Dit is een liefdesverhaal met een beetje Indiana Jones erdoorheen geweven; net iets voor ons. Stel je voor: het is ergens begin jaren zestig. Het gaat Amerika voor de wind – de oorlogstijd is voorbij en de hele boel zet vol gas koers naar het zonovergoten beloofde land. Merken worden vormgegeven en gladde slogans gevormd door de ‘Mad Men’ in New York. Maar Detroit is de economische en creatieve motorkamer van het land. En de auto’s die er gemaakt worden, blaken steeds zichtbaarder van het nieuwe zelfvertrouwen. In deze dagen hebben topontwerpers als Harley Earl, Virgil Exner, Bill Mitchell en Eugene Bordinat vrij spel met een designtaal die sterk wordt geïnspireerd door raketten en straalmotoren. De auto’s worden langer en lager en de cocktail van chroom en staartvinnen is zo zwaar als de whisky-sours die Frank Sinatra en de zijnen laat in de avond wegtikken in de bar van het Sands-casino. Beeld je nu eens in dat je een baan hebt gescoord op de bloeiende designafdeling van Chrysler, Ford of GM. Je tekent voornamelijk deurgrepen, maar je hebt waarschijnlijk een diploma op zak van de Art Center School in het Californische Pasadena. En zelfs de lageren in de pikorde mogen hun input geven als de baas vraagt om een voorstel voor een nieuw model. Je kunt je fantasie volledig de vrije loop laten.
Een opkomende popcultuur vermengt zich met de industrie, kunst en commercie op een manier die nooit eerder voorkwam en ook nooit meer terug zou komen. Misschien halen bepaalde elementen van jouw ideeën het eindproduct, maar verreweg de meeste zullen de plank misslaan. En omdat alles hier strikt geheim is, eindigt bijna al je werk in de prullenbak. Tenzij je het mee naar buiten smokkelt en het thuis verstopt…

Gouden tijd van autodesign

In 2005 vond Patrick Kelley zijn eerste stukje afgedankte automobiele conceptkunst. ‘Ik was geïnteresseerd in Americana en “verloren kunst” en was regelmatig te vinden op de San Francisco Art Deco Show’, zegt hij. ‘En ik kwam een kraampje tegen dat originele illustraties verkocht: dingen die je in die tijd zag op de omslagen van romans of in magazines. Daar vond ik een paar tekeningen van auto’s. De verkoper vertelde me over de “gouden tijd van autodesign” en legde uit dat dit soort werk erg zeldzaam was omdat bijna niets het had overleefd. Ik kocht een simpele lijntekening uit de jaren dertig, gesigneerd en gedateerd door de tekenaar.’
Vijftien jaar later heeft Kelley een collectie van 400 werken opgebouwd, waarvan ongeveer de helft is gebundeld in zijn fantastische boek Imagine! Automobile Concept Art from the 1930s to the 1980s. Sommige tekeningen zijn klein, andere zijn tweeënhalve meter breed. Hoewel bepaalde namen bekend klinken en veel designers uiteindelijk lange carrières genoten in de creatieve hoek van de autowereld, is veel werk simpelweg verloren gegaan. Zelfs de vroegste schetsen van de big shots zullen we nooit meer te zien krijgen. ‘Weet je, 99 procent van wat deze jongens tekenden, werd vernietigd’, vertelt Kelley. ‘Ofwel voor hun eigen ogen, ofwel aan het eind van de werkweek. De leidinggevenden waren hard, ze rukten je werk gewoon onder je vandaan terwijl je nog bezig was. Dan zeiden ze: “Dit is rotzooi, probeer iets anders.” Niemand vermoedde dat iets hiervan ooit van enige waarde zou zijn. Het is haast niet voor te stellen hoeveel prachtige dingen er verscheurd en verbrand zijn. Eigenlijk is het een wonder dat ook maar iets het heeft overleefd, vooral ook omdat de schaarse stukken die mee werden genomen in de loop van de tijd beschadigd hadden kunnen raken. De winters in Michigan zijn meedogenloos, kelders liepen onder water.’

Zaakje in Santa Cruz

Kelley is geen veteraan uit de industrie; hij heeft een modieuze horticultuurzaak in Santa Cruz die de bewoners van Silicon Valley voorziet van chique flora en fauna. Hij werd in 1955 geboren in Fresno, een stadje in de binnenlanden van Californië dat ongeveer even ver van San Francisco als van Los Angeles ligt, en waar de auto in die tijd een even grote stempel op de samenleving drukte. ‘Mijn vader nam me mee naar waar de races dan ook plaatsvonden,’ herinnert Kelley zich, ‘of het nu de “hardtops” van Kearney Bowl of Clovis Speedway waren, de NASCAR-baan in Hanford of de dragstrip in Raisin City.’ Hij weet nog hoe hij onder de indruk was van de Jaguar E-type van de moeder van een vriend, een zwarte coupé uit ’64 met banden met witte zijvlakken, en hoe hij de sterren van de Zuid-Californische ‘Kustom Kar’-scene ontmoette – George Barris, Gene Winfield en Ed ‘Big Daddy’ Roth – toen ze tijdens de jaarlijkse Autorama naar Fresno kwamen. Hij had niet de wens om auto-ontwerper te worden, maar zijn nieuwsgierigheid heeft zijn oorsprong in die fabelachtige, zonnige jaren zestig. Vier decennia later begon zijn conceptkunstcollectie serieuze vormen aan te nemen en besloten Kelley en zijn vrouw om Detroit te bezoeken, op zoek naar feiten. Op het EyesOn Design-evenement in het Edsel and Eleanor Ford House in Grosse Point, Michigan, bevonden ze zich plots in het gezelschap van een groep oud-designers (er is officieel een ‘League of Retired Automotive Designers’ – het schijnt dat Marvel de filmrechten probeert te verwerven). Na een kleine, informele presentatie drukte Kelley een van hen een brochure in handen. ‘De man zei: “Wauw… Maar dat is mijn werk! Hoe kun jij dit nu hebben, dit is toch allang vernietigd?” Het bleek George Camp te zijn, de maker van de tekening op de cover van mijn boek. Ik vertelde hem dat het stuk in mijn gang hangt, netjes ingelijst en uitgelicht. Hij maakte deze schets toen hij 20 was; hij is nu 85. Hij riep er een paar anderen bij, en een van hen begon te huilen toen hij door de brochure bladerde: “Ik heb dit werk in geen 65 jaar gezien.” Ze hadden alles opgegeven, ze hadden niets om aan hun kinderen of kleinkinderen te tonen. Ik zei tegen mijn vrouw: we moeten hier nog iets anders mee doen, in plaats van het alleen voor het plezier te verzamelen. We moeten deze mannen eren.’
En dat deed hij, terwijl hij een parallelle historie uiteenzette van een van de meest vormende periodes in het autodesign. In het boek worden 87 artiesten genoemd; ieder van hen gaf zijn visie op Amerika’s nieuwe favoriete speeltje in een tijd waarin alles mogelijk was. Het is ook een soort sociaal document: hier surfte Detroit op de hoogste golf, de Amerikaanse auto-industrie was het kloppend hart van de natie. Toen werd Motown ondersteboven gekeerd tijdens de rellen van 1968 en kreeg de droom vijf jaar later de genadeklap van de grote oliecrisis. Maar tjonge, wat was het mooi zolang het duurde.

Reacties

  • Jordy heeft op 27 augustus 2020 geschreven:

    “het is ergens begin jaren zestig. Het gaat Amerika voor de wind – de oorlogstijd is voorbij”

    Uhuhm…Korea oorlog,uhmm Vietnam.
    Uhm historisch besef xD

    Reageer

Geef een reactie

(verplicht)