‘Het is de allereerste auto met benzinemotor die hier beneden komt. Sterker nog, het is de allereerste auto. En al helemaal de eerste Bentley’, zegt Teitur Samuelsen, CEO van P/F Eystur-og Sandoyartunlar, terwijl we behoedzaam met een spiksplinternieuwe Bentley Continental GT een enorm en huiveringwekkend gat in de aarde binnenrijden. ‘Weten jullie écht zeker dat het gaat lukken? Het kan nogal heftig worden.’ ‘Alles in orde,’ mompelen we in de walkie-talkie, terwijl we stilletjes maar heel beslist de lift-knop van de luchtvering van de Conti inschakelen. ‘We hebben de ophanging in een hogere stand gezet en hij heeft vierwielaandrijving. Deze auto is in wezen voor deze omstandigheden gemaakt.’ We voelen een blik vol twijfel op ons gericht door het dubbele glas van het 70 kilo wegende portier.

Anderhalf uur de tijd voordat springstof ons aanvalt

Teitur heeft ook alle reden om te twijfelen – want we liegen. Deze uitvoering van de Bentley ­Continental GT kost iets meer dan drie euroton, en wij kruipen ermee over brokken steen ter grootte van een grapefruit in een verre van voltooide en afgewerkte tunnel onder de zee. De glimmend rode carrosserie van de Bentley glijdt onder de tunnelverlichting door als een bloedklonter door een ader. We beginnen een tikkeltje spijt te krijgen van onze overmoed. Voor de verandering. ‘We hebben het werken met springstof 90 minuten stilgelegd’, antwoordt Teitur op een toon die op een of andere manier niet helemaal overtuigend klinkt. ‘Dus wat jullie ook willen doen, het moet snel. We zijn overigens net onder de zeebedding door gereden. De rotonde, waar we kunnen keren, is nog zo’n 800 meter.’

De Bentley ­Continental GT is een onderzeeër

We zijn, om het met een understatement te zeggen, een onderzeeër geworden. Preciezer gezegd: we hebben ons ongeveer één kilometer in een nieuwe onderzeese tunnel gewaagd die Eysturoy en Streymoy, twee van de grotere Faeröer, met elkaar verbindt. Als je de eilandengroep, tussen Denemarken en IJsland, op de kaart bekijkt, lijkt het alsof iemand een handvol puzzelstukjes in zee heeft gegooid. Typisch zo’n gebied waarvan je kunt zeggen: hic sunt dracones – ofwel: onbekend terrein.

‘Met een understatement: we zijn een onderzeeër geworden’

Normaal gesproken zou je zo’n tunnel inrijden wanneer hij geasfalteerd was en voorzien van verlichting – begaanbaar voor een auto dus. Maar we wilden de -bouwwerken op deze trip al zien en hebben geregeld dat we, bij hoge uitzondering, door deze 7,1 kilometer lange prototunnel mogen rijden (hij is pas gevorderd tot net iets verder dan een vooralsnog zéér provisorische rotonde), die van Tórshavn op Streymoy naar de Skálafjørður-fjord op Eysturoy leidt. Bij een rotonde splitst de weg zich om de twee landtongen van Rókini in Saltnes en Sjóvv op Strendur met elkaar te verbinden, waardoor de af te leggen afstand wordt teruggebracht van 55 naar 17 kilometer en de huidige reistijd met bijna een uur wordt verkort. Handig als je verse vis vervoert. De weg moet in 2020 worden geopend en er wordt nog een tweede tunnel aangelegd naar Sandoy (het zuidelijker gelegen eiland), die volgens planning in 2023 in gebruik wordt genomen. Dit alles houdt in dat, ten eerste, er ergens onder de Noord-Atlantische Oceaan een onverharde rotonde ligt, en ten tweede dat niemand daar ooit nog in een Bentley rondjes op heeft gereden.

Verpletterd door een tunnelboor

En zo komt het dat wij een grote vierwielaangedreven Bentley ­Continental GT rond een enorme basaltpilaar ergens diep onder de zee laten driften, totdat iemand ons duidelijk maakt dat we daarmee moeten ophouden omdat we anders verpletterd dreigen te worden door een van de enorme tunnelboren die af en toe voorbijkomen, als ongebruikte decorstukken uit Alien. De helderwitte lichtbundels van de Continental strijken langs de kale steenwanden die lijken te zweten, en de geblazen W12 knort bedaard als een slapende buffel, terwijl de wastegates steeds discreet niezen als je het gaspedaal laat opkomen.
 
Het is hier verschrikkelijk smerig, verbazingwekkend warm en op een paar meter afstand zijn specialisten bezig met het aanbrengen van ladingen springstof. Maar hé: er ligt hier wel mooi een gravelrotonde waar we lekker dwars overheen kunnen glijden. Uiteraard werd die rotonde niet speciaal aangelegd voor zinloze maar tegelijkertijd intens bevredigende flauwekul als deze, maar om de diverse ledematen van het geografische Faeröer-skelet met elkaar te verbinden. Dit gigantische tunnelproject lijkt een tikkeltje overdreven, aangezien deze eilanden een bevolking van maar 50.000 zielen hebben. Maar door dit alles is wat er op de Faeröer plaatsvindt waarschijnlijk het meest fascinerende infrastructuurproject ter wereld.

Zon, zee en strand

De Faeröer-archipel wordt gevormd door achttien grotere vulkanische eilanden, allemaal met namen die bestaan uit veel te veel medeklinkers, en allemaal met een landschap en een topografie die een prachtig mengsel zijn van Noord-Schotland en de Scandinavische fjorden.

‘De oceen is hier nooit meer dan vijf kilometer bij je vandaan’

Als je hier woont, is de oceaan in elke windrichting nooit verder dan vijf kilometer ver weg. De kustlijn wordt onafgebroken aangevreten door de gretige vingers van het onbarmhartige zeewater, waardoor de tijd en die ziltige vastberadenheid de eilanden rafelranden hebben gegeven. Maar er is meer dan wat het oog ziet – en wij zijn hier om een kijkje te nemen in de wereld die daaronder schuilgaat. Letterlijk daaronder.

Faeröer eilanden wordt Faeröer eiland

De Faeröer hebben dit enorme civiel- en landschapstechnische project in het leven geroepen om het grootste deel van de archipel met elkaar te verbinden en het geheel te veranderen in wat al een ‘netwerk’ of ‘verspreid liggende’ stad is genoemd. Wat inhoudt dat de eilandengroep met die investeringen in wegen, bruggen en -gigatunnels een ‘samenhangend economisch en cultureel gebied creëert dat bijna 90 procent van de bevolking omvat’, volgens de regering van de Faeröer. Het landje houdt in wezen op om een groep eilanden of regio’s te zijn en wordt gezien als één nationaal gebied, met een uniforme dienstverlening en een veelkoppig centrum. Met als gevolg dat het landje, zeker gezien de omvang ervan, een van de modernste en interessantste wegennetten ter wereld zal hebben. En er wordt zelfs al gesproken over nóg een tunnel (een enorme van zo’n 20 kilometer lang, die daarmee de langste onderzeetunnel ter wereld zou zijn), tussen Sandoy en Suðuroy. Daarmee zou 99 procent van de bevolking van de Faeröer door wegen met elkaar verbonden zijn. Het is een groots project op een relatief bescheiden en niet zo prominente eilandengroep. Als de tunnels eenmaal klaar zijn, zullen de Faeröer een heel gewoon samenstel van gemeentes zijn met een supermoderne transport-infrastructuur. Een beetje zoals een Bentley: traditioneel aan de oppervlakte, onder de huid technologisch vooruitstrevend.

Ik ga op reis en ik neem mee: een Bentley

Eerlijk gezegd verliep de reis hierheen niet helemaal vlekkeloos. Het eerste stuk was eenvoudig: veertien uur dwars door Europa, begeleid door de stille kracht van de W12 met z’n 635 pk en een duizenden euro’s kostende Naim-stereoset met een willekeurige podcast. We haalden een gemiddelde van precies 10 l/100 km, en op de Duitse Autobahn, waar niet overal een snelheidslimiet geldt, was hij net zo snel en stabiel en gretig als je zou hopen, ook al bereikten de winterbanden van deze robijnrode GT boven de 260 km/u hun limiet en schoot het benzineverbruik omhoog als een thermometer in een beker dampende chocolademelk.

‘Dit is een bizar, maar toch vertrouwd landschap’

 
Vervolgens namen we een ferry vanuit Hirtshals, in het noorden van Denemarken, en doorkliefden een hier en daar zeer bewogen zee, met golven tot wel negen meter hoog waarbij je je met riemen in je bed moest zien vast te snoeren. Na ruim 40 uur tussen zee-zieke medepassagiers kwamen we om zes uur ’s ochtends in het pikdonker aan in de haven van Tórshavn. Vervolgens tuften we het overzichtelijke stadscentrum uit en reden de heuvels in. De eerste keer dat we een goed uitzicht over de Faeröer hadden, was op een heuveltje op het eiland Streymoy, bij zonsopkomst, daar waar de architectuur van het stadje steeds vreemder wordt. Door de felle kleuren van de zonskomst leek het alsof een eenhoorn de hele horizon los had gewoeld.

De schoonheid van de Atlantische Oceaan

We reden rond en keken onze ogen uit. Dit is een bizar landschap, maar het voelt ook weer heel vertrouwd. De hoofdweg is goed onderhouden en prima begaanbaar – door de Golfstroom regent het veel op de Faeröer, maar een dik pak sneeuw valt er zelden – en de binnenwegen zijn smal, kronkelig en met verdacht weinig hindernissen. Maar het voelt allemaal erg ongerept. Indrukwekkende uitzichten, waarbij de bergen als ruggengraatwervels van een gigantische Leviathan uit de zee oprijzen. En dan die geur – fris en ziltig door de nabijheid van de zee en de afwezigheid van industrie. Je longen worden doorgelucht en gereinigd. Iedere keer dat we de koesterende schoot van de Bentley verlieten, moesten we drie keer met onze ogen knipperen om alles te laten bezinken. We bleven een paar dagen rondtrekken, bezochten huizen met grasdaken die al sinds de zeventiende eeuw door dezelfde familie worden bewoond en dorpjes die er prat op gaan de plaats te zijn waar de Vikingen ooit aan land kwamen. We reden over steeds smaller wordende weggetjes van de ene bergtop naar de andere. Op een spekglad pad bergop kwamen we met vier spinnende wielen vechtend tot stilstand, met naast ons grillig gevormde, door de wind gegeselde bomen die gekromd over het asfalt stonden alsof ze beschutting zochten tegen de elementen.

Op avontuur met de Conti

We exploreerden de tunnels in aanbouw vanuit de tegenovergelegen eilanden en ontmoetten een heleboel vriendelijke, gastvrije en zeer geïnteresseerde en interessante mensen. In onze grote rode Bentley genoten we van wat we zagen. Overal zie je eilandjes en rotsen uit de zee steken – gigantische brokken puin die vanaf de kust van de grotere eilanden in het water lijken te zijn gegooid. De oceaan heeft gestaag aan het land geknaagd, zoals suiker tandglazuur aantast; eeuwenlange onafgebroken corrosie heeft grillige, verrotte stompjes gevormd. We rijden door een tweebaanstunnel door een heuvel en komen op tweebaanswegen die als liefdevolle armen de bergen omvatten. Het weer is op het psychotische af labiel en je kunt in de mist een berg afdalen om uiteindelijke in de stralende zonneschijn te eindigen. Of in een hagelbui. Of in de regen. Of op beijzelde wegen. We rijden over moderne bruggen en 500 meter verder manoeuvreren we de Conti tussen een zeventiende-eeuwse kerk en een huis met grasdak door, waar het maaiwerk wordt verricht door een paar grazende schapen.

Britse klasse in ruige omstandigheden

Vreemd genoeg is de Bentley hier helemaal op zijn plaats. Je zou denken dat dit het terrein was voor een 4×4 met lier of een behendige kleine sportauto, maar de Bentley is volledig in zijn element in dit weergaloze decor. Veel auto’s laten technisch of anderszins te wensen over, maar de Conti is uit ander hout gesneden. Hij is fluweelzacht, maar op vriendelijke wijze meedogenloos, en hij bouwt langzaam snelheid zonder dat hij indruk probeert te maken: eerder een feilloos schot met een katapult dan een wild geweer-salvo. En voor deze Bentley geldt, net als voor veel van dit soort auto’s die lastig in een categorie zijn in te delen, dat er tijd, kilometers en gewenning nodig zijn om hem in alle finesses aan te voelen.
Het is het verschil tussen een shot adrenaline en een zalvende dosis endorfine. Sommige auto’s zijn gemaakt van vederlichte moderniteit en voelen sterk aan zoals een tupperware-bewaarbox sterk aanvoelt. Zo is een Bentley niet. Hij is zo gedegen als eikenhout en draagt het majestueuze gewicht van de traditie. Het is geen auto waar de flamboyantie dik bovenop ligt, hij is juist gladgestreken met subtiliteit. Inderdaad, net als de Faeröer. Dit is geen bruisende stad met neonverlichting, krioelend en overweldigend, deze plek maakt op een stillere, geraffineerdere manier indruk. Ieder detail is raak en het geheel is subliem – het knalt er alleen niet zo vanaf.

De voor- en nadelen van toerisme

Het is een vreemde plek. We staan te kijken naar weer zo’n indrukwekkend uitzicht, aan de rand van een van de eilanden waar een klein dorpje wordt gekoesterd door de omarming van een kleine baai, en laten onze gedachten de vrije loop. De eilanden willen meer toeristen trekken, maar het ongerepte, ongetemde zou te lijden hebben onder af en aan rijdende touringcars. De plaatselijke bewoners beschouwen zich als regelrechte nakomelingen van de Vikingen, maar je bereikt deze eilanden via de allermodernste wegen ter wereld. Allemaal net als de nieuwe Bentley: geworteld in traditie en vol drang naar vernieuwing – en daar voortdurend de goede balans tussen zoekend.
Na vier dagen op de eilanden gaan we bij stormkracht 8 aan boord van een ferry en kijken uit naar een overtocht van ruim 40 uur, gevolgd door een lange rit naar huis. Het is duidelijk dat het soms tijd kost om traditie en moderniteit met elkaar in balans te brengen. Maar de twee kunnen wel degelijk in harmonie samenleven. Dat bewijst de Bentley Continental GT op de terugweg iedere kilometer weer.

Specificaties Bentley Continental GT


Motor
5.950 cc
W12 biturbo
635 pk @ 5.000 tpm
900 Nm @ 1.350 tpm
Aandrijving
vier wielen
8v automaat
Prestaties
0-100 km/u in 3,7 s
top 333 km/u
Verbruik (gemiddeld)
12,2 l/100 km
278 g/km CO2
Afmetingen
4.850 x 1.966 x
1.405 mm (l x b x h)
2.851 mm (wielbasis)
2.144 kg
90 l (benzine)
358 l (bagage)
Prijzen
€ 289.611 (NL)
€ 204.853 (B)

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)