We gaan vandaag maar eens op de luxetoer. We hebben je al een klein kijkje in de levensstijl van de rich & famous kunnen verschaffen en daar gaan we vrolijk mee door. Want terwijl jij (wij ook hoor, maak je geen zorgen) je tanden weer eens zet in een oudbakken boterham met pindakaas of gekookte worst (we kennen zelfs mensen die dat combineren – jakkes), pakken Rolls-Royce-rijders dat anders aan. Die doen de Rolls-Royce-picnic.

Het is eigenlijk heel simpel. Fabrikanten doen steeds meer (en vreemdere) dingen om geld te verdienen. Gisteren refereerden we al even aan de vele personaliseringsmogelijkheden, waar meer en meer fabrikanten speciale afdelingen voor oprichten. Daarnaast is er natuurlijk zoiets als merchandising. Een bedrijf als Ferrari verdient al jaren meer aan allerlei meuk met een steigerend paardje erop dan aan de auto’s zelf. In die sfeer moet je deze picnicmand-met-een-enorme-hoop-kapsones dan ook zien.

Hoe doe je dat, een Rolls-Royce-Picnic?

Daarvoor moet je dus allereerst beslag zien te leggen op deze uit de hand gelopen picnic-koffer. Op zich al een leuke prestatie, want er zijn er maar vijftig van. Hij is gemaakt van aluminium en afgewerkt met Amerikaans walnotenhout en een keus uit drie kleuren leer met contrasterende piping. Die kleuren verwijzen, zo meldt Rolls-Royce, naar modellen uit het roemruchte verleden van het merk. Rood met zwart doet je natuurlijk onmiddellijk terugmijmeren naar de de Phantom II uit 1929. ‘Zwart antraciet’ met seashell piping: daarmee kúnnen ze niet anders dan de Silver Ghost uit 1911 bedoelen.

De mand is op zichzelf een prachtig in elkaar getangramd stukje techniek. Een soort origami van dure materialen. Hij bevat alles wat je voor een echte Rolls-Royce-Picnic nodig hebt. Kristallen glazen, fraai vormgegeven bestek, kunstig gevouwen servetten die precies in hun vakjes passen en ongetwijfeld uiterst ambachtelijk gebakken aardewerk. Aan de zijkanten kun je in pianolak uitgevoerde eh… flapjes opklappen die dienst kunnen doen als tafeltje. De mand herbergt verder een snijplankje (pas op voor krassen!), diverse roestvrijstalen trommels, een olie- en azijnstelletje (vermoeden we) en nog wat onmisbaarheden die we niet 1, 2, 3 thuis kunnen brengen.

Goed, die koffer zet je dus in je Phantom Drophead Coupé of andere Rolls naar keuze. Je rijdt hem, voorzien van prettig gezelschap van een sekse naar keuze, naar een uitgestrekte, zojuist minutieus gemaaide maar nog altijd grazige weide. Daar stal je je spulletjes uit op een deken van lams- of Peruviaanse alpaca-wol en keuvelt je gezellig door je komkommersandwiches en champagne heen. Daarna laat je je, moe maar voldaan, door James terugrijden. Het meevoeren van een James heeft nog een ander voordeel: dan kan hij tenminste de hele boel weer in elkaar zetten. Dat lijkt ons zó’n onmogelijke rotklus: dat moet je als vermogend mens niet willen.

Kost dat?

Geen idee. Het eindeloos doorronkende persbericht rept met geen woord van een prijs. Maar je weet wat ze bij Rolls vroeger zeiden als je vroeg wat iets kostte: ‘als je dat moet vragen, kun je het niet betalen’. Reken op een kleine middenklasser. Of zo.

 

 

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear