Ze komen allebei uit de stal van BMW. Denk aan Kaïn en Abel, aan Michael en Fredo Corleone en aan Michael en Ralph Schumacher. Het is van alles, maar broederliefde is het niet.

Qua uiterlijk konden ze niet verder uit elkaar liggen. De Mini draagt goedkope lipstick en de BMW zit gevangen in een stijve huisvrouwenjurk. Trek hun kostuums uit en je ziet nog meer verschillen. De BMW is achterwielaangedreven, de Mini heeft voorwielaandrijving. De ene heeft vijf stoelen, de andere twee. De BMW-motor is bijna twee keer zo groot als die van de Mini en ongeveer 100 pk krachtiger. Wanneer je kijkt naar de prijzen, ontdek je dat ze allebei ongeveer even duur zijn. En wanneer je ongeveer 50 mille uit kunt geven en op zoek bent naar iets ‘heets en hatch-achtigs’, zouden we ons kunnen voorstellen dat we met een van deze dingen de showroom verlaten. Maar welke?

Ze gaan allebei vooruit. De 1-serie – met de optionele achttraps automaat in deze testauto – accelereert van 0 naar 100 km/u in 4,9 seconden. Dat is een fractie sneller zelfs dan de Porsche Cayman. Dat komt doordat onder de log ogende carrosserie van deze BMW een 3,0-liter zescilinder turbomotor ligt, die met 320 pk serieus sterk is. De 1,6-liter turbo van de Mini is bijna half zo groot en met 217 pk is ie slechts 7 pk sterker dan de reguliere John Cooper Works waarop ie is gebaseerd. Maar met een aantal zorgvuldig uitgevoerde handelingen via de strakke zesversnellingsbak kan een ervaren coureur de auto nog altijd binnen 6,6 seconden naar een snelheid van 100 km/u opjagen.

Tot zover de rechtuit-statistieken. Wanneer we bergop gaan door een haarspeldbocht op het circuit van Charade, zijn de verschillen subtieler. De Mini pakt de binnenlijn en blijft daar hardnekkig hangen – mede dankzij een vleugje meer camber aan de voorkant dan een standaard JCW en de veel lichtere neus dan de 1-serie, met vier cilinders tegenover zes voor de BMW.

Dan, net wanneer de auto snuffelt aan de Duitser bumper, ademt de twin-scroll turbo van de 1-serie hard uit en roept aldus een kracht op die de initiële zachtheid in een keer goedmaakt. Het is een motor die moeiteloos zijn werk doet, en terwijl de Mini een moment tijd verspilt tussen versnellingen, is de BMW al de bocht uit en blaft ervandoor op een golf van koppel.


De Mini heeft een elektrisch differentieel, en als het binnenste voorwiel zelfs maar denkt aan doorslippen, wordt het meteen gestraft met een kortstondige stroomstoring. Schakel de dsc uit en de auto zal ook de achterzijde laten uitbreken – ondanks dat het elektrische diff zijn werk blijft doen voor het geval je een onhandig momentje hebt halverwege de bocht.

Wanneer het toch misgaat, zet de auto zich desondanks zonder al te veel paniek recht. Maar daardoor is er geen behoefte om dapper te rijden. Je kunt beter iets soepeler te werk gaan en de auto sturen met hulp van het aangenaam responsieve gaspedaal, leunend op de speciale Kumho-banden die – hoewel ze hier heerlijk veel grip bieden – je later op de terugweg naar huis ongetwijfeld doen verongelukken tijdens een bijzonder spannende onweersbui.

In de Sport-modus beperkt BMW’s actieve differentieel de koppelafgifte naar een doorslaand wiel. Voor nog meer plezier zet je tractiecontrole uit, waarna een elektrisch sperdifferentieel z’n best doet om een goede mechanische variant te simuleren. Dit betekent dat de auto vrolijk begint te glijden, maar alleen wanneer je erom vraagt. Onder normale omstandigheden – langzaam in, je lijn bepalen – zal je moeite hebben om overstuur te provoceren omdat, in tegenstelling tot sommige andere krachtige achterwielaandrijvers hier, de auto niet nerveus of gevaarlijk aanvoelt. De BMW voelt eigenlijk zelfs een tikje zacht op het circuit, maar datgene wat de BMW hier veilig doet aanvoelen, zorgt er tevens voor dat de auto ook een betere allrounder is dan de Mini. Het is in ieder geval de betere restaurant-shuttle voor een stelletje hongerige kerels.

Het voelt alsof beide auto’s zijn gemaakt door mensen die om auto’s geven. Een chassis-tweak hier, een demperaanpassinkje daar. Dit maakt de anonieme BMW tot een aangename verrassing. De Mini? Prima auto, maar je moet een echte connaisseur zijn om dit soort bedragen te betalen voor een auto die het einde van zijn levenscyclus nadert. Tenzij je echt gek bent op dit soort auto’s, is ie waarschijnlijk net een beetje te zoet. De BMW ziet er echter uit als een uitstekende propositie: een M-light die in staat is om een fatsoenlijke rondetijd neer te zetten en desgewenst ook mannelijke drifts produceert, en dat allemaal ook nog met een paar vrienden aan boord. Wat wil je nog meer voor iets meer dan 50 mille?

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear