Mijn eerste ervaring met autorijden had ik toen ik acht jaar was. Ik reed op de weg en mijn vader zat naast me. Het was in een grote, oude Rover – ik weet niet welk model – en ik kon niet goed op de stoel zitten omdat ik te klein was. Dus ik stuurde, en om te schakelen trok ik mezelf overeind aan het stuur om op de koppeling te kunnen trappen – eigenlijk reed ik dus staand. We werden aangehouden door de politie, en de agent kon niet geloven wat hij zag. Hij werd veel kwader op mijn vader dan op mij.

Eerste eigen auto

Mijn eerste echte auto kocht ik toen ik ongeveer dertien jaar was. Ik had elke cent gespaard die ik te pakken kon krijgen, ik geloof dat die auto me ongeveer 25 pond kostte [nu waarschijnlijk zo’n 150 euro, red.]. Het was een Austin 1300, dus het was echt een oud barrel. De transmissie was kapot, dus hij reed niet. Hij stond een kilometer of drie van mijn huis, dus wat ik en mijn vrienden deden, was er op de fiets heen gaan, erin zitten, naar de radio luisteren en een beetje keten, en dan fietsten we weer naar huis.
Uiteindelijk werd hij afgevoerd naar de sloop, maar gedurende de hele tijd dat ik ’m had, heb ik er nooit daadwerkelijk in gereden. Het was gewoon een plekje om heen te gaan, een soort clubhuis. Ik kan me niet herinneren in wat voor auto ik voor het eerst echt zelf heb gereden. Misschien was het een Ford Escort, maar dat is een gokje, ik weet het echt niet meer.
Het halen van mijn rijbewijs was een makkie. Tegenwoordig is het vast heel anders dan toen, maar destijds draaide het echt om het rijden. Je moest een paar vragen beantwoorden en een nummerplaat kunnen aflezen en dat was de theorie. En rijden kon ik al, dus dat was geen probleem.

Ik begon met racen op jonge leeftijd

Ik was al in de twintig toen ik begon met racen. Ik maakte er altijd een beetje een dolletje van – een paar donuts, een beetje driften. En dat was in een tijd dat de term driften nog niet eens was uitgevonden. Zo maakte ik een klein beetje naam. Van het een kwam het ander, en ik werd gevraagd om een stuntvoorstelling te doen. Vanaf dat moment is het gaan lopen, eigenlijk. Uiteindelijk ben ik gestopt met racen, daar kreeg ik het te druk voor, en nu doe ik dit werk al vele, vele jaren.

Terry Grant is helemaal geen auto-freak

Geloof het of niet, maar ik ben helemaal niet zo gek op auto’s. Ik weet dat mijn werk erom draait – we hebben ze vorige week geteld, en het blijkt dat ik 32 auto’s bij mijn huis heb staan die ik gebruik voor mijn stuntwerk. Dan heb ik nog een camper, mijn busje en de auto’s voor de openbare weg. Dus ik heb een uitgebreide autoverzameling, maar ik ben niet verzot op auto’s.
Ik bedoel: ik houd wel van auto’s, maar in sommige dingen ben ik echt niet geïnteresseerd. Ik weet wel hoe ze rijden en hoe ze werken, maar als iemand me vraagt: ‘Oh, wat voor motor is dat? Is dat die met de variabele kleptiming?’ – dan heb ik echt geen idee. TVR was – ooit, op het hoogtepunt – de eerste fabrikant waarmee ik in zee ging, in de tijd dat ze de Tuscan, de Speed 6 en de Tamora bouwden. Ik heb er nog altijd een staan. Die auto’s waren geweldig.
Tegenwoordig heb ik de nieuwe Range Rover Sport SVR. Ik had de keus uit een blauwe of een oranje, dus natuurlijk koos ik voor de oranje. Hij ziet er echt cool uit, ik ben helemaal dol op ’m geworden (op de foto is ‘ie blauw).
Hiervoor had ik een F-type met V8 en vierwielaandrijving. Ik heb een heel arsenaal van JLR-­producten als stuntauto’s. En ik heb de F-Pace gehouden waarin ik die looping heb gedaan. Eentje staat in het museum in Gaydon, maar het andere exemplaar hebben ze aan mij cadeau gedaan.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)