De Lamborghini van Audi neemt het op tegen de Audi van Lamborghini in een familieonderonsje dat wel eens een gemeen staartje zou kunnen krijgen. Gelukkig is Top Gear bij de hand om uit te maken welke tweelingbroer de beste is.
 
Las Vegas. De plaats waar Elvis ooit zijn fameuze comeback maakte. ‘Kenners’ mogen zwijmelen over de periode waarin Presley werd ontdekt door platenbaas Sam Philips van Sun Records, met als resultaat de legendarische ‘Sun-sessions’ – ik prefereer ‘The King’ op het hoogtepunt van zijn Vegas-tijd. Ik zie ‘m nog zo voor me: een volvette Elvis, bijna uit zijn glitterjasje puilend, alleen maar op de been gehouden door kruiwagens vol amfetamine – maar wat een stém…
 
Zou Elvis in een Lamborghini hebben gereden? Ik mag graag denken van wel. Hij heeft immers ook een De Tomaso Pantera gehad – in een beroemde Elvis-legende wordt verteld dat Elvis die auto ooit heeft beschoten met een jachtgeweer, omdat ‘ie niet wilde starten. De man had duidelijk soul, maar geen smaak – een duivelse combinatie. Als hij er de tijd van leven voor had gehad, had hij zeker een Countach gekocht.
Maar een Lamborghini van nu, zeker een Gallardo, is iets totaal anders dan zijn spectaculaire voorganger. Hier, in het neonlicht van Las Vegas, oogt de auto gebeeldhouwd, gepolijst, fijngeslepen; het van nature chaotische Italiaanse temperament is – onvermijdelijk – getemperd door Duits DNA. De sterk geometrische vormen doen wel denken aan die van de Countach, maar de Gallardo is onmiskenbaar hypermodern – zoals het hoort.
 
En je hoeft ‘m ook niet te beschieten met je Smith & Wesson, want alles wérkt gewoon. Na negen jaar onder de vleugels van Audi weet Lamborghini wel hoe je auto’s goed in elkaar zet. Neem het instrumentenpaneel: de verlichting straalt een prettige, geruststellende gloed uit – en niet meer het bibberende flikkerlicht dat lijkt op dat van een eenzaam lichtpeertje waarmee afgelegen huisjes in horrorfilms altijd worden verlicht. Het dashboard is een solide, met leer beklede constructie die uit graniet lijkt te zijn gehouwen – terwijl oude Lambo’s dashboards hadden van karton, bekleed met pluizig vilt. En als je ‘m start, draait de startmotor weliswaar dik drie seconden rond – net als vroeger -, maar de machtige, 520-pk sterke vijfliter V10 slaat altijd aan. Kortom: dit is zonder twijfel Lamborghini’s Audi.
 
En dat moet dus van de R8 Audi’s Lamborghini maken. Ehm… verwarrend. En dit is nog maar het begin. Volkswagen is eigenaar van Audi, dat op zijn beurt eigenaar is van Lamborghini. Dat is bekend. Maar Porsche, succesvol en steenrijk, heeft binnenkort waarschijnlijk een meerderheidsaandeel in het kwakkelende VW. En dus heb je straks niet één, niet twee, maar drie verschillende supersportwagens met middenmotor die worden gebouwd door hetzelfde concern en die zijn gericht op dezelfde koper. Is dit nu vooruitgang? Of is Ferdinand Piëch, baas van Volkswagen, Porsche-telg en de enige figuur in de internationale autowereld die net zo megalomaan is als de kwade genius uit een James Bond-film, nu écht de weg kwijt? Hebben we nu werkelijk een Audi nodig met een middenmotor en 420 pk?
 
Ja. Dat hebben we, want de R8 is verrassend goed. Dat is des te opmerkelijker omdat snelle Audi’s gewoonlijk last hebben van een totaal gebrek aan emotie. Het Quattro-systeem, dat in de oerversie uit 1980 subliem was, is verworden tot een strenge bewaker die ingrijpt nog vóórdat het leuk dreigt te worden – vierwielaandrijving is hier een voorbehoedmiddel, geen hulpmiddel. Reken daarbij de vaak indirecte besturing en het hobbelige veergedrag en het is duidelijk dat de krachtigste Audi’s zelden waar maken wat de verpakking belooft. Begrijp me goed: het zijn snelle, technologisch sublieme en zeer begeerlijke auto’s, maar het zijn tegelijkertijd sportwagens op Prozac. De hoogte- en dieptepunten worden zo hevig gefilterd dat er uiteindelijk een soort gevoelsmatige leegte overblijft.
 
Dat is nu voorbij. Want de R8 is anders. Persoonlijker. Maar je moet wel even wennen. We maken een rit van zo’n honderd kilometer door de woestijn van Nevada. Om ons heen totale leegte, een strakblauwe lucht, brandende zon en heftige heavy metal op de radio. Perfect. Net als het wegdek dat wel lijkt te zijn gemaakt voor een testrit: het oppervlak is belabberd, overal zitten gaten, hobbels en richels – de weg slingert door het landschap in een serie onoverzichtelijke bochten en hellingen. Dit soort wegen maakt vaak gehakt van auto’s met te veel vermogen en te zachte demping en vering – inclusief de Ferrari F430 en de Porsche 911 Turbo. Maar de R8 is anders. De wielophanging – van aluminiumlegering, met dubbele driehoekige draagarmen voor en achter – lijkt op die van de Gallardo, maar is anders opgezet. Hij biedt langere veerwegen en meer toespoor. Bovendien heeft de R8 Audi’s optionele Magnetic Ride aan boord, een adaptief systeem waarvan de werking is gebaseerd op kleine magnetische deeltjes die in de schokdemperolie circuleren. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de voorkeuren van de bestuurder kan de demping binnen milliseconden harder of zachter worden om comfortabel of juist sportief te rijden.
 
Op deze slechte weg geeft dat systeem de R8 een ruime voorsprong op zijn rivalen. Die zouden stuk voor stuk allang naast de weg zijn gestuiterd. Ik voel hoe het onderstel onder me het wegdek gladstrijkt, hoe het me redt als ik nét iets te heftig instuur en elk ogenblik het peperdure schuurgeluid verwacht dat me vertelt dat ik schade heb gereden. Niks daarvan. De R8 ligt onwaarschijnlijk stabiel op de weg – het onderstel blijft comfortabel en de carrosserie voelt enorm stijf aan. En dat is weer typisch voor Audi: na mijn eerste rit in deze blinkend nieuwe supersportwagen is het eerste wat ik zeg: perfect ontworpen onderstel! Wat nou emotie.
 
Maar de R8 is meer dan een perfect uitgevoerd werkstuk van ’s werelds slimste ingenieurs. Zijn andere eigenschappen kloppen ook; de R8 ziet er verfrissend nieuw en anders uit (’s nachts verzachten de slimme LED-koplampen de agressieve uitstraling van de neus). Hij voelt compact aan, je kunt vanuit de auto redelijk om je heen kijken en de 4,2-liter V8 hangt dankzij dry sump-smering lager achter je, wat ten goede komt aan zowel het zwaartepunt van de auto als aan het uitzicht naar achteren. De zitpositie achter het stuur is laag en doelgericht. Het interieur is mooi en stijlvol vormgegeven en is superdegelijk in elkaar gezet. Behalve de deurgreep van de bestuurder, die er prachtig uitziet, maar allesbehalve solide aanvoelt.
De Lamborghini en de Audi mogen dan verwanten zijn, hun karakters verschillen hemelsbreed van elkaar. Met een gewicht van 1.560 kilo is de R8 zwaarder dan hij zou moeten zijn – zeker gezien het feit dat hij voornamelijk van aluminium is gebouwd. Hij voelt ook niet zo oogbolverpletterend snel als de cijfers beloven (0-100 km/u in 4,6 seconde, topsnelheid 301 km/u). Zijn variabel bekrachtigde besturing is precies, maar nooit zo communicatief als die van een Porsche 911.
 
Toch voelt de R8 atletisch aan; hij reageert veel alerter op de commando’s van de bestuurder dan de Gallardo, die een veel ruigere aanpak vereist. De handgeschakelde zesbak is veel beter dan de optionele R-tronic halfautomaat. De koppeling en de bak zelf voelen licht (misschien zelf iets té), maar trefzeker aan. Het E-gear-systeem van Lamborghini is beter dan Audi’s R-tronic, maar in beide auto’s geldt dat schakelen het beste werkt op de manier zoals moeder natuur het bedoeld heeft: met hand en voet. En die zul je vaak gebruiken, want met een maximaal toerental van 8.250 vergt de Audi verrassend veel schakelbewegingen om de donkerbruine klinkende V8 op tempo te houden.
 
Maar het meest verrassende is dit: als je het tempo verhoogt en als je meer uit de auto wilt halen, dan is de R8 de auto die dat het beste doet. Hij is speelser dan de Gallardo. Beide auto’s ondersturen in eerste instantie licht als je een bocht in duikt, maar de R8 – die normaliter de meeste aandrijfkrachten op de achterwielen krijgt aangeleverd, tenzij je een steile berghelling af zeilt – staat een lichte glijpartij toe. Daarbij is de R8 perfect onder controle te houden, zeker voor een supersportwagen met middenmotor, die vaak toch neigen tot gemene trucjes. Het klinkt als ketterij, maar van deze twee voelt de Lamborghini in het grensgebied veel meer aan als een traditionele Audi met Quattro-aandrijving. Subtiel is niet een woord uit het Lambo-repertoire; hij is stuitend snel en maakt een bloedstollende herrie. Alleen daarom al zullen sommige mensen altijd een Lamborghini willen hebben. Maar de R8 is niet alleen ruim 66.000 euro goedkoper, maar ook communicatiever, genuanceerder – en cooler. Dat blijkt wel uit de belangstelling van de voorbijgangers als we weer terug zijn in Las Vegas. Elvis has left the building, maar gelukkig heeft hij wél de Prozac meegenomen.

Reacties