Briljant: ja. Opwindend: niet echt – de gewone Mercedes E-klasse in een notendop. De E Coupé moet wél spannend zijn. Of dat is gelukt?
 
De Chef Project E-klasse weet naar eigen zeggen niet meer hoe vaak hij het zijn medewerkers heeft voorgehouden, maar het was erg vaak: ‘Luister, vriendjes, de E Coupé moet geen, ik herhaal, géén E-klasse met twee deuren worden. Spektakel wil ik zien! Dynamiek! Sportivität!’ Hij glimt als hij het vertelt. ‘En, is het gelukt?’ vragen we verwachtingsvol. ‘Nee’, zegt hij. ‘Ze kunnen het gewoon niet. Ze krijgen het niet voor elkaar een auto te maken waarbij de nadruk niet op comfort ligt. Ze missen daar een gen voor, of zo.’
 
Is de E Coupé daarmee een mislukt geval? Nee, natuurlijk niet. Met comfort is niets mis en de auto heeft wel degelijk een hoop dynamische en sportieve kanten. Neem alleen al het ontwerp: dat is – zeker als je het vergelijkt met dat van de wat saaie CLK – een verademing. Hij heeft iets weg van een tweedeursversie van de CLS, toch een van de meest controversiële en intrigerende Mercedessen van de afgelopen jaren. De twee oplopende vouwen in de flanken en de bollingen boven de achterste wielkasten geven hem echter iets extra snels en gespierds, terwijl de lage daklijn de auto elegant houdt.
 
Als je het ons vraagt: een buitengewoon geslaagd geheel, met maar twee dissonantjes. Allereerst kunnen we die in tweeën gedeelde koplampunits niet echt mooi vinden, en die rare led-lampjes in de voorspoiler zijn zelfs ronduit kitscherig. Ten tweede zijn die rare kleine achterste zijruitjes een beetje vreemd – zou zonder niet mooier zijn geweest? Nou, dat vinden ze zelf ook, maar het kon niet anders. Door de plaats van de benzinetank zou anders de achterste ruit aan de rechterkant niet helemaal open kunnen. Vandaar dat hij een stukje kleiner moest worden en dat rare extra ruitje nodig was. Design versus techniek: 0-1. Toch staan ze elkaar niet helemaal in de weg: met een Cw-waarde van 0,24 is de E-klasse Coupé de meest aërodynamisch verantwoorde productieauto ter wereld.
 
Dat doet meteen een aardige duit in de zak waar met grote letters ‘efficiency’ op staat, want daar draait het bij Mercedes (en bij wie niet, eigenlijk?) de laatste tijd vooral om. De E Coupé zit vol technieken die meer kracht bij een lager verbruik mogelijk maken. Allerlei pompen en andere systemen doen het alleen als ze gebruikt worden, de motoren zijn drastisch herzien, banden met lage rolweerstand zijn een vanzelfsprekendheid. We zullen je niet vermoeien met alle procentjes, maar ga ervan uit dat het allemaal aanzienlijk scheelt in de uitstoot van dat intens verderfelijke CO2-goedje. Ook de door ons gereden topversie E500 is zuiniger dan voorheen (10,9 liter per 100 kilometer is reuze netjes voor een 5,5-liter V8 met 388 pk), al maakt dat voor de roodheid van zijn G-label weinig uit.
 
En, zijn die bijna vierhonderd pk’s dan in staat de E Coupé die zo hevig begeerde dynamiek te geven? Nou en of, en nog wel op afroep ook. Normaal gesproken is de E500 een wondertje van modern comfort – de vering is voorbeeldig en de motor laat alleen van zich horen als dat iets aan de beleving bijdraagt: bij een stevige kleun op het gaspedaal dus.
 
Een druk op de Sportknop activeert echter het Dynamic Handling Package; de vering wordt steviger, voor elk wiel afzonderlijk, de besturing wordt directer, de schakeleigenschappen van de bak worden aangepast en er wordt bijteriger op het gaspedaal gereageerd. Onvermoed is het vooral dat laatste dat effect sorteert: zelfs een milde trilling in je rechtervoet is voldoende om de auto als een vuurpijl af te schieten. We kennen wel meer van dit soort Jekyll & Hyde-auto’s, maar zelden wordt het kunstje zo perfect uitgevoerd. Het maakt hem tot de Cristiano Ronaldo onder de auto’s: soms zie je hem een hele wedstrijd niet, tot hij er op dat ene beslissende moment wel degelijk blijkt te zijn – en dan is het te laat.
 
Het onderstel van de E500 is verbluffend; het is een 11 centimeter ingekorte versie van de sedan, en heeft, typisch Mercedes, een veilige portie onderstuur ingebouwd. Ga je daar overheen (en heb je het esp uitgeschakeld) dan kom je één keer een eenvoudig beheersbaar overstuur tegen, waarna het esp zichzelf weer inschakelt. Daarnaast past het zichzelf aan aan de omstandigheden en lijkt het perfect aan te voelen wat je uit de auto wilt halen. U wilt comfort? Krijgt u dat. U wilt boenderen? Wat u wenst, meester.
 
Ook de E Coupé is weer voorzien van aan haast angstaanjagende hoeveelheid veiligheidsvoorzieningen. De auto is voorzien van snufjes die in de S- en E-sedan al enige bekendheid hebben verworven, zoals Attention Assist. Dat systeem houdt door het in de gaten houden van meer dan 70 verschillende parameters (rijgedrag, wegcondities, et cetera) bij of je niet toevallig een tikje vermoeid aan het worden bent. Dat zou je trouwens best kunnen zijn geworden van weer een ander systeem, dat je met een ‘ping!’ laat weten dat je te dicht op je voorganger rijdt. Zeker op een bochtige landweg, waar je met dank aan dat gaspedaal-kanonschot nog wel eens wat vlot op je voorligger wilt inlopen, reageert het wat erg hyperactief en dat gaat op den duur op je zenuwen werken – alsof je werkelijk helemaal niets meer zelf in de gaten zou kunnen houden.
 
Het is één van de zeer weinige, om niet te zeggen voor het overige compleet afwezige, smetjes op een dijk van een auto. Mercedes heeft, na de knap beroerde vorige E-klasse en het debacle met Chrysler, de tijd genomen om te onderzoeken waar het precies aan schortte. Het merk lijkt zichzelf hervonden te hebben door eens goed naar zichzelf en de kernwaarden van weleer te kijken: ongeëvenaard comfort, dynamiek waar gewenst, tijdloze schoonheid en een perfectionistisch kwaliteitsniveau. Geen beter (of mooier) recent Mercedes-model waarin dat zo tot uitdrukking komt als in deze E Coupé. Missie geslaagd.

 

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)