De echte apex-kanonnen waren ooit alleen de ­Ferrari met twaalfcilinder boxer en de V12 van Lamborghini, allebei met middenmotor. Zij alleen boden een onaards vermogen en onwerelds veel drama. Ooit bestonden onze supercar-tests uit een tweestrijd tussen de 512 en de Diablo. Dat was het. Maar de wereld van de supercars is gegroeid. De definitie van het woord supercar mag je zelf invullen, maar laten we het zo zeggen: het is iets met super en het is een auto. De bloedlijn van de twaalfcilinder Lamborghini loopt nog steeds door, maar de Murciélago, met name de SV, was wel de auto waarvan we het meest vervuld zijn geraakt. Kijk gewoon eens naar dat ding. Hij heeft de belachelijke proporties waarmee Lamborghini altijd beter is weggekomen dan alle andere automakers. Hij is echt een evenement om te rijden: niet alleen is ie donderend dramatisch, ook is ie tot alles in staat terwijl ie zich tegelijkertijd toch heel ruimhartig toont. Zonder dat hij de superslimme transmissie of dito besturing heeft die de Aventador zo nadrukkelijk kenmerken.

De V8 met middenmotor was geboren

De wat boertige en weinig geliefde Ferrari 348 TB bloeide uit tot de schitterende F355, en daarmee werd de Ferrari met V8-middenmotor de as waar het universum van de supercar omheen draaide. Zo is het sindsdien altijd geweest – het vermogen nam steeds toe en er werden steeds manieren gevonden om de auto’s zelf om te laten gaan met al die kracht. De huidige 488 biedt prestaties om warm voor te lopen, maar niet zo warm dat de herinnering aan de 458 Speciale wordt uitgewist, die bovendien de schitterende finale vormt van het tijdperk zonder turbo’s.

De V12-motor kon ook voorin de auto

Ferrari liet met de 550 Maranello zien dat veel cilinders onder de kap ook leuk konden zijn, en anderen volgden. Aston Martin lepelde alsnog maar eens de V12 in de Vantage en schiep zo haar beste rijdersauto in decennia. AMG kwam met de SLS Black, want we weten immers allemaal dat vleugeldeuren de topsnelheid van een auto enorm laten toenemen. Ze hebben inmiddels ook de wel heel aardig rijdende GT R.

Dat was niet de eerste GT-R…

Die hoofdletters G, T, en R horen echter ergens anders thuis. Kan een 2+2 coupé met een V6 voorin en vierwielaandrijving wel een supercar zijn? Heb je eenmaal met de machtige Nissan gereden, dan stel je de vraag niet meer. Het gaat er immers niet over hoe je het doet, het gaat er uiteindelijk om wat je doet.
De Japanse merken dreven nog verder weg van hun veilige comfortzone door te komen met de enigszins angstaanjagende Lexus LF-A met een V10. Dat is echt een heel andere auto dan die ene Amerikaanse V10, de Viper. Oh, nou ja, behalve dat die ook angstaanjagend is. Maar de Amerikanen bewezen dat ze ook snelheid konden koppelen aan beschaving, en deden dat met de Corvette ZR1.

Is de ZR1 wel een supercar?

De ZR1, en eigenlijk ook de Jaguar F-type SVR, werden niet gezien als supercars, omdat ze de opgewarmde versies zijn van normale sportwagens. Die redenering valt inderdaad wat moeilijk te begrijpen, maar om het uit te leggen, hebben we maar drie woorden nodig: Porsche. Negen. Elf. De snelste 911’s zijn overduidelijk supercars. Net als de Corvette en de Jaguar zijn ze gebaseerd op een voor de massa gemaakte coupé, en dus zien ze er wat gewoon uit en zijn ze praktisch. Maar de 911 Turbo is altijd al een supercar geweest, hoe je definitie van dat begrip ook luidt.

Vertel eens meer over de 911 Turbo

Toen TopGear begon, was de Turbo nog een behoorlijk lastig portret. Tegenwoordig heeft ie het dubbele aan vermogen, maar geeft ie al die voorwaartse krachten af met een verbluffende hanteerbaarheid en beschaving. Het is echter toch niet de auto die we hebben willen. Dat zijn en waren altijd de pure en verslavende GT3’s, en dan vooral de 997 4.0 RS, een auto die zich niet alleen nestelt in je zenuwstelsel, maar ook in je ziel.

Twee keer meer vermogen

De vuistregel: supercars hebben nu twee keer zoveel vermogen als toen we begonnen. Toch zijn de meeste juist minder moeilijk te rijden dan vroeger, niet lastiger. De wereldwijde vraag naar supercars is zodoende gestegen, want rijke mensen (vooral mannen; vrouwen zijn niet zo oppervlakkig) kopen ze om rustig mee door stadscentra te rijden in de hoop dat andere mensen acht op hen slaan. Zo werkt het niet; mensen kijken naar de supercar, niet naar de bestuurder.
Als de ontwikkeling van supercars ze beter heeft gemaakt om langzaam mee te rijden, dan is dat mooi meegenomen, maar wat echt telt, is dat ze ook beter zijn geworden om heel hard mee te rijden.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)