Ook BMW is gezwicht voor de verleidingen om een klapperend stofdak te mijden ten koste van extra gewicht. Op geslaagde wijze.
Nog voor de sleutels ons worden overhandigd om in het koude doch zonnige Arizona aan te vangen met een lange rit in de nieuwe BMW 3-serie Coupécabrio – of Cabriocoupé zo je wilt – ben ik getuige van een welles-nietes conversatie tussen twee collega’s. De kleine bolle van de twee, die ook het grappigst oogt trouwens en dat bij tijd en wijle ook zeker is, beweert dat de nieuwste BMW dit-en-dat weegt; de lange slanke, die serieuzer oogt maar dat zeker niet is, denkt dat het gewicht 200 kilo meer dan dit-en-dat is. De één verwijt de ander niet te kunnen lezen, de ander beveelt de één een bril aan waarna ze gebroederlijk in een klaarstaande 335i stappen en met een grote grijns wegscheuren.
Mij klinken beide veronderstellingen aangaande de zwaarte van de auto in ieder geval gewichtig in de oren. Een coupécabrio van BMW met een in vier delen wegklappend stalen dak en uitgerust met een drieliter zescilinder én twee turbo’s kan niet bepaald licht zijn, lijkt me. Toch oogt de 3-serie Cabrio, zoals BMW hem zelf noemt, zeer rank en slank, ondervindt hij veel minder hinder van het soort BMW-dikte waar andere modellen nog wel eens last van hebben. De verhouding van de voor- en achterzijde ten opzichte van de bestuurderspositie klopt helemaal en daarmee gelijk de lijn van de gehele auto. Het slanke zit ‘m vooral ook in de lage kofferbak. Dat hebben de ontwerpers goed voor elkaar als je bedenkt dat de vier lagen dak daar ook in moeten passen en de consument wel wat bagageruimte wenst over te houden.
Bij auto’s met een stalen vouwdak lijkt de achterkant vaak niet alleen langer dan de voorkant – geen gezicht natuurlijk –, maar is de kont ook dusdanig hoog om de grote hoeveelheid opvouwbare panelen in weg te werken dat het lijkt of de ongelukkige tegen z’n veel te lange kont ook nog eens een flinke trap te verwerken heeft gekregen. Daar heeft deze BMW in het geheel geen last van, hij ziet er zelfs dusdanig goed uit dat ik me sterk afvraag waarom BMW ook een coupé van de 3-serie op de markt brengt. Omdat die met een lager gewicht en betere stijfheid nog beter, scherper, strakker zou rijden? Dat zal vast kloppen, maar daar merk jij als koper waarschijnlijk verdomd weinig van. Het feit dat de cirkelzaag vijf sleuven in het vaste dak heeft gezet om van de Coupé een Cabrio te maken, bezorgt je vast en zeker meer plezier. Vooral als je de duurste variant neemt. En de zon schijnt.
Die duurste variant is toevallig de enige uitvoering die we kunnen testen. De 335i, het topmodel van de Cabrio met 306 pk, een acceleratie van 0 naar 100 in nog geen zes tellen en een top die je kunt raden. Buiten is het net vijf graden dus in overleg met de bijrijder wordt besloten om het dak voorlopig nog maar even dicht te laten. Hét grote voordeel van een stalen vouwdak wordt direct duidelijk doordat we elkaar gewoon kunnen verstaan als we harder dan 100 km/u rijden. Zonder onze stem te verheffen. Dat is anders met een stoffen dakje – het zal niet direct een geschreeuw worden, maar stemverheffing komt er zeker aan te pas.
Ik merk op dat ik het geluid van de motor wat tam vind voor zo’n op papier snelle BMW, dat ik het vaart maken als ik het gas intrap ook niet echt opzienbarend vind en dat ik eigenlijk ook niet het gevoel heb in een cabrio te zitten. Veel te braaf allemaal, veel te gefilterd, veel te ‘geholpen’ door consumentvriendelijke ingrepen die ik cabrio-onvriendelijk vind. Ik kan een geeuw niet onderdrukken en kijk op de buitentemperatuurmeter of die al boven de longontstekingsgrens is gestegen. Ik speel met alle hendels en knopjes, ik accelereer met slipknopjes aan en uit, ik probeer een beetje te driften, begin uit verveling een beetje te slingeren op de snelweg, lach vriendelijk naar een voorbijrijdende sheriff in z’n belachelijk grote pick-up en klop tijdens de tweede geeuw eens lekker op het dashboard – ‘oh wat een fijn materiaal’. Er is natuurlijk helemaal niks mis met deze auto: de wegligging is des BMW’s, mede doordat alles klopt qua gewichtsverdeling. Schakelt lekker, stuurt secuur, comfortabel én sportief geveerd, iets met ergonomie, fijne stoelen, iDrive nog steeds onhandig, enz. enz. Ik verveel me…
Acht graden! Dan maar ziek, we hebben niet voor niets 260 uur in een vliegtuig gezeten om die BMW Cabrio te testen, waarvan je dus nu al weet dat het coupé-deel vreselijk saai is. Uitstekend om elke dag mee naar je werk te rijden. Prima om met z’n tweeën mee op vakantie te gaan. En je kunt er best mee doorrijden ook. Maar dat kan met een Golf TDI eveneens.
Omdat de achterkant van de auto iets moet uitklappen om het dak op te bergen, waardoor de auto dus tijdelijk enkele centimeters langer wordt, bepaalt een of andere regelgeving dat dit niet in bewegende toestand mag geschieden. De tijd die het dak nodig heeft om te openen is te overzien (iets meer dan twintig seconden) en weg zijn we in de hoop onze coupé-loomheid door veel wind uit onze gedachten te laten waaien. Dat is nou niet wat je noemt een tegenvaller. Ik heb de stoel iets dieper gezet om niet bij het eindpunt als een verwaaide idioot de auto te moeten inleveren, de kachel iets opgestookt en voor de zekerheid het klapschermpje achter de voorstoelen omhoog gezet – ja, dat is voor watjes, maar ik ken hier toch niemand. En ik zit met dat alles lekker warm uit de wind, met een koele zon en zeeblauwe lucht boven me, een kronkelende asfaltweg voor me en een sms´ende collega naast me. De pret kan beginnen, ik daag mezelf uit om ervoor te zorgen dat hij zijn boodschap niet zal kunnen versturen zolang ik achter het stuur zit.
Wat een feest! De open-rijervaring maakt dat de auto veel sneller aanvoelt, écht heel veel sneller. Eigenlijk merk je nu pas hoe snel hij in werkelijkheid is. Ik vlieg door wat versnellingen heen en zit in een mum van tijd op een snelheid van 170 km/u, in z´n vier, met nog twee versnellingen te gaan als ik wil. Aankomende bochten zorgen ervoor dat ik moet remmen en even de tijd heb om te zien dat mijn collega bewegingsloos naar zijn schermpje tuurt met beide vingers zwevend boven het minuscule toetsenbord van zijn bejaarde gsm. Ik zie zijn vingers naar beneden gaan voor het vervolg van z’n bericht en geef een ruk aan het stuur voor de volgende bocht. ´Lekker geluidje hè´, roep ik hem toe. Het geluid is ook prachtig. Ik wil me niet verlagen tot belachelijke metaforen over grommende sabeltandtijgers of orkestrale paukensessies, maar de auto klinkt geweldig. Zo geweldig dat hij met mijn rijstijl makkelijk twintig liter benzine verbrandt om honderd kilometer verder te geraken.
Ik breng de over het gewicht kibbelende collega’s weer voor m’n geest en weet één ding zeker: of deze 335i CC nu 1.400, 1.600 of 1.800 kilo weegt – ik weet het nu nog niet –, hij rijdt geweldig. Natuurlijk is BMW het aan zijn stand verplicht een zeer goede rijdersauto op de markt te brengen, dus ik ben nou niet hierheen gegaan met het gevoel dat het dit keer wel eens wat minder zou kunnen zijn, maar de combinatie van de stijfheid van deze cabrio met deze geweldige motor zorgt ervoor dat mijn verwachtingen overtroffen worden. En dat gebeurt niet vaak. Zelfs niet als ik me zo af en toe in een of andere supersportwagen mag hijsen. ‘Auto van de maand’, denk ik, maar helaas, een gelukkige collega reed elders in Amerika met de Lamborghini Murciélago LP640 Roadster…
Natuurlijk valt er wat aan te merken op de 3-cabrio: het vouwdak kost veel ruimte, heel veel ruimte. Met gesloten dak heb je voldoende kofferbak, zoals je die verwacht bij een coupé, maar met het dak open wordt het klooien. Als het dak geopend is, kun je net een telefoonboek inladen, maar een tas boodschappen moet je toch echt eerst pletten. Wil je je melk in het pak houden in plaats van in de Dirk-tas, dan moet je een paar keer op het knopje van de afstandsbediening drukken waardoor de opgevouwen dakdelen iets omhoog komen. Nu kun je bij de ruimte die daaronder ligt. Knap onhandig allemaal, ’t kost ook tijd en het geheel ziet er rommelig uit. Optioneel kun je een neerklapbare achterbank bestellen (637 euro) waardoor er een groot gat in de rugleuning ontstaat. Zo kun je dus ski’s of een golftas meenemen én met het dak open rijden. Maar heb je ooit iemand op wintersport met z’n dak open zien rijden? En die golftas kun je ook gewoon op de achterbank gooien als het dak open is, dan passen er nog wel twee tassen bovenop ook. Het is hét grote compromis dat gesloten moest worden om een coupécabrio te maken. Ik troost me met de gedachte dat iedere coupécabrio dit euvel heeft – in meer of minder mate –, maar ik had gehoopt dat BMW dat wat netter, inventiever had opgelost. Nou ja, BMW heeft er in ieder geval een goed uitziende auto van gemaakt.
De basisversie is de 320i (met 170 pk viercilindermotor) die kaal een alleszins acceptabele en zelfs concurrerende 51.500 euro kost. Kaal is trouwens een beetje relatief want je krijgt er sowieso airco bij, lichtmetalen velgen, xenon-verlichting, cruisecontrole, elektrische voorstoelen en nog een handvol nuttigheden waarvoor andere fabrikanten je laten bijbetalen. De 335i High Executive-versie die wij reden laat niets te wensen over voor wat betreft de uitrusting én motorisering, en kost net geen 75.000 euro. Ja, dat is best een bedrag, maar hij is het waard, zeker als je bedenkt dat 20.000 euro daarvan BPM is en bijna 9.000 euro BTW. Bizar als je er over nadenkt wanneer je een prijslijstje doorneemt. Zo bizar dat je het liefst zou emigreren naar een land waar men dit soort diefstal niet toepast. En als het even kan, waar de zon ook altijd schijnt.
Reacties