilden we een leuk programmaatje maken voor auto-idioten en we kwamen heel ergens anders uit, ergens waarvan we nooit hadden gedroomd dat we er zouden komen. En omdat we dit nooit zo hadden voorzien, denk ik niet dat het ooit zal worden geëvenaard.

Reacties