In het Guinness Book of Records staat Sir Ranulph Fiennes (1944) omschreven als de belangrijkste nog levende ontdekkingreiziger. Hij was bezig met een ijzige expeditie: te voet over Antarctica, maar die heeft hij omwille van de extreme koude verstandigerwijs afgeblazen. Toch duiken we in deze geplande onderneming, die een naam heeft die even simpel als sprekend is: The Coldest Journey. Twee aangepaste bulldozers zouden de ontdekkingsreiziger en zijn crew hebben bijgestaan als werk- en lastpaard.

Je zou het niet zeggen, maar het heeft een enorme hoeveelheid tijd, logistiek gepuzzel en werk gekost om ‘in the middle of nowhere’ terecht te komen. Voordat ik jullie vanuit mijn kekke tentje op de Zuidpool verslag doe over de vorderingen van de reis, is het wellicht beter eerst iets over de voorbereidingen te vertellen. Wat ging er vooraf aan onze komst naar Antarctica, een van de meest gevaarlijke en onherbergzame gebieden ter wereld. Eén fout kan hier fataal zijn. Dus een goede voorbereiding was een zaak van leven of dood.

Gaan we. Vijf jaar geleden kregen Sir Ranulph Fiennes en zijn kompaan dr. Mike Stroud het idee om tijdens de zuidelijke wintermaanden Antarctica over te steken. Te voet, welteverstaan, en zonder enige vorm van begeleiding. Geen levende ziel had dat ooit gered, waarschijnlijk alleen al omdat het niet alleen fysiek, maar ook psychisch een bovenmenselijke prestatie is. Daarbij komt nog een probleem. Het winterweer in Antarctica is zó extreem dat áls er iets fout gaat niemand je kan komen redden. Je bent geheel op jezelf aangewezen. Na veel gesprekken met het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken kreeg Sir Ranulph alleen toestemming om solo te gaan als hij alles, maar dan ook alles dat hem zou kunnen helpen de tocht levend en wel te volbrengen, mee zou nemen. Om die reden zit ik hier nu tussen de ijsschotsen in mijn tentje.

Nadat hij alle noodzakelijke vergunningen voor zijn reis binnen had, gingen Ranulph en zijn team op zoek naar voertuigen die hem het handigste en beste leken om de hele karavaan van benodigdheden over het poolijs te slepen. Eten, medische voorzieningen, wetenschappelijke apparatuur en brandstof om de gehele afstand en periode van de expeditie te overbruggen; het leek alsof we een moderne Ark van Noach aan het vullen waren. Nu was niet het stijgende water het gevaar, maar de verschrikkingen van de Antarctische winter. De temperaturen in deze periode kunnen dalen tot min 90 graden Celcius. Dat dat problemen kan opleveren, is niet moeilijk voor te stellen, maar hoe het precies aanvoelt? Geen idee.

Het team heeft lang en intensief gezocht naar de juiste machines. Na een lange tocht over de hele wereld werd de oplossing gevonden in de vorm van twee Caterpillar-bulldozers. Fiennes benaderde Finning, de grootste Caterpillar-dealer ter wereld, en diverse lokale dealers. Na nog eens talloze overleggen en discussies kwam de D6N als beste uit de bus. Daar zouden dan twee machinisten annex monteurs bij geleverd moeten worden. Een van de twee is de Canadees Spencer Smirl, de ander schrijft dit verslag. De bulldozers leken uit het sprookje van Goudlokje te komen: niet te groot en niet te klein, precies goed voor de klus.


De Cats zijn prima machines die voor geen kleintje vervaard zijn, maar we wilden geen enkel risico nemen. We wisten wat hun taak en werkterrein zou zijn, dus het Finning-team prepareerde de D6N’s met tal van modificaties. Nadat die klus gedaan was, waren Rover en Seeker, zoals de machines inmiddels werden genoemd, de eerste twee bulldozers ter wereld in Zuidpool-specificaties. De belangrijkste aanpassing is ongetwijfeld de montage van crevasse-armen, een soort van steunbalken die moeten voorkomen dat we met bulldozer en al in ijsspleten (crevassen) vallen. De armen zijn ook gelijk een soort van heftrucklepels en montagepunten voor de grondradar. Die speuren de ondergrond af op zoek naar die ijsspleten, zodat we ze kunnen ontwijken of op het smalste punt kunnen oversteken. Een handig accessoire als je liever niet op de kop in een ijskoude en tientallen meters diepe geul wilt vallen.

