Om met Shakespeare te spreken: Shall I compare thee to a summer’s day? Beter van niet, want mijn oude Calibra 16V hield nooit zo van zomerdagen. Dan oververhitte hij nogal snel. Maar toen ie een keer stond af te koelen, viel mijn blik op de weelderige vormen van… een Calibra Turbo 4×4. Die auto was het hoogtepunt van alle Calibra’s en heeft altijd een -vaste plek gehad op mijn ‘ooit nog eens hebben’-lijst; deels uit nostalgie, omstandigheden en locatie, maar ook vanwege zijn uiterlijk en power.

Ik groeide op in Luton, werkte bij Vauxhall (zoals Opel in het VK heet) en werd volwassen toen de Calibra werd geïntroduceerd. Het zijn dingen die je voor eeuwig tekenen. En tja, dat uiterlijk, daar moet toch echt wat hekserij bij zijn komen kijken. Dit zijn de fraaiste lijnen die bij Opel – om niet te zeggen waar dan ook in de hele jaren ’90 – getekend zijn. Zijn ontwerpers vonden hem hun geslaagdste design ooit. En hij ziet er nog altijd fris uit, alsof ie gisteren geïntroduceerd werd.

Toen was ie heel krachtig

De 2,0-liter viercilinder turbomotor die zo trots in de enorme neus van de Calibra lag, was eerder rauw dan honingzoet, maar hij had power te over. Laten we wel wezen: 204 pk en 280 Nm, dat was in 1992 een hele berg.Hij had ook heuse vierwielaandrijving – nogal gericht op de voorwielen, maar met veel grip – en een handmatige zesbak, waarmee hij in 6,8 seconden naar 100 km/u ging. Bedenk dan dat een E36 M3 (ook uit 1992) dat deed in 6,0 seconden. Hij was maar acht tienden langzamer dan een racebeest van BMW – niet slecht.

Zelfs vandaag de dag, nu de tijd mijn scherpe randjes heeft afgestompt en zelfs roze brillen blijken te kunnen roesten, is ie nog snel te noemen. En me laten zakken in de leunstoel van deze prachtig onderhouden, prachtig originele en onbehoorlijk fraaie Calibra levert een vloedgolf aan gezellige, wollige herinneringen op. Het voelt alsof ik een kwarteeuw ben teruggevoerd in de tijd en alles mogelijk is.

Inclusief die 0-naar-100-tijd. In 2025 haalt een beetje stadsautootje dit soort cijfers, maar wel op een overspannen manier. Dit voelt snel aan omdat het natuurlijk aanvoelt, lineair en solide. Er is een duidelijk ‘voel die turbo erin komen’-moment, maar over het algemeen is het gewoon richten, schieten en genieten.

Het veercomfort is in orde, zelfs met die verlaagde Bilstein-dempers en kortere veren. De afstelling van de Calibra voelt niet helemaal superstrak aan – zo komen zijn Vectra-wortels er toch weer een beetje doorheen – maar ook zeker niet week. In de tegenwoordige tijd komt hij vooral relaxt over. De versnellingsbak roept goede herinneringen op: positieve actie, zelfs al is ie eigenlijk iets te ver naar achteren geplaatst.

Een van de laatste Calibra’s

Dit exemplaar is eigendom van Richard Gibson. Het is een limited edition – de vierde van de 51 – en een van de laatste die van de band rolde. En er zit een geweldig verhaal achter. Op een middag zag Gibson de auto rijden, met achter het stuur een voormalig werknemer van Vauxhall die de auto als pensioencadeau had gekregen. Hij maakte meteen rechtsomkeert, volgde de man naar de parkeerplaats van de supermarkt en deed hem een bod.

De eigenaar weigerde dat, maar Gibson hield vol, gaf zijn nummer en kreeg later een belletje dat de beste man van gedachten was veranderd. Gibson kocht de Calibra onmiddellijk (‘voor een schijntje’) en heeft nooit spijt gehad. ‘Ze zien eruit als een moderne klassieker,’ zegt hij, ‘en iedereen wil de Turbo.’

Eens. Hij is comfortabel. Hij is snel. Als je goed voor hem zorgt, zal ie je nooit problemen geven. Zo heeft de Calibra Turbo van Gibson nooit de gevreesde tussenbakellende gehad, omdat de beurten nauwgezet en tijdig zijn uitgevoerd. De motor is doorgaans ook een baken van betrouwbaarheid. Om Gibson dan ook meteen het laatste woord te geven: ‘Ik wil geen andere metgezel in deze wereld dan mijn Calibra Turbo. Ik doe hem nooit meer weg.’

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear