Een top-Porsche voor nog geen ton? Met de 300R maakt Paul Stephens het waar. Wat is het verschil tussen een Porsche-patser en een Porsche-liefhebber? De patser koopt een nieuwe Porsche en doet zijn vrouw een verjongingskuur cadeau, de liefhebber koopt een jonge Porsche met oude looks en neemt de…
Een top-Porsche voor nog geen ton? Met de 300R maakt Paul Stephens het waar.
Wat is het verschil tussen een Porsche-patser en een Porsche-liefhebber? De patser koopt een nieuwe Porsche en doet zijn vrouw een verjongingskuur cadeau, de liefhebber koopt een jonge Porsche met oude looks en neemt de kraaienpootjes van zijn vrouw voor lief.
Als je achter het net vist en geen 911 Sport Classic op de kop hebt kunnen tikken, moet je op een andere manier je honger naar een klassiek ogende Porsche met relatief moderne techniek stillen. Paul Stephens Autoart biedt die mogelijkheid. Het bedrijf ontwikkelde de 300R. De basis is het chassis van een 964, de interne code voor de 911 van 1989. De carrosserie wordt volgens klassieke specificaties afgewerkt.
Het klinkt heel simpel, maar net als bij de Singer 911, gaat dit verder dan wat simpel laswerk. De beginprijs van Stephens auto’s ligt omgerekend naar euro’s op een ton. Voor dat geld mag je wel wat verwachten. De ontwikkeling van deze auto’s is net zo serieus aangepakt als elke grote autofabrikant het doet. Elk exemplaar krijgt dezelfde garantie als een fabrieks-Porsche en vanzelfsprekend gebruikt Paul Stephens voor de techniek alleen originele Porsche-onderdelen.
Het mooie is dat je het eindresultaat van de reïncarnatie zelf bepaalt. Op de foto’s zie je een kopie van de opvallende 2.7 RS, maar een wat ingetogener model is ook te leveren. Op dit moment bouwt Stephens een 993 RS, de laatste luchtgekoelde 911, om naar een 911 ST van 1970. Veel mooier kun je de historie niet eren.
Het eerste dat opvalt aan de 300R is de geur. Vanbinnen ruikt hij echt als een oude auto, uit alles spreekt het respect voor de 2.7 RS. Op belangrijke punten ervaar je dit gevoel nog sterker. Het zicht langs de dunne a-stijlen, het stuur dat net iets te laag gemonteerd is en bijna op je schoot ligt, de stoelen die een fractie minder comfort bieden dan die van hedendaagse auto’s.
Let wel: dit is geen kritiek. Het zijn de kenmerken die deze auto karakter geven. Niet dat daar gekunstelde details voor nodig zijn. De overduidelijk aanwezige ducktail-spoiler en de hels schreeuwende sportuitlaat doen hun werk. De laatste geeft de motor ook een fantastische grom. In een moderne 911 zou je het als kabaal bestempelen, omdat je op lage snelheden in alle rust wilt kunnen cruisen en pas bij hogere snelheden naar de kakofonie verlangt.
Het geluid van de 3,6-liter motor mag je echter niet missen. Het is die bekende huil van de luchtgekoelde boxer, het motortype dat Porsche tot afgrijzen van de liefhebber de nek heeft omgedraaid. De moderne 911 kan dat echt niet evenaren.
Op bepaalde punten heeft Stephens met zijn 300R concessies moeten doen. Niet te ontkennen valt dat de basis een oude auto is en die kun je nu eenmaal niet opwaarderen tot een hypermodern model. Dat is geen probleem. Al die kleine tekortkomingen, als je historische details zo mag noemen, geven aan dat er niet geforceerd een nieuwe auto is neergezet. Alles klopt aan de 300R.
Met een zekere arrogantie zou je kunnen zeggen dat als je het origineel niet kunt betalen, je niet moet zeuren over kleine missers die je bij replica’s nu eenmaal hebt. Maar we omarmen ze juist. Dit maakt de Porsche-enthousiast in je wakker. Als je het nog niet was, dan word je het nu.
Reacties