Hoe Audi in 2006 overstapte op diesel, nadat ze vijf keer Le Mans hadden gewonnen, en de Audi R10 TDI bouwden, die op zijn beurt drie keer achter elkaar Le Mans wist te winnen. Dat is knap. TopGear is oud genoeg om zich nog de tijd te herinneren voordat Audi zich, in 1999, meldde op het hoogste niveau van het endurance-racen en onmiddellijk een schrikbewind begon uit te oefenen.
We herinneren ons ook nog hoe de autosportwereld reageerde toen de Duitsers, nadat ze vijf keer Le Mans hadden gewonnen (en daarnaast nog talloze andere races), reageerden op een belangrijke verandering in het reglement en in 2006 overstapten op diesel. Diesel? In de top van de autosport? Was er dan helemaal niets meer heilig?
Maar niet zomaar een diesel
Het spreekt voor zich dat de motor die het hart vormde van de Audi R10 TDI er niet zomaar een was. Dit gevaarte, van aluminium in plaats van ijzer en met de maximaal toegestane inhoud van 5,5 liter, had twaalf cilinders, directe brandstofinspuiting en twee turbo’s. Dat resulteerde in ruim 650 pk (plus nog eens 150 bij een overboost van tien seconden). Maar écht uitzonderlijk was de hoeveelheid koppel: meer dan 1.100 Nm bij 3.000 tpm. Deze auto zorgde daarmee voor een revolutie, zo een die in de autosport maar één keer per generatie voorkomt.
Naast het ongekende vermogen van de nieuwe dieselmotor was het uiterlijk van de R10 ook sterk afwijkend van dat van zijn voorgangers. Om plaats te creëren voor die grote V12 moest de wielbasis verlengd worden. Dat vormde niet alleen een tegenwicht voor het enorme gewicht van de diesel, maar het gaf de Audi ook een sierlijk silhouet. De met koolstofvezel beklede wishbones van de voorwielophanging waren zichtbaar, en de remmen werden voorzien van een kap om de koeling en de aerodynamica te verbeteren.
Meteen een winnaar
Bij de Audi R10 was er geen sprake van een gestaag stijgende prestatielijn: van meet af aan was het een winnaar. Na een ontwikkelingstraject waar weinig over naar buiten kwam, onthulde Audi hem in 2005. De R10 zette op Sebring de eerste en tweede kwalificatietijd neer, en won uiteindelijk, met achter het stuur Allan McNish, Tom Kristensen en Dindo Capello.
En dat ondanks het feit dat ze uiteindelijk vanuit de pitstraat moesten starten omdat men op het allerlaatste moment een warmtewisselaar moest repareren. De tweede R10 was na 30 minuten al opgerukt van de 35e en laatste plaats naar de tweede positie.
Ook Le Mans viel ten prooi aan de Audi R10
In juni 2006 was het op Le Mans ongeveer hetzelfde verhaal. Een R10 TDI voerde gedurende de hele race het veld aan. Na 380 ronden – indertijd een nieuw afstandsrecord – boekten Biela, Pirro en Werner deze eerste overwinning. Kristensen zette ondertussen de snelste ronde in de wedstrijd neer: 3 minuten en 31,2 seconden.
Hij slaagde er ondertussen ook nog in om met één tank zestien ronden af te leggen. Snel en zuinig… en stil. TG zag de R10’s indertijd langskomen. Ze brachten niet veel meer dan een turbofluitje voort – hun snelheid stond in geen verhouding tot het geluid.
De R10 won Le Mans drie keer op rij, in 2006, 2007 en 2008, waarbij en passant met Peugeot werd afgerekend. Hun 908 HDi FAP was ook subliem, en een stuk sneller. Maar Audi zegevierde.
Reacties