Een inspiratie voor velen, dat is Alessandro Zanardi – het eerste lid van TG’s Heldenclub. In 2001 verloor de ex-F1-coureur (en tweevoudig Cart-kampioen) zijn beide benen bij een vreselijk ongeluk. Inmiddels beschrijft hij dat als ‘de grootste uitdaging van mijn leven – het heeft me enorme kansen geboden’. Sindsdien heeft hij zes Olympische medailles gewonnen en werd hij vijf keer wereldkampioen. Op de dag af vijftien jaar na zijn ongeluk startte hij in de wegrace van het handbiken tijdens de Paralympics in Rio de Janeiro.

TopGear: De dag voor de wegrace won je goud bij de tijdrit. Was je teleurgesteld omdat je een dag later zilver won, en geen goud?

Alex Zanardi: Nee, eerlijk gezegd was ik opgelucht, want het was allicht een veel betere manier om de dag te eindigen dan vijftien jaar eerder. Ja, veel beter, nu finishte ik met een zilveren medaille, en niet in een ziekenhuisbed in Berlijn. Ik moet erbij zeggen dat ik die dag niet echt in de stemming was voor een wedstrijd. Alle druk die ik mezelf had opgelegd, was weg. Die druk, die er ook voor zorgt dat je wordt voortgestuwd en de pijn in je spieren niet voelt, was al van mijn schouders gevallen toen ik een dag eerder goud had gewonnen.

TG: Toch won je de dag daarna nog weer een keer goud, voor de ploegentijdrit. Twee keer goud en een keer zilver in Rio, dat is niet echt slecht.

AZ: Ik weet het, het zijn er net zoveel als ik er in Londen haalde. Maar ik wil er wel iets over zeggen. De tijdrit is wel geen erg spectaculaire race voor de toeschouwers, maar aan de andere kant is het bijna een wetenschappelijke oefening voor de rijders zelf. Het is niet zoals de wegwedstrijd, dan heb je een strategische tactiek, en een sprint op het einde, of je stelt jezelf in dienst van een ander – alleen het resultaat telt. Bij een tijdrit telt natuurlijk ook het resultaat, maar daar geldt iets anders, omdat je het helemaal zelf moet doen. Dus het winnen van die race was voor mij heel bevredigend.

TG: Houd je meer van die zogeheten wetenschappelijke uitdaging, dan?

AZ: Dat is wel mijn basis, ja, zo ben ik. Ik denk dat ik succesvol in de autosport ben geweest – niet heel succesvol, maar redelijk succesvol – omdat mijn onderzoekende aard een rol heeft gespeeld in het begrijpen van een racewagen. Mijn nieuwsgierigheid naar technologie maakte me een behoorlijke testrijder en de kennis die ik daarmee opdeed, zorgde er weer voor dat ik beter voor de dag kon komen als coureur.

TG: We lazen dat je niet alleen je eerste kart zelf hebt gebouwd, maar ook je eigen handbike en prothetische benen hebt ontworpen.

AZ: Nou, nou, dat is wel een beetje veel gezegd hoor. Ik denk dat de moderne technologie ervoor zorgt dat we veel mogelijkheden krijgen – maar technologie kan natuurlijk twee kanten opgaan: het kan magisch zijn, maar ook duivels. Er zijn zoveel opties dat als we technologie onze wensen laten bepalen, als we daarvan laten afhangen wat we willen, dan kan het iets duivels zijn. Een duidelijk voorbeeld daarvan is dat mensen al die moderne apparaten en techniek echt nodig denken te hebben om goed te kunnen functioneren, want anders voelen ze zich geamputeerd. Aan de andere kant: als je iets wilt doen omdat je nu eenmaal nieuwsgierig bent, dan kan technologie je helpen dat doel sneller te bereiken.

TG: Die nieuwsgierigheid, en je pragmatische, optimistische inborst, die moeten je hebben geholpen na je ongeluk.

AZ: Nou, ik geloof dat aan alles wat er in het leven gebeurt, twee kanten zitten – het is nooit alleen maar goed of slecht, het is altijd een combinatie. Het was niet eenvoudig om in te zien wat er goed was aan wat me vijftien jaar geleden is overkomen, maar ik denk dat ik het inmiddels wel heb gevonden. Het feit dat ik nog leefde, het feit dat ik nog kansen had en dat ik die heb aangegrepen om van daaruit weer te beginnen met leren en een nieuw leven op te bouwen. Zo is mijn ongeluk een grote kans geworden, terwijl het me ook heeft laten beseffen dat er weinig was wat ik eraan kon veranderen. Het leven heeft geen terugspoelknop. Omdat ik er niets aan kon veranderen, was het de moeite waard om het pad voorwaarts te bewandelen en om te onderzoeken wat mijn mogelijkheden nog waren. En nu ben ik hier. Alles wat er in het leven gebeurt, kan een kans zijn.

TG: Dat zal de reden zijn waarom zoveel mensen jou als een inspiratie zien. Zorgt hun geloof in jou ervoor dat je beter presteert?

AZ: Tot op zekere hoogte wel, ja, maar laat me daar iets bij zeggen – in alle, totale eerlijkheid. Echt talent bestaat er niet uit dat je ergens naar kijkt en daar inspiratie uit put, maar dat je ergens naar kijkt en daarmee je eigen richting weet te vinden. Ik begrijp volledig dat iemand die een tegenslag te verwerken heeft gekregen, bronnen van inspiratie nodig heeft, en wellicht zijn er wel mensen die naar me kijken en denken: sodeju, als hij kan wat hij doet, dan kan ik het ook weleens proberen. En als je dan iets probeert, moet dat een eerlijke poging zijn, niet zo van ‘ik wil naar de maan en wel graag morgenochtend’. Het moet eerlijker zijn, meer iets van ‘ik sta nu hier en ik bevind me in deze situatie, dit is waar ik het mee moet doen en ik ga er morgenochtend het beste van maken’, nou, dat is redelijk. Dan stel je een doel en als je dat bereikt, heb je een eerste resultaat en vanuit dat resultaat kun je moed putten, zelfvertrouwen halen en de dag daarop iets meer proberen, en stap voor stap zal je leven weer de vorm aannemen die het voordien ook had. Want jij als persoon bent er nog steeds.

TG: Heb je gehoord over het eerbetoon dat de gehandicapte journalist Alex Brooker voor je hield in de Engelse tv-show The Last Leg?

AZ: Ja, ik heb gezien wat hij over me te zeggen had, en ik was erg, erg trots op de manier waarop hij dat zei, en tegen de mensen sprak, het kwam heel natuurlijk over. Hij sprak vanuit zijn hart, rechtstreeks, en ik werd er erg door ontroerd. Maar zoals ik al probeerde uit te leggen: dat is wat hij in me ziet, kan zien, en niet noodzakelijkerwijs wat iedereen in me ziet.

TG: Is er iemand die jou op jouw beurt inspireert?

AZ: In Rio had ik het privilege om kennis te maken met een Duits meisje genaamd Vanessa Low. Ik was en ben diep van haar onder de indruk. Ik ben vooral geraakt door de vastberadenheid die ze heeft. Ze is nog jong, maar toch al heel volwassen, heel intelligent. Ze is, zoals ik, dubbel geamputeerd boven de knie – en toch doet ze aan atletiek. De 100 meter, de 200 meter en het verspringen. Normaal gesproken is er geen categorie die geschikt is voor haar soort handicap, omdat er wetenschappelijk gezien van uit wordt gegaan dat een mens met die handicap niet kan rennen. Zo simpel is het. Maar ze rent. Ze rent echt. Ze won de zilveren medaille op de 200 meter en de gouden medaille bij het verspringen. Ik vond het echt verbluffend.

TG: Nu Rio voorbij is, is de vraag: wat volgt?

AK: Ik vind het een compliment dat je die vraag stelt, want dat betekent dat je nog iets van me verwacht. Zo van: deze gast heeft altijd wel iets verrassends, hij zal ook nu wel weer een plan hebben. Leuk. Ik ben 53 tegen de tijd dat de volgende Spelen zijn, in Tokio – misschien kan ik er als mecanicien heen. Nee, serieus, laat me je dit vertellen: boven alles houd ik van autosport. Dus na Rio had ik een race in de BMW M6, voor het Italiaanse GT3-kampioenschap. Ik droomde ervan om te finishen op het podium. Maar het was nog beter: ik won de race. Dat was verrassend, ook zeker voor mezelf. En ik snap best dat mensen daar niet zo hard voor klappen als voor mijn goud op de Paralympics, maar in mijn hart was die overwinning minstens zo belangrijk als die in Rio. Eens te meer bewees ik voor mezelf dat ik dan wel een ouwe zak ben, maar dat ik toch nog steeds in staat ben om een leuk stukje te sturen.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)