Alpine, geliefd onder Fransozen en rallyfreaks, komt terug. Deze Celebration conceptcar – we lieten ‘m onlangs al even zien – geeft aan dat het merk er klaar voor is.
Antony Villain van Alpine is de nieuwste auto-ontwerper die meedoet aan TopGears schetswedstrijd. Het is nog net geen Heel Holland Bakt, maar veel schelen doet het niet. De regels zijn simpel: kan je de oervorm van een auto in drie strepen neerzetten?
Villains taak is wat lastiger omdat we hem spreken in de paddock tijdens het Goodwood Festival of Speed. BJ Baldwins Chevrolet Silverado-monstertruck – ster van een paar triljard YouTube-views – is achter ons binnen komen rijden. Het is de woeste en donderende antithese van Alpines elegante en feeërieke Celebration-conceptcar.
Ergens is het een beeldspraak voor de uitdaging waar Alpine voor staat – het merk tracht voet aan de grond te krijgen in een lawaaiige wereld. Alpine is aanwezig op het Festival of Speed met een handvol auto’s uit haar 60-jarige historie, waaronder de auto die in 1978 Le Mans won, de A442b. Het probleem is echter dat, tenzij je Frans bent en/of van een zekere leeftijd en een bepaald soort freak, je waarschijnlijk ongeveer niets van Alpine weet. Is het soms Renaults tweede sportmerk?
Of een Gallische Lotus? En hoe zit het met de samenwerking met Caterham? Waar is dat Gordini dan gebleven? En zorgelijker: kan dat iemand iets schelen?
Dat zou wel moeten, eigenlijk. Als Villains potlood over mijn notitieblok krast, is het duidelijk dat de Celebration – die afgelopen zomer officieel werd onthuld op Le Mans – maar een amper vermomde productie-auto is. Renault gaat ‘m straks in het echt gebruiken om het Alpine-merk opnieuw te lanceren, over anderhalf jaar, en hij wordt licht, compact, en voorzien van een middenmotor. Denk aan de Porsche Cayman of de Alfa Romeo 4C – felle, toegankelijke, kleine supercars.
Villain, die nauw samenwerkt met Renaults designbaas Laurens van den Acker, is het hart van het team dat de esthetische charme van het Alpine-merk moet terugbrengen. Bij Renault is uiteraard veel motorsport-expertise aanwezig. Dat belooft dus veel goeds. Het Celebration-concept is gelukkig zo’n auto waarvan je, als je ‘m voor het eerst ziet, meteen denkt dat ie echt bestaat (of in elk geval kan bestaan) en er toch fris en fruitig uitziet, en die – ondanks dat ie de geest van de A110 uit de jaren zestig ademt – niet al te retro aandoet.
Toch is er na twintig jaar afwezigheid nog een hoop werk te verrichten. ‘Alpine is waarschijnlijk het bekendst vanwege haar rally-activiteiten, en vanwege Le Mans’, zegt Villain. ‘Ik heb een heel helder beeld in mijn hoofd van een erg lichte, beweeglijke auto die drift in de Monte Carlo-rally. Fransen van een zekere leeftijd herinneren zich Alpine allemaal. De jongere generatie, en mensen van buiten Frankrijk, moeten we eraan herinneren wie we zijn en waarvoor we staan. Maar waar de mensen zich Alpine herinneren, wordt het merk altijd omarmd met passie en positiviteit.’
Dat is waar. Een algeheel gebrek aan zichtbaarheid heeft Alpines cultstatus bepaald niet in de weg gestaan, en het merk heeft ook daadwerkelijk een afkomst op trots op te zijn. De in Dieppe gevestigde Renault-dealer en Alpine-oprichter Jean Rédélé racete en rallyde de 4CV naar winst in de Mille Miglia van 1952, en dat lukt hem in datzelfde jaar bovendien bijna ook nog op Le Mans. De door Michelotti ontworpen 4CV Special Sport werd de eerste officiële Alpine, de A106. ‘Het woord Alpine staat voor rijplezier op bergwegen’, vond Rédélé. De auto’s waren zonder twijfel innovatieve, robuuste en bescheiden gemotoriseerde maar uiterst effectieve motorsportwapens.
Dat gold met name voor de A110, die in 1961 ten tonele verscheen en desondanks won ie twaalf jaar later doodleuk nog altijd het World Rally Championship (in 1973 dus) – zelfs nadat z’n opvolger de A310 door Renault was uitgebracht en ongeveer meteen weer was afgevoerd (wie weet nog hoeveel modellen en fabrikanten om zeep zijn geholpen door de oliecrisis van 1973?). Alpine deed elf keer mee op Le Mans, met als sluitstuk de overwinning van 1978 – en wellicht alleen omdat Renault zich besloot toe te gaan leggen op de Formule 1, en op een nieuwerwetse technologie die ‘turbo’ heette. De Alpine-afdeling voor de openbare weg kwam nog wel met de Esprit-achtige A610, in 1995, hoewel de fabriek in Dieppe alleen nog auto’s bouwde voor RenaultSport.
