Er sluipt moordlust door de straten: de SL65 Black, de krachtigste AMG Mercedes aller tijden, maakt Londen onveilig.
 
Als de Black van de loopplank af de Londense avondschemering inrolt, begint het aftellen. Eén enkele nacht. Dat is wat we na al ons bidden en smeken hebben gekregen van Mercedes. Eén nacht in de Black. O ja, en als we het wagen Londen ermee te verlaten, dan zullen zwaar getatoeëerde Duitse krachtpatsers ons hoofdkwartier weten te vinden om ons daar op creatieve wijze om zeep helpen.
 
De SL65 Black, de krachtigste AMG Mercedes aller tijden, door zijn Frankenstein-achtige scheppers bijgenaamd ‘Der Beast’, en wij moeten het stellen met één nachtje in Europa’s benauwdste en filerijkste stad. Om het nog ingewikkelder te maken, heeft het de dag ervoor zwaarder gesneeuwd dan het in twintig jaar had gedaan, zeker in deze tijd van het jaar. Sneeuw die razendsnel is opgevroren tot een spekgladde ijslaag waarop 670 pk en achterwielaandrijving verdacht veel naar zelfmoord beginnen te ruiken. Enfin, één nacht. De klok tikt. Tijd om ons ondergronds te begeven.
 
De Blackwall Tunnel lijkt ons een goede plek om te beginnen. We schieten als een schicht zuidwaarts onder de Theems door en duizenden flauwe cirkels van de stadsverlichting glijden over de flanken van de Black terwijl hij zich dieper onder Londen door boort. Er klinkt een geluid. En dat geluid is gefluit. De auto fluit. Het is een dreigend, onwerkelijk geluid, een moordlustig koortje dat opklinkt als de turbo’s vrieslucht aanzuigen van de zuidelijke ingang van de tunnel en wegsterft als ze die achterwaarts uitspugen.
 
Naarmate er meer lampjes op de toerenteller gaan flikkeren en rood kleuren, verdwijnt de fluittoon naar de achtergrond. Ze wordt verdrongen door een rauw mechanisch geluid van een twaalftal cilinders die een metalig refrein zingen. Een refrein van snelheid, ook. De snelheidsmeter loopt op alarmerende wijze op terwijl de Black de tunnel achter zich laat en de Londense nacht doorklieft.
 
‘Dat,’ zegt Dave, ‘is een handig dingetje’. We zien die opmerking als een compliment. De Black hangt een beetje rond onder de spoorbruggen van Rotherhithe, hoestend en niezend vanwege de vorst die tegelijk met de lokale duivenzwerm op zuidelijk Londen neerdaalt. Het is sluitingstijd voor de pubs in de buurt en zodoende trekt de Black aardig wat publiek.
 
Dave is een echte Eastender. Zulke types verzin je niet. Hij heeft verstand van auto’s – ‘leende’ wel eens Porsches 911 uit de betere buurten, maar vond het wel mooi geweest toen hij naar eigen zeggen een keer op Old Kent Road over de kop sloeg toen hij werd achtervolgd door een tiental politieauto’s. De Black kan Daves goedkeuring wegdragen. ‘Ruimer dan mijn wijffie’, zegt hij met een klopje op de gigantische, DTM-achtige wielkasten. ‘Jammer dat zij niet zo vlot is.’ Geen toppunt van politieke correctheid, onze Dave.
 
Maar hij heeft gelijk. De Black is ruim en breed – letterlijk en figuurlijk. Hoe langer je kijkt, hoe verder hij lijkt op te zwellen, hoe meer hij zijn op anabolen gekweekte flanken lijkt op te pompen. Als je de Black van top tot teen bekijkt, zie je dat de bovenste helft van zijn silhouet standaard SL is – krap, geproportioneerd, afgepast, zij het met een vast dak van koolstof (compleet met integrale veiligheidskooi) in plaats van het standaard inklapdak – maar zodra je bij de wielkasten uitkomt, beland je in de sfeer van anabole steroïden.
‘Hij is te luidruchtig en veel te oncomfortabel voor een lange rit door Europa, maar te onbehouwen en te raketachtig voor een rondje op de baan’
 
Aan weerskanten heeft hij van die ouderwets wijde broekspijpen, meer dan een handbreedte, waardoor hij lijkt op een gewichtheffende buldog met schoudervullingen. En die hulkvorm heeft inhoud. De ontwerpers van de Black zijn erin geslaagd om 250 kg – het equivalent van twee stevige Londense kroeglopers – te bezuinigen op het gewicht van de SL65 met behulp van het eenvoudige mantra ‘en als we dat nou eens van koolstof zouden maken?’ – de deurpanelen, de splitter, de diffusor en het merendeel van het interieur zijn van zwart materiaal. De stoeltjes zouden niet misstaan in het designmuseum, iets verderop: prachtig vormgegeven kuipstoeltjes van circa twee centimeter dik koolstof. Geen kiep- en kantelmogelijkheden: het is een kwestie van gaan zitten en niet zeuren.
 
Ook de almachtige zesliter V12-motor is niet ontkomen aan het mes van Dr. Frankenblack. Een stel enorme nieuwe turbo’s, grotere luchtinlaten en uitlaatpijpen jagen het vermogen van 612 pk op naar 670 pk – 53 pk meer dan de McMerc SLR, 69 pk meer dan de Ferrari 599. Hij heeft maar liefst 1.000 Nm koppel, waarvan ongeveer 20 procent in reserve wordt gehouden om te voorkomen dat de automatische vijfbak zichzelf opblaast tot een rommelige verzameling tandwielen.
 
Op een fijne warme dag op bijvoorbeeld een racebaan in het zuiden van Frankrijk – Mercedes verwacht dat de Black zijn halve leven op de racebaan zal doorbrengen – zou dit een verrukkelijk apparaat zijn om met je rechtervoet te bedienen. Nu is het alsof je voet aan de pin van een granaat zit geklonken. We rijden de nacht in en de pin vliegt eruit. Het linkerachterwiel van de Black raakt een plak sneeuw en begint aan een verraderlijke slip door het Londense duister. Getver. Kalm aan. Vaart terugnemen.
 
We zijn de tunnel uit en jagen de grote V12 over het industriële niemandsland van Oost-Londen. Het is het soort terrein dat door projectontwikkelaars ‘rijp voor herontplooiing’ wordt genoemd en door Top Gear ‘een foute plek om een hyperexclusieve supercar aan gort te rijden’. Of met een lege tank te komen staan. De verbruiksmeter geeft één op drie aan terwijl de banden om zich heen klauwen teneinde grip op de ijskorst te krijgen. Een ding is duidelijk: op beijzeld asfalt en aangeplempte sneeuw is de Black een klootzakje waarmee je geen ruzie moet zoeken. Het is een auto die leeft in een wegliggingsuniversum dat lichtjaren verwijderd is van waar we nu zijn: een zonnig heelal met fijne brede wegen en zachte, gemoedelijke bermen.
 
Maar ja, één nacht. Eén ijzige eenzame nacht. Daar gaan we weer.
 
Jemig, wat is dit ding snel. Zelfs in deze ijsbaanomstandigheden geloven we heilig in Mercedes’ garantie van nog geen vier tellen tussen nul en honderd kilometer. Een topsnelheid van 320 km/u? We zullen het maar van jullie aannemen, jongens.
 
Tractiecontrole aan. Helemaal aan. En toch zit er voldoende speling in de stabiliteitscontrole voor heel wat angstige orgaanschudmomenten voordat de elektronica het overneemt en gladjes laat verlopen. Slippen, opvangen, slippen, opvangen. Handpalmen aan broek afvegen. Slechte grap maken, galgenhumor. Concentreren. Onbedoeld het gas een paar extra millimeters induwen en de Black duikt opgewekt in de richting van een sneeuwrand. Met bevroren tenen en vastgevroren hersenen is dit een slechte zaak. Tijd om rustig aan te doen.
 
Zelfs op kruipsnelheid is de Black een sensatie voor je ingewanden. Ieder stukje grind, ieder gruisje dat op het wegdek ligt, tikt en rinkelt tegen de bodemplaat, elk beetje sneeuwprut knerpt hoorbaar onder de banden.
 
Manoeuvrerend tussen de verlaten loodsen knarst en zucht het differentieel en kreunt het dak. Met zijn minimale schokdemping kaatst de auto over de kuilen en hobbels in het wegdek. Niettemin blijft de Black een verbijsterende auto. De gedachte dat-ie niet weet wat-ie nou eigenlijk wil, valt moeilijk te verdringen. Hij is opgebouwd uit onbarmhartige zaken: keiharde vering, moorddadige remmen, de absolute stijfheid van het hele ding. Maar de automatische vijfbak voelt – zelfs in zijn agressiefste handbedieningstand – verdoofd en sloom aan. Moeilijk om te beslissen wanneer je eigenlijk in de Black zou willen rijden: hij is te luidruchtig en veel te oncomfortabel voor een lange rit door Europa, maar te onbehouwen en te raketachtig voor een rondje op de baan.
 
Aantrekkelijk is de Black alleen al door zijn zeldzaamheid. Er zullen er niet meer dan 350 worden gefabriceerd, waarbij vergeleken dus zelfs de 500-voudige Ferrari Enzo wijdverspreid zal lijken. Je koopt hem voor de tamelijk waanzinnige prijs van bijna 500.000 euro (in België ruim 350.000 euro). En dan moet je erbij bedenken dat je een weerman in dienst moet nemen om je te attenderen op de drie dagen per jaar dat je er veilig mee over straat kunt.
 
En toch, en toch. Ondanks alle overdrevenheid, ondanks zijn bloeddorstige, compromisloze klootzakkerigheid heeft de Black iets betoverends. Misschien heeft hij dat gemeen met de sneeuw die ons in het allereerste morgenlicht tegemoet glinstert: oncomfortabel, ongrijpbaar, bij vlagen ronduit gevaarlijk, maar ook fascinerend. Je wilt ‘m zeker niet elke dag rijden, maar die ene nacht zul je nooit vergeten.

Reacties