Ford Europa en Ford Amerika – het is dat ze opereren onder dezelfde naam, maar veel groter kunnen verschillen niet zijn. Duidelijker dan het verschil tussen een F-150 en een Kuga wordt het niet.
Wij mensen leven langs overeenkomsten en verschillen. Je zoekt je partner uit op basis van overeenkomsten, maar het zijn de verschillen die het spannend houden en zorgen dat je relatie niet inkakt omdat je het toch altijd en overal helemaal over eens bent. Jij hebt zo’n relatie? Dan heb je hem niet zo lang en geniet er maar van in het (maximale) halfjaar dat het nog duurt. Zeg gerust dat wij het al voorspeld hadden, geef ons desnoods de schuld, allemaal prima. Feit is dat alles (nou ja, heel veel) wat je doet is gebaseerd op die wetmatigheid: wel overeenkomsten, maar nooit te veel. Wel een mooi pak, maar nooit dat van je baas. Wel een hatchback, maar nooit precies die van je buurman. Wel een cool mobieltje, stiekem toch balen als een collega hem ook koopt.
Het kan ook naar de andere kant doorslaan – wel overeenkomsten, maar veel te weinig. Dirk en Desirée, dat werk. En als je nog een stevig eind verder gaat op de Schaal der Grote Verschillen, tot je bijna niet meer verder kunt, dan kom je uit bij… Ford. Ford Amerika en Ford Europa welteverstaan. Er zitten vier wielen onder en het blauwe logo met de zwierige letters is identiek, maar elke verdere gelijkenis tussen de twee lijkt geheel op toeval te berusten. Ze zijn geen mijlen, maar minimaal lichtjaren van elkaar verwijderd. Ongeveer even veel synergie als Apple en Microsoft, Ajax en Feyenoord, Dr. Jekyl en Mr. Hyde.
Dat begint al bij het imago. In Amerika is Ford één van de Grote Drie, maar zeker de laatste tijd groter dan Chrysler en GM omdat het de enige was die zonder staatssteun toekon. Daarbij staat Ford daar te boek als de grote innovator, de oudste van het hele spul. Het klopte natuurlijk voor geen meter, maar het feit dat iemand als Obama het merk in een van zijn speeches aanduidde als ‘de uitvinder van de auto’, tekent de manier waarop Amerikanen tegen het merk aankijken. Daarnaast is het een merk ‘van het volk, voor het volk’. Bij ons ligt dat anders. We durven de stelling aan dat Ford, ondanks alle inspanningen op bijvoorbeeld autosportgebied, een redelijk imagoloos merk is. Zet tien man op een rij en vraag ze wat het eerste is waar ze aan denken bij het woord Ford, en wij achten de kans groot dat ze allemaal iets anders zeggen – áls ze al iets zeggen. Niets mis mee, hetzelfde geldt voor een merk als Audi en beide merken doen het helemaal niet slecht, maar toch.
En dan de modellen. Vooruit, ‘onze’ Fiesta en Focus zijn ook in de VS te koop, maar dat zijn dan ook de enige – de hele rest van het Europese gamma is de gemiddelde Amerikaan totaal onbekend. Iets soortgelijks geldt hier natuurlijk. Een Mustang zal een Europeaan nog wel vaag bekend voorkomen, maar bij het horen van namen als Edge, Flex, Escape en Expedition zal hij negen van de tien keer met zijn oren staan te klapperen. Tot overmaat van ramp hebben beide continenten een Fusion. Bij ons een stierlijk saaie, hoge (vorige) Fiesta die zelfs bij een gemiddeld verzorgingstehuis om de hoek geparkeerd moet worden, bij de Amerikanen een alleszins acceptabele Mondeo-achtige. Ook als hybride verkrijgbaar trouwens. Heb je hier al eens een hybride Ford gezien?
De teneur is duidelijk, en om ons punt nader te illustreren hebben we maar eens twee voorbeelden naast elkaar gezet. In the right corner: de Ford Kuga, inmiddels een bekende verschijning op de Nederlandse wegen. Na de Galaxy en S-Max (en alle bedrijfs-Transits natuurlijk) de grootste Ford die je hier kunt krijgen. Een SUV mag je het niet noemen, dat vinden leasemaatschappijen niet leuk. Een doorsnee werkgever schijnt van het woord SUV al vlekken in zijn nek te krijgen, vandaar dat speciaal voor dit soort auto’s het minkukelige woord crossover is uitgevonden. Dat zal allemaal wel, de Kuga is met name populair door zijn stoere, licht-futuristische uiterlijk, hoge zit, praktische bruikbaarheid en prima rijeigenschappen. Nemen we aan, want aan bijvoorbeeld z’n prijsniveau of grote hoeveelheid verkrijgbare versies kan het in ieder geval niet liggen. Er zijn maar twee motoren beschikbaar: een tweeliter diesel en een beul van een 2.5-turbo benzinemotor. Voor de diesel betaal je minstens 34 mille, voor de benzineversie loopt dat op tot minimaal 42.000 euro. We begrepen bij de introductie al niet waarom er geen kleinere motoren in de Kuga leverbaar waren, maar dachten dat die nog wel zouden komen; we zijn inmiddels bijna twee jaar verder en ze zijn er nog steeds niet. Zonde, want die zouden de Kuga aanzienlijk aantrekkelijker maken voor een groot publiek.
Dan, in the left corner, de Ford F-150. Sinds jaar en dag dé lieveling van Amerikanen en, geloof het of niet, zeer veelvoudig aanvoerder van de lijst der Bestverkochte Auto’s. Slechts af en toe moest hij de eer laten aan (we herhalen, geloof het of niet…) de Honda Accord en Toyota Camry – auto’s die hier zo populair zijn als een wortelkanaalbehandeling. Het zegt inderdaad een en ander over de smaak van Amerikanen, en dat er ook dingen zijn waar we helemaal niet als een kudde blinde paarden achteraan hoeven te hobbelen, maar vooruit, dat is weer een andere discussie. De F-150 dus, een pick-up, en wat voor een. Het ding, uiteraard geïmporteerd door de firma die nooit te beroerd is om iets uitzinnigs van de andere kant van de Atlantische Oceaan deze kant op te halen, U.S. Carcenter Pietersen in Rotterdam, is om het maar eens in goed Nederlands te zeggen, huge. Hij is 5,88 meter lang, en je zult aardig je best moeten doen om iets vergelijkbaars op personenvervoergebied in Nederland te vinden. Een ‘lange’ BMW 7-serie, bij ons geenszins een onderdeurtje, is dik 60 centimeter korter. Zijn wielbasis bedraagt 3,99 meter, wat er op neerkomt dat je tussen de voor- en achterwielen van de F-150 met enig gemak een Volkswagen Polo kwijt kunt. Die wielen zijn trouwens een stevige 20 inch groot, al lijken ze door de grotten van wielkasten wel een maatje of acht kleiner.
‘Het gemiddeld verbruik van de F-150 ga je waarschijnlijk nooit halen: daar is die ravijndiepe V8-grom veel te verslavend voor’
Door zijn enorme, maar vertekenende buitenmaten zou je het niet meteen zeggen, maar ook binnenin is de F-150 werkelijk enorm. Op de achterbank kunnen drie man bijzonder riant zitten, ook al zijn het ex-basketballers die zich na hun carrière voornamelijk hebben toegelegd op het verorberen van supersized maaltijden van Burger King. Been- en hoofdruimte zijn met niets Europees te vergelijken. Mocht je moeten ingrijpen in een ruzietje tussen de kinderen op de achterbank, dan rest je niets anders dan het opzoeken van een buitenformaat parkeerplaats, uitstappen, een stevig eindje wandelen om bij de achterdeur te komen, naar binnen klimmen om daar orde op zaken te stellen. Als je alleen vanaf je bestuurdersstoel gaat zitten foeteren, heb je kans dat ze je niet eens kunnen horen.
Uiteraard, we hebben per slot van rekening de beschikking over de meest luxe Platinum-uitvoering, ontbreekt het je aan werkelijk niets in de F-150. Een 700 watt sterk Sony-audiosysteem, achteruitrijdcamera, overal leren bekleding, elektrisch verstelbare stoelen én pedalen, stoelverwarming, een tonneaucover voor de laadruimte, trekhaak – het zit er allemaal standaard op. Er zijn liefst dertig verschillende vakjes en andere opbergmogelijkheden, waaronder bekerhouders waar je een vat ruwe olie in kwijt kunt. Ook standaard zijn twee uiterst praktische en humoristische geintjes. Als je namelijk de deur open doet om in of uit te stappen, glijdt er elektrisch over de gehele lengte van de cabine een treeplank naar beneden om je dat makkelijker te maken – dit doet het erg goed bij je passagiers. Iets soortgelijks zie je bij het laadgedeelte. Weliswaar ontzettend armoedig want niet eens elektrisch, maar ook hier kun je een treeplank uitklappen om makkelijker bij je spullen te kunnen komen. En omdat dat natuurlijk nog lang niet eenvoudig genoeg is, kun je ook nog eens een soort paal omhoog klappen om je aan naar boven te sleuren. Het zal wellicht bij pick-ups heel normaal zijn, maar wij stonden versteld; je moet er maar op komen.
Bij dat alles steekt de Kuga, die naar onze begrippen toch weinig te wensen overlaat, maar karig af. Op uitrustingsgebied zijn de verschillen niet eens zo groot; leer, een achteruitrijdcamera, fijne stereo en elektrisch verstel- en verwarmbaar meubilair vind je ook in de Europeaan terug. Het is vooral het ruimteaanbod waar de Kuga diep het onderspit delft. Voorin zit je goed, maar achterin is het, ook naar onze maatstaven gemeten, geen vetpot. De beenruimte is maar krap aan en als je wat langer bent, betaal je al snel de tol voor die hippe dalende daklijn. Over hip gesproken – daar doen ze bij Ford Amerika dus echt niet aan. Hoewel het kwalitatief al veel beter is dan het was, blijft het interieur van de F-150 met zijn grote hoeveelheden hard plastic en plakkaten (nep?)hout de sfeer uitademen van een snackbar uit de jaren vijftig. Dat doet de Kuga tientallen malen beter; door de bank genomen mooie materialen die uitstekend verwerkt zijn.
Motorisch zie je hetzelfde beeld. De Kuga heeft een 200 pk sterke 2.5-turbomotor die op Amerikanen waarschijnlijk zal overkomen als het summum van hypermoderne downsizing. Bij ons staat hij alweer op het punt van afscheidnemen, omdat hij moeizaam voldoet aan de emissie-eisen. En natuurlijk omdat hij (en zie hier de Amerikanen hikkend van de lach over de grond rollen) met een gemiddeld verbruik van 1 op 10 niet echt zuinig is. De F-150 gooit het over een iets andere boeg. Dik twee keer zo groot is zijn motor: 5,4 liter, verdeeld over acht cilinders. Hij is 310 pk sterk en levert een trekkracht van 495 Nm – dat laatste is waarschijnlijk belangrijker, want de F-150 wordt nogal eens ingeschakeld om andere dingen te sleuren. En dat kan hij dan ook als de beste; mede dankzij de vierwielaandrijving kun je rustig stellen dat als het niet met heipalen in de grond vastzit, de F-150 het van zijn plek krijgt. Opmerkelijk genoeg valt het opgegeven verbruik nog best mee: 1 op 7,2 is niet eens zo verkeerd voor een auto die (hou je vast) 3.266 kilo weegt. Al ga je dat gemiddeld verbruik waarschijnlijk nooit halen: daar is die ravijndiepe V8-grom veel te verslavend voor.
De rijervaring levert misschien nog wel het grootste contrast op. De Kuga rijdt lichtvoetig, is snel en wendbaar, en stuurt als een tikje uit de kluiten gewassen Focus. De F-150 rijdt nog het meest alsof je op weg bent met een Leopard-tank. Je voelt je niet alleen King of the Road, je bent het ook. Het apparaat is zo overweldigend groot dat je in de middelste baan op de snelweg constant bang bent tegelijkertijd de spiegels van de auto’s links én rechts eraf te rijden. Communicatie met het wegdek schittert uiteraard door elke vorm van afwezigheid. Je zit diep weggezonken in je luie captain’s chair, laat de V8 nog eens ronken en weet je wat: laat de rest van de wereld zich lekker druk maken, jij komt er wel. Natuurlijk, in ons verkeer, met onze parkeermogelijkheden en onze binnensteden is hij zo onpraktisch als het maar kan, maar het rijden is onwerkelijk. Humor op wielen, zonder twijfel.
En het leukste komt nog. Want wat denk je dat deze jongen moet kosten? Nou? Mis. Precies zoals hij hier staat, dien je bij de firma Pietersen 60.551,50 euro achter te laten. Dan is hij van jou. Grijs kenteken, snap je? Deze Ford Kuga, een briljante rijmachine en meer auto dan menigeen ooit nodig zal hebben, kost dan niet eens zo gek veel minder: 49.435 euro, dankzij de navigatie, panoramadak en nog zo wat opties.
Maar daar gaat het niet om. Deze twee vertegenwoordigers van de wondere wereld die Ford heet verschillen zo veel van elkaar dat overeenkomsten er nauwelijks meer toe doen. Het zijn beide op hun eigen manier grootheden – alleen de een wat letterlijker dan de ander.
Reacties