‘Het is nog niet bekend wat voor motor hij zal krijgen, maar laten we even aannemen dat het de 250 pk sterke 2,0-liter turbo uit de Mégane RS zal zijn’
De terugkeer van Alpine werd in 2012 voorafgegaan door de A110-50-showauto, een schitterend stukje design waar niemand ooit van heeft gedacht dat er ook maar een stuiver mee te verdienen zou zijn. Er verscheen eerder dit jaar ook een Gran Turismo Vision GT met een koolstofvezel chassis, die werd aangedreven door een V8-middenmotor met 450 pk die zo realistisch was als een squadron vliegende varkens. We wijzen je ook nog even op de Signatech-Alpine A450b die momenteel meedoet in het WEC, en racete op Le Mans (helaas viel ie uit).
‘Het moet onze toekomstige markten laten zien waartoe we in staat zijn en wat ons merk behelst’, zegt Alpine-baas Bernard Ollivier. ‘Deze hele campagne is bedoeld om Alpines imago wereldwijd te vestigen.’
Heel goed. Maar de auto die je op deze foto’s ziet, is geen onderdeel van de campagne van Ollivier, dit is de auto die is bedoeld om daadwerkelijk te worden verkocht en waarmee geld moet worden verdiend. Zoals Nissans geweldige IDx-showauto in Tokio in 2013, die ons er met gebruikmaking van relatief obscuur bronmateriaal aan herinnerde hoe tof de Bluebird 510 eigenlijk was, lijkt de Alpine bijna boven z’n macht te opereren. Hij straalt warme nostalgie uit – terwijl ie tegelijkertijd ook een beetje maf is. (Nota bene en terzijde: de IDx, die klaar was voor productie, wordt op het laatste moment toch niet in productie genomen. Boe.) Zoals blijkt uit TG’s grote schetswedstrijd is de nieuwe Alpine makkelijk herkenbaar: hij heeft een sterk ogende voorkant, neigt naar beneden met z’n achterkant, heeft hongerige wielkasten en een goed, gespierd dak. Terug naar Villain voor wat uitleg.
‘De A110-50 was puur een concept, niets anders. Met deze auto grijpen we terug naar onze fundamentele waarden’, zegt hij. ‘We werken er stap voor stap naartoe om het merk weer in productie te nemen. We hebben de auto compact gemaakt om ‘m licht te kunnen houden en om z’n vermogens-gewichtsratio interessant te maken. Het is een auto die je elke dag kan gebruiken, maar hij is evenzogoed bedoeld om plezier mee te hebben.’
Villain geeft toe dat de A110 de bekendste en meest herkenbare Alpine was – en dus begon de wederopbouw met de kleine lichten voor. De achterkant van de nieuwe auto loopt niet zo opvallend taps toe als die van het origineel, maar de achterruit is wel vreemd geproportioneerd. Daar is een goede reden voor: een van de hebbelijkheden van de A110 was dat z’n achterruit was gestolen van een andere auto. Z’n witte achterste is een eerbetoon aan racewagens uit de jaren zestig en zeventig (Villain noemt de Shelby Cobra en de Porsche 909). Hoewel we ‘m op deze foto’s zien in z’n Goodwood-uitdossing – met een vriendschappelijke Britse Union Jack en Franse tricouleur – zegt de streep op de dikke c-stijl alles. Villain lacht. ‘Hij wordt gemaakt in Frankrijk, en daar zijn we heel trots op. Maar hij is niet agressief of arrogant.’
Bien sûr que non. Hij is klein, de motor zit op de juist plaats, en je wilt ‘m meteen meenemen om even lekker met ‘m te rossen op het soort weggetjes waar je je met een grote, brede LaFerrari of een McLaren P1 niet zo snel zou wagen. Het is nog niet bekend wat voor motor hij zal krijgen, maar laten we even aannemen dat het de 250 pk sterke, 2,0-liter turbo zal zijn uit de Mégane RenaultSport, want van dat idee raken we behoorlijk opgetogen.
Geen enkele fan van de echte Alpine-rallywagens zou een auto met dubbele koppeling verkiezen, maar in de sterren staat geschreven dat die bak het wel gaat worden. Nou ja, je kunt niet alles hebben. En als het gewicht inderdaad beperkt zal blijven tot 1.100 kilo dan zal de software wellicht beter tot z’n recht komen dan in de ellendige flipperbak van de Clio RS, en dan zou de bak best eens goed bij de Alpine kunnen passen. De samenwerking met Caterham, die in 2013 ophield na geruzie, zal toch tot de verse Alpine doordringen – hij zal een minimalistisch karakter krijgen, terwijl Villain volhoudt dat minimalistisch sowieso een deel van het karakter van Alpine is. Net zoals de bekende Gallische neiging om ‘dingen te ontregelen’.
‘Het aangaan van uitdagingen is deel van de Franse cultuur. We nemen risico’s, soms iets te veel, en in het geval van het merk Alpine heeft dat ook tegen ons gewerkt’, zegt Villain. ‘Nu willen we die houding gaan combineren met een betrouwbare, consistente kwaliteit. We willen niet een beetje op en neer gaan zwabberen, snap je?’
Reacties