Mercedes perst deze dagen 421 pk uit een nederige 2,0-liter viercilinder. Heel imposant, en tegelijkertijd toch een beetje jammer. Want het succes van downsizing en elektrificatie maakt lijvige motoren compleet overbodig. Goed voor onze aarde wellicht, maar jammer voor mensen met een fascinatie voor uitbundige techniek. Vroeger deden de Duitse merken niet moeilijk over een litertje cilinderinhoud meer of minder, zeker niet als dat betekende dat je de concurrentie de loef kon afsteken.
De drang om te wedijveren zette de merken ertoe om V10-motoren in stationwagens te leggen en V12-motoren in de grootste sedans te lepelen, en het had niet veel gescheeld of het het was allemaal nog dwazer geweest. In de jaren negentig werkte BMW aan een 7-serie met een zestiencilinder en Mercedes maakte het nog bonter. Voor de S-klasse van de W140-generatie dacht Mercedes aan een 8,0-liter W18-motor. Achttien! De Bugatti Veyron en Chiron doen het met twee cilinders minder.
De W18-motor bestond uit drie zescilinders, waarvan twee in een bijna platte V-vorm lagen en eentje recht omhoog stak. De motor zou nauwelijks langer zijn geweest dan een conventionele zes-in-lijn. Veel van de onderdelen waren uitwisselbaar met de bestaande zescilinder. Er zou een versie komen met twee kleppen per cilinder van 490 pk. Een vierklepper zou 690 pk produceren – dat is meer dan de snelste S-klasse van dit moment produceert, de huidige S 65 haalt 630 pk uit een met 6,0-liter V12.
Waarom kwam de Mercedes 8,0-liter W18-motor nooit?
De V12 van Mercedes was in volle ontwikkeling en voldeed eigenlijk aan alle eisen die het merk stelde. Ook voor de autosport ontwikkelde Mercedes al een andere motor. De W18-motor was simpelweg niet nodig om de doelstellingen te halen en het project ging de archieven in, zonder dat er ooit een exemplaar gebouwd was. En wellicht was Mercedes net als BMW huiverig om een prijzige wedloop te ontketenen. Ach, met de 7,3-liter V12 is ook niets mis.
Reacties