Andere extra’s op Seeker en Rover zijn hydraulisch aangedreven generatoren die ‘gratis’ elektriciteit voor de woon- en wetenschapscontainers verzorgen. Deze containers staan op sledes die door de bulldozers over het ijs worden getrokken. De generatoren hebben een vermogen van twintig kilowatt en voldoen aan de Extec-standaard, welke geldt in de olieverwerkende industrie. Het houdt in dat de generatoren volledig afgesloten en waterdicht zijn, waardoor die niet gestopt kunnen worden door wind, weer, water of onbevoegden.

Op de motoren van de D6N’s zitten verwarmingsmatten die zorgen dat ze niet bevriezen en het starten vereenvoudigen. Op de cabine zit een tent verborgen. Deze kan worden uitgevouwen als we tijdens slecht weer aan de techniek moeten werken. Ze zijn ook ideaal als mobiele garage, waardoor Seeker en Rover bij extreem lage temperaturen min of meer warm kunnen overnachten.

'Eén vonkje en het hele avontuur zou in een vuurbal eindigen. Zeer spectaculair, maar niet wat we voor ogen hadden'

In september en november 2012 werd de laatste hand gelegd aan de beide Cats. Eindelijk, want het team van Finning had zich een slag in de rondte gewerkt om de machines tijdig op transport naar Antarctica te krijgen. Eindelijk gingen ze dan aan boord van de SA Agulhas, een Zuid-Afrikaans, speciaal versterkt schip dat met haar ijzersterke boeg ijsschotsen in tweeën klieft en zich zo een weg baant door het bevroren water. De SA Agulhas was in een vorig leven onderzoeksschip op de Zuidpool.

De bulldozers waren eindelijk veilig en wel op weg. Medemachinist Spencer, ikzelf en de rest van het team vlogen naar Kaapstad, waar ook wij aan boord van de Agulhas konden gaan. Eindelijk zetten we koers naar Antarctica, waar we alle expeditiebenodigdheden weer zouden uitladen.

De reis naar het zuidelijkste puntje van de aarde was vreselijk saai, totdat de eerste ijsschotsen in zicht kwamen. Bijna waren we op het punt waar we allemaal naar gestreefd hadden en dat voelde heel bizar. Het was een ongelooflijke ervaring hoe het schip dwars door het ijs beukte en wanneer er vrij baan was, opstoomde naar de volgende schots. Dat is bepaald geen dagelijkse kost.


De dag nadat we onze ramkoers hadden ingezet, waren we al op de plaats van bestemming: Crown Bay. Daarna volgden echter drie lange dagen wachten omdat het ijs nog niet ver genoeg geweken was om ook het laatste stukje door te kunnen breken. De laatste etappe werd ook weer een knap staaltje diepvriesvaren. Met enorme kracht beukte de Agulhas een eigen, veilige haven in het ijs. Daarna moesten we snel aan de slag. De kraan werd opgestart en als eerste gingen de sledeplateaus en de wetenschapsruimte overboord. Zo hadden we niet alleen meer ruimte op het dek, maar konden we ook testen of het ijs sterk genoeg was om alle spullen te houden. Daarna was het de beurt aan Snowflake, een kleiner werkvoertuig dat we gaan inzetten voor het transport van kleinere zaken. Ook het sledeplateau voor de leefcontainer kon op het ijs worden gezet.

Uiteindelijk kregen we het signaal waar we met smart op zaten te wachten. Er was ruimte genoeg om het tweede ruim te openen en Rover en Seeker van boord te takelen.

Voor dat dat kon, hadden we eerst nog een klus te klaren. Terwijl we op zee waren, mochten we de motoren van de Cats niet starten. In hetzelfde ruim stonden namelijk honderden tonnen licht ontvlambare vliegtuigbrandstof, de voorraad die we tijdens de expeditie nodig zouden hebben. Eén vonkje en het hele avontuur zou in een vuurbal eindigen. Zeer spectaculair, maar niet wat we voor ogen hadden. Nu we de ruimte hadden, wisselden Spencer en ik de filters die in en om de motor zitten. Het was immers meer dan een maand geleden dat ze voor het laatst gestart waren en we wilden geen risico’s nemen. Nadat we alle olieniveaus gecheckt hadden, deden we een schietgebedje en draaiden de sleutel om. De motoren sloegen aan en kregen de tijd om op bedrijfstemperatuur te komen. Al snel werden ook de Caterpillars van boord gehesen en weerkaatste het vale Antarctische zonnetje op hun gele plaatstaal.

Ik keek toe terwijl Rover uit het ruim tevoorschijn kwam. Hij had de reis ongeschonden doorstaan, helaas kreeg ie nu toch een tikje te verduren. Het schip danste even op een golf en de kraankabel maakte een zwieper. De achterkant van de bulldozer tikte de rand van het ruim aan, met een deuk tot gevolg. Toen beide voertuigen veilig en wel beneden stonden, was het tijd om erachteraan te klimmen. Spencer en ik konden via een touwladder aan de boeg van het schip af. De eerste stappen op het ijs waren vreemd, het besef dat de expeditie nu echt ging beginnen drong tot ons door.

Ik klauterde op Rover en nam plaats in de cabine, mijn werkplek voor de eerstkomende tijd. Snel repeteerde ik even de functies van alle extra knoppen en schakelaars die er op het dashboard waren gemonteerd en zette de bulldozer in z’n vooruit. De eerste segmenten van de rupsbanden knerpten over het ijs. Mijn eerste meter op het ijs van Antarctica.

Plotseling bedacht ik me dat het einde oefening zou zijn als Rover door het ijs zakte. Goed, mijn deuren stonden open en er was nog een extra ontsnappingsluik. Ik zou er hooguit met een onvrijwillig koud bad vanaf komen, maar Rover zou ten onder gaan. Hoe kon ik het Finning vertellen, dat de trots van het bedrijf waar ze twee jaar aan hadden gebouwd nu onder meters dik ijs op de bodem van de Antarctische Oceaan lag? Dat zijn gedachten die je niet gauw loslaten. Gelukkig ging alles goed en was het ijs sterk genoeg om het werktuig te houden. Rustig ratelde ik verder, op weg naar een nog dikkere en dus veiliger ondergrond. We konden van start gaan met alle voorbereidingen. De machines mochten aan het werk.


Als eerste plaatsen we de ankers voor de tent. Zo zou deze ook in de venijnige poolwind blijven staan. Daarna volgden de voeten voor de satellietantennes en andere communicatiemiddelen. Stukje bij beetje kreeg het basiskamp vorm. Daarna hadden we een paar dagen werk aan het verplaatsen van de brandstof en andere spullen naar de top van de heuvel. Daar zou uiteindelijk ons leefdomein komen.

Er moest veel werk verzet worden, iedereen had er de handen vol aan. Bij het schip werden de overige spullen uitgeladen, op de kade moest het van de haak worden gehaald. De brandstof is overgepompt in rubber zakken op speciale sledes. Overigens gebruiken we hier kerosine; diesel zou bij deze temperaturen bevriezen. Daarna waren de kleinere klussen in de beide verblijven aan de beurt, zoals het aanleggen van licht, het aanbrengen van isolatie en het verder opzetten van de tent. Alles wat we in handen kregen, voorzagen we van isolatie. Uiteindelijk waren we klaar en wisten we dat het grote moment daar was. We hadden alles gedaan om in de komende twaalf maanden volledig zelfstandig te kunnen overleven.

'De temperaturen in deze periode kunnen dalen tot min 90 graden Celcius. Dat dat problemen kan opleveren, is niet moeilijk voor te stellen'

Voor de laatste keer gingen we aan boord van de Agulhas, nu voor een afscheidsfeest. Een vijf-gangen diner, bier en sterke drank, het kon niet op. De volgende morgen moesten we echter gedag zeggen tegen het schip en de bemanning, die inmiddels vrienden waren geworden. Met een brok in de keel zagen we hoe het schip langzaam maar zeker aan de horizon verdween. We realiseerden dat we het nu alleen moesten gaan rooien, hier op die eindeloze ijsvlakte. De enige warmte die we nu hadden, was in de woonunit waar thee en biscuitjes klaarstonden.

Gelukkig hadden we de volgende dag afleiding aan de dingen die gedaan moesten worden, de dag daarna gingen we weer de heuvel op om het kamp voor de laatste tests op te slaan. We moesten proberen of en hoe onze bulldozers zouden presteren als ‘locomotieven’ van de pooltrein. Het doel was nu om verder te reizen en brandstof te droppen op een strategisch punt. Zo konden we bij de echte start van de reis, op 21 maart, met minder gewicht op stap. Op het moment dat de ijstrein voor het eerst in beweging kwam, merkte ik pas hoe laag de snelheid was. Zelf James May zou er gefrustreerd door raken.

Op het moment van schrijven hebben we er in de twee dagen van ons brandstoftransport 57 kilometer op zitten. We zijn ingesneeuwd en wachten tot het weer beter wordt om verder te gaan. Op zich is het wachten niet erg. Ik heb mijn slaaptekort gecompenseerd door lekker uit te slapen. Er staat ons een hels karwei te wachten en ik vraag me af of ik de komende maanden nog een keer van zo’n luie ochtend kan genieten.

Naschrift

Sir Ranulph Fiennes heeft zijn deelname als leider van deze expeditie moeten staken: bij het onderbinden van ski’s, met z’n blote handen, liep hij dusdanige bevriezingsverschijnselen op dat voortzetting onverantwoord zou zijn. De andere deelnemers zetten de reis wel voort: volg hun vooruitgang op www.thecoldestjourney.org of via hun Facebook-pagina.

Reacties