Als TopGear besluit iets met te weinig wielen te doen, doen we het goed: we brommen naar Noordoost-Italië en bezoeken de World Ducati Week. Vingers in je oren.

De laatste keer dat ik op een motor koers zette naar Italië was een jaar of zes geleden. Het was op de Allergaafste Motorfiets Ooit: mijn oude Ducati 748, geschoeid met frisse bandjes en getooid met vastgesnoerde tassen en zakken op elke vrije vierkante decimeter van z’n wonderschone ontwerp. Na afloop van de koude en natte tocht was ik beurs, kreupel, lichamelijk twintig jaar ouder en de illusie armer dat ik m’n tweewielige liefde voor lange afstanden kon gebruiken. Toch was het prachtig.

Door Italië rijden op een Ducati heeft ergens iets onbeschrijflijks. Het is als prosecco drinken op een terrasje in Toscane en een perfecte pizza geserveerd krijgen die zojuist door een tachtig jaar oud vrouwtje uit een houtoven is gehaald: precies hoe het moet zijn. Plaats, tijd en omstandigheden klikken als puzzelstukjes in elkaar. Tijdens mijn reis destijds reed ik op een kronkelende snelweg ten zuiden van de Brennerpas achter een vieze oude Lancia MPV met een man of zes erin, die me er kilometers lang niet langs wilde laten. Tot we een lange tunnel inreden. Toen ging het busje plots naar rechts, gingen de raampjes open en werd ik wild voorbij gewuifd: gas erop, sloop onze oren. Italianen en Ducati’s.

Nu doorkruis ik Europa wederom, op weg naar het zuiden, deze keer onder iets andere omstandigheden. De lucht is warm, de zon priemt zich door mijn vizier en ik doe mijn best om mijn grip op het stuur niet te laten verslappen. Ik zit op de nieuwe Ducati Diavel Carbon te boksen tegen de wind. Belemmerende rug-, tank- of zadeltassen heb ik deze keer niet, die liggen in de Audi’s die ons kleine groepje begeleiden naar de World Ducati Week op het circuit van Misano, even buiten Rimini.

Naast de Diavel hebben we twee Multistrada’s, die favoriet zijn bij mijn reisgenoten. Misschien ben ik onnatuurlijk gehard door mijn eerdere avontuur, maar ik verkies de Diavel boven een toerfiets of een comfortabele stoel in een Audi S1, RS6 of RS Q3. De lange, lage dragster-achtige motor heeft geen windscherm en mijn rug en armen protesteren, maar ik raakte al na enkele minuten verslaafd aan z’n macht en kracht, de charme en de waanzin, en ik wil niet meer zonder. Het leeuwendeel van de 1.300 kilometer vecht ik grijnzend voor mijn snelheid.

Het is de veertiende World Ducati Week, het grootste Ducati-evenement op aarde, waar in totaal 65.000 bezoekers op afkomen. Geen van hen kan het iets schelen dat de ‘Week’ slechts drie dagen duurt; ze rekken het zelf wel op tot een gepast lang feestje. Op weg naar ons hotel in het badplaatsje Riccione zien we zwermen motoren met kentekens uit alle windhoeken. Ze hebben de straten overgenomen, hun doffe tweecilinder-klappen galmend tot in de verte terwijl de lokale bewoners staan te kijken op hun aangeveegde stoep. Overlast? Iedereen vindt het prachtig. Dit is een land van snelheidsliefhebbers, een paradijs voor de petrolhead.

De volgende ochtend kost het weinig moeite om erachter te komen in welke richting ik moet rijden om op Misano te komen. Ik sluit aan bij de beroemde Red Snake, de instroom van duizenden Ducati’s op de eerste dag van het evenement. Het is ruim dertig graden en ik heb braaf mijn beschermend textiel aangetrokken, maar ik ben de lachwekkende buitenlander: een T-shirt, een korte broek en het liefst een paar slippers, dat is hoe je hier op een motor rondrijdt. Ik snap waarom, want het scheelt niet veel of ik laat twee zweetspoortjes op het wegdek achter vanuit mijn broekspijpen.

‘Ik rijd een paar rondjes op Misano. Ik ben wat in de volksmond ‘een rijdende chicane’ wordt genoemd’

Ik kijk mijn ogen uit als ik de paddock van Misano opkruip in de lange sliert Ducati’s, begeleid door het gebrul van L-twin-motoren en het geratel van droge koppelingen. Van voor tot achter is het terrein bezaaid met motorfietsen in alle soorten en maten: superbike en naked, tourer en caféracer, nieuw, jongvolwassen en uit een ver verleden. Zet je voet in deze wereld, dan word je meteen ingekapseld door de sfeer: de Ducatisti, een uniek slag volk van alle leeftijden, afkomst en achtergrond, komen hier samen in de ultieme glorie van het merk waarvan ze zo hartstochtelijk zijn bevangen.

Naast de vele stands met huidige Ducati-modellen, internationale clubs, onderdelen en merchandise zijn er verschillende tentoonstellingen, waaronder de meest legendarische superbike-racers en de Ducati Garage Contest met extreme creaties van verschillende dealers.

Ik beland in een tent waarin de tot de verbeelding sprekende 1199 Superleggera (205 pk op 166 kilo) in stukjes is uitgestald. Je kunt z’n vederlichte onderdelen van titanium, magnesium en koolstofvezel – zoals de achterbrug en velgen – met een pink optillen om je eigen brein voor de gek te houden. Dan loop ik tegen een stapel knalgele zeecontainers aan waar een immense rij mensen voor staat te wachten. In een van de containers staat de nieuwe Scrambler die op dat moment nog niemand heeft gezien. Bezoekers mogen er, in kleine groepjes en zonder smartphones, een korte blik op werpen en na afloop vertellen wat ze ervan vonden. Ik neem een kijkje en noteer: ‘Zou ‘m kopen als ik hier woonde.’

Op het start/finish-gedeelte van het circuit vindt een demonstratie plaats van het Ducati-stuntteam, waarbij de knotsgekke rijders hun banden acrobatisch oproken en op hun achterwiel rondjes om meisjes draaien terwijl ze hun hand vasthouden. Ook zijn er dragraces met Diavels tussen grote namen uit de motorsport – onder meer Troy Bayliss, Carlos Checa en Carl Fogarty – en komt Ducati-CEO Claudio Domenicali onder luid gejuich langs geblèrd. Dan is het circuit leeg en kijk ik op mijn horloge.

Ik mag een paar rondjes op Misano rijden op een 899 Panigale. Dat is voor mij bijzonder om twee redenen: a) dit is de opvolger van mijn eigen oude fiets, en b) ik heb nog nooit op een circuit gereden. Ja, op vier wielen, maar die voorkennis schijnt niet bepaald te helpen als je op een motor de juiste lijnen wilt zoeken. Ik stap op een prachtige witte 899 en volg een ervaren sprinkhaan-achtige Italiaan van ongeveer 1,50 meter. Dit wordt spannend.

Ik rol de pits uit en draai voorzichtig het gas open om tot een alarmerende ontdekking te komen: er zitten geen spiegels op deze motor. Waarom zitten er geen spiegels op deze motor? Ik ben de langzaamste op de baan, ik ken mijn lijnen niet, en nu kan ik de snelle jongens niet zien aankomen. Op dit moment ben ik wat in de volksmond ‘een rijdende chicane’ wordt genoemd. Wat als ik straks onwennig instuur op een raar punt en iemand zich onderuit remt?

Dus ga ik voor elke bocht zowat achterstevoren op mijn fiets zitten om de situatie te bestuderen. Kan ik? Hinder ik niemand? Dit is niet de manier om een motor en een circuit te leren kennen. Ik bemerk de smalle bouw, het lichte gewicht en de heerlijke wendbaarheid van de 899 ten opzichte van z’n verre voorganger, ik geniet op rechte stukken van de heerlijk schakelende bak, de toerenlustige Superquadro-tweecilinder en de rotsvaste remmen; maar mijn aandacht ligt achter me. Na afloop krijg ik te horen dat ik me niet druk had moeten maken, dat de pro’s wel om me heen rijden, ongeacht wat ik doe. Ik vrees dat ik daar te sociaal voor ben.

Mijn eerste circuitervaring was een rommelige; het mag de pret niet drukken. De warme en woelige tijd op de World Ducati Week sluiten we af met de grootse Scrambler Beach Party op het strand van Riccione, compleet met dj’s, drank en dansen, zoals een zomerse avond aan de Adriatische kust moet zijn. Ik aanschouw de massale viering van het trotse merk uit Bologna en maak een afspraak met mezelf: als ik thuiskom, geef ik m’n trouwe 748 een opknapbeurt. Klaar met de korte afstandjes, ik ga er weer een reis mee maken. Waarheen? Misschien wel hierheen, wanneer de World Ducati Week in 2016 terugkeert. Het zal een fantastische belevenis zijn en veel pijn doen. Ik kijk ernaar uit.

Reacties