De dashboardmeters van de BMW M3 zijn in al die tijd nauwelijks gewijzigd. In het midden een grote toerenteller en een grote snelheidsmeter, aan de ene kant geflankeerd door een brandstofmeter en aan de andere kant door een tempera­tuurmeter. Het M3-logo bleef ook hetzelfde.

Voor de rest is alles anders. Zelfs de grille met de nieren is bijna onherkenbaar. Het grootste onderscheid tussen de oer-M3 en de huidige zit ‘m echter niet in het ontwerp, de lay-out, de technologie of zelfs het vermogen; het zit ‘m in de benadering. De originele E30 M3 is een auto waarbij alles draait om het chassis. Bij de F80 is de motor het middelpunt.

In eerste instantie lijkt de aanpak van BMW nog steeds hetzelfde. Een M3 is in alles anders dan de standaardauto die z’n basis vormt. Het ontwerp, de motor, de versnellingsbak, het chassis, de ophanging: alles is uniek. De eind­resultaten lopen echter ver uiteen.

Dat komt omdat de motor van de M3 in de loop der jaren steeds meer de boventoon ging voeren. De 2,3-liter S14 van de E30 is enthousiast genoeg, maar het is in de grond een bescheiden viercilinder met een even bescheiden geluid. Zozeer dat je je afvraagt waarom iedereen zo lyrisch is over deze auto. Totdat je een zwengel geeft aan het stuur. Dan besef je dat de M3 precies communiceert wat het chassis allemaal aan het doen is. Het is alsof je ergens midden tussen de twee assen van de auto zit, zo heerlijk neutraal is z’n gedrag. Bij de E30 draait alles om het rijgedrag. De motor is van secundair belang.

De sindsdien toenemende dominantie van de motor was geen geleidelijk proces. Toen de E30 in 1993 werd vervangen door de E36, lag er opeens een zescilinder-in-lijn voorin. En wat voor een. Een meesterwerk: raspend, huilend, opwindend. Een van de beste motoren ooit. Het onderstel kwam pas op het tweede plan.

Met de E46 die daarna kwam werd de motor verbonden aan een al net zo fantastisch chassis. De M3 bereikte z’n hoogtepunt. De V8 van de M3 daarna was te veel van het goede, met al dat gewicht op de vooras.

Nu zijn we terug bij een zescilinder, met in dit geval twee turbo’s. Ook dit is een meer charismatische motor dan de oude viercilinder, maar wel eentje die lijdt onder een zekere kunstmatigheid. Het cartoonachtige aanzuiggeluid, het gebrul van de motor doet allemaal nogal synthetisch aan. Dat is het ook. De verrassend incapabele achteras van de auto lijdt onder het overvloedige koppel. De E30 is wat dat betreft van een andere orde. Als je die auto door bochten jaagt, verbaas je je over de grip en de tractie. Qua voortrein zijn beide auto’s veel meer aan elkaar gewaagd.

De E30 is lichtvoetiger, subtieler. Als je erin rijdt, moet je bij de les blijven, goed luisteren naar de signalen die de auto geeft. Als je die toewijding erin stopt, krijg je er ontzettend veel rijplezier voor terug. De nieuwe is een stuk comfortabeler en verfijnder, maar heeft een persoonlijkheid die zich veel meer opdringt. Het zijn duidelijk auto’s uit heel verschillende tijdperken, tijdperken die dertig jaar uit elkaar liggen. Dat is aan alles merkbaar. Behalve aan de meters op het dashboard.